Een bedrijfstelefoonlijst en een persoonlijke telefoonlijst instellen

Telefoonlijstservices configureren

Met de Directory Services bepaalt u de weergave van de adresboeken:
  • Persoonlijk adresboek

  • Alle ingeschakelde telefoonlijsten

U kunt ook de bladermodus van het adresboek en het maximum aantal contacten dat op de telefoon wordt weergegeven, instellen.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 2

Stel in de Directory Services de velden in zoals beschreven in Parameters voor telefoonlijstservices.

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Parameters voor telefoonlijstservices

De volgende tabel definieert de functie en het gebruik van de parameters voor de XSI-telefoonlijst in de sectie Telefoonlijstservices op het tabblad Spraak > Telefoon in de webinterface van de telefoon. Hij definieert ook de syntaxis van de tekenreeks die aan het telefoonconfiguratiebestand (cfg.xml) is toegevoegd met XML-code om een parameter te configureren.

Tabel 1. Parameters voor telefoonlijstservices

Parameter

Beschrijving

Persoonlijke telefoonlijst inschakelen

Hiermee schakelt u de map met persoonlijke adresboeken in voor de telefoongebruiker.

Selecteer Ja om de telefoonlijst in te schakelen en Nee om deze uit te schakelen.

Als u het adresboek uitschakelt:

  • Gebruikers kunnen geen contactpersonen zoeken in hun persoonlijke adresboek

  • kunnen gebruikers geen contactpersoon toevoegen aan hun persoonlijke adresboek

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <Personal_Directory_Enable ua="na">Yes</Personal_Directory_Enable>
  • In de webinterface van de telefoon stelt u dit veld in op Ja om de persoonlijk adresboek in te schakelen.

Geldige waarden: Ja|Nee

Standaard: Ja

Alles zoeken inschakelen

Bepaalt of de telefoongebruiker kan zoeken naar contacten in Alle adresboeken.

Selecteer Ja om de zoekbewerking in te schakelen en Nee om deze uit te schakelen.

In Alle telefoonlijsten staan de volgende telefoonlijsten met prioriteit van hoog naar laag:

  1. Persoonlijk adresboek

  2. BroadSoft-directory

  3. LDAP-directory

  4. Bluetooth-telefoonlijst

In Alle telefoonlijsten staan alleen de ingeschakelde telefoonlijsten.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <Search_All_Enable ua="na">Yes</Search_All_Enable>
  • In de webinterface van de telefoon stelt u dit veld in op Ja om de zoekbewerking in te schakelen.

Geldige waarden: Ja|Nee

Standaard: Ja

Bladermodus inschakelen

Bepaalt of een bewerking voor automatisch vooraf laden wordt gestart om de contactpersonen weer te geven wanneer u een telefoonlijst invoert in de telefoon.

Selecteer Ja om de bladermodus voor alle mappen in te schakelen en Nee om deze uit te schakelen.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <Browse_Mode_Enable ua="na">Yes</Browse_Mode_Enable>
  • In de webinterface van de telefoon stelt u dit veld in op Ja om de bladermodus in te schakelen.

Geldige waarden: Ja|Nee

Standaard: Nee

Max. aantal records weergeven

Stelt het maximum aantal contactpersonen in dat in een telefoonlijst wordt weergegeven.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <Max_Display_Records ua="na">50</Max_Display_Records>
  • Voer de juiste waarde in op de webpagina van de telefoon.

De telefoon geeft alleen afzonderlijke contactpersonen weer. Als de telefoonlijsten gedupliceerde contactpersonen bevatten, kan het aantal contactpersonen minder zijn dan de waarde die is geconfigureerd.

Opmerking

 
De Cisco IP Phone 7811toestellen voor meerdere platforms ondersteunen de parameter niet.

Waardebereik: 50 tot 999

Standaardwaarde: 50

Schakel het zoeken naar contactpersonen uit in alle telefoonboeken

Standaard kan de gebruiker naar contacten zoeken in alle telefoonboeken op de telefoon. U kunt de telefoon configureren om deze functie uit te schakelen. Vervolgens kan de gebruiker alleen naar een contactpersoon in één telefoonboek zoeken.

Wanneer u deze procedure voltooit, wordt de optie Alle telefoonboeken niet weergegeven onder het menu Telefoonboeken op het telefoonscherm.

U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:
<Search_All_Enable ua="na">No</Search_All_Enable>

De geldige waarden zijn Ja en Nee. De standaardinstelling is Ja.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 2

Stel in sectie Directory Services het veld Search All Enable in op Nee.

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Persoonlijke telefoonlijst uitschakelen

De persoonlijke directory is standaard ingeschakeld op de telefoon. U kunt het persoonlijk adresboek uitschakelen via de webinterface van de telefoon. Wanneer u het persoonlijk adresboek uitschakelt:

  • Het tabblad Persoonlijk adresboek wordt niet weergegeven in de telefoon webinterface.

  • De optie Persoonlijk adresboek wordt niet weergegeven op het Telefoonboekscherm.

  • de gebruiker kan geen contacten toevoegen aan het persoonlijk adresboek vanuit de belgeschiedenis of andere adresboeken.

  • De telefoon slaat de persoonlijke telefoonlijst over wanneer de gebruiker zoekt naar een contactpersoon in alle telefoonlijsten.

  • Wanneer de gebruiker een nummer kiest met het toetsenblok of wanneer er een gesprek binnenkomt, wordt de persoonlijke telefoonlijst overgeslagen wanneer de gebruiker zoekt naar een overeenkomend nummer in telefoonlijsten.

U kunt de parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:
<Personal_Directory_Enable ua="na">No</Personal_Directory_Enable>

De geldige waarden zijn Ja en Nee. De standaardinstelling is Ja.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 2

Stel in de sectie Directory Services het veld Persoonlijke map inschakelen op Nee .

Dit veld is standaard ingesteld op Ja.

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


LDAP-configuratie

De Cisco IP-telefoon ondersteunt Lightweight Directory Access Protocol (LDAP) v3. Met LDAP-bedrijfstelefoonlijst doorzoeken kan een gebruiker in een opgegeven LDAP-telefoonlijst zoeken naar een naam, telefoonnummer of beide. Directories op basis van LDAP, zoals Microsoft Active Directory 2003 en OpenLDAP-databases, worden ondersteund.

Gebruikers hebben toegang tot LDAP via het menu Telefoonlijst op hun IP-telefoon. Met een LDAP-zoekopdracht worden maximaal 20 records geretourneerd.

Bij de instructies in deze sectie wordt ervan uitgegaan dat u een LDAP-server hebt geïnstalleerd, zoals OpenLDAP of Microsoft Active Directory Server 2003.

De zoekopdracht van de LDAP-bedrijfstelefoonlijst voorbereiden

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Systeem.

Stap 2

Voer in de sectie IPv4 Settings (IPv4-instellingen) het IP-adres van de DNS-server in het veld Primary DNS (Primaire DNS) in.

Deze stap is alleen vereist als u Active Directory gebruikt terwijl verificatie is ingesteld op MD5.

U kunt deze parameter configureren in het configuratiebestand door een tekenreeks in deze notatie in te voeren:
<Primary_DNS ua="na">10.74.2.7</Primary_DNS>

Stap 3

Voer in de sectie Optionele netwerkconfiguratie in het veld Domein het LDAP-domein in.

Deze stap is alleen vereist als u Active Directory gebruikt terwijl verificatie is ingesteld op MD5.

Bij sommige sites kan DNS niet intern worden geïmplementeerd en in plaats daarvan wordt Active Directory 2003 gebruikt. In dat geval hoeft u geen primair DNS-adres en een LDAP-domein in te voeren. Met Active Directory 2003 is de verificatiemethode echter beperkt tot Eenvoudig.

U kunt deze parameter configureren in het configuratiebestand door een tekenreeks in deze notatie in te voeren:
<Domain ua="na">LDAPdomainname.com</Domain>

Stap 4

Klik op het tabblad Telefoon.

Stap 5

Configureer de LDAP-velden zoals wordt beschreven in Parameters voor LDAP-telefoonlijst.

Stap 6

Klik op Submit All Changes.


Parameters voor LDAP-telefoonlijst

De volgende tabel definieert de functie en het gebruik van de LDAP-namenlijstparameters in de sectie LDAP op het tabblad Spraak > Telefoon in de webinterface van de telefoon. Hij definieert ook de syntaxis van de tekenreeks die aan het telefoonconfiguratiebestand (cfg.xml) is toegevoegd met XML-code om een parameter te configureren.

Tabel 2. Parameters voor LDAP-telefoonlijst

Parameter

Beschrijving

LDAP-telefoonlijst inschakelen)

Hiermee kunt u de LDAP-telefoonlijst in-of uitschakelen.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <LDAP_Dir_Enable ua="na">Yes</LDAP_Dir_Enable>
  • In de webinterface van de telefoon stelt u dit veld in op Ja of Nee om de LDAP-telefoonlijst in of uit te schakelen.

Geldige waarden: Ja en Nee

Standaard: Nee

Naam bedrijfstelefoonlijst

Voer een naam met vrije tekst in, zoals “Bedrijfstelefoonlijst”.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <LDAP_Corp_Dir_Name ua="na">Coprorate Directory</LDAP_Corp_Dir_Name>
  • Voer in de telefoonwebinterface de naam van de telefoonlijst van het bedrijf in.

Geldige waarden: tekst met maximaal 63 tekens

Standaard: leeg

Server

Voer een volledig gekwalificeerde domeinnaam of het IP-adres van een LDAP-server in.

Voer de hostnaam van de LDAP-server in als de MD5-verificatiemethode wordt gebruikt.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <LDAP_Server ua="na">ldapserver.com</LDAP_Server>
  • Voer in de telefoonwebinterface het IP-adres of de hostnaam van de LDAP-server in.

Standaard: leeg

Zoekbasis

Geef een startpunt in de directorystructuur op vanwaar moet worden gezocht. Scheid domeincomponenten [dc] met een komma. Bijvoorbeeld:

dc=cv2bu,dc=com

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <LDAP_Search_Base ua="na">dc=cv2bu,dc=com</LDAP_Search_Base>
  • In de telefoonwebinterface voert u de zoekbasis in.

Standaard: leeg

DN client

Voer de domeincomponenten [dc] van de onderscheidende naam in, bijvoorbeeld:
dc=cv2bu,dc=com

Als u het Active Directory-standaardschema (Name(cn)->Users->Domain) gebruikt, volgt hier een voorbeeld van de client-DN:

cn=”David Lee”,dc=users,dc=cv2bu,dc=com
cn=”David Lee”,dc=cv2bu,dc=com

gebruikersnaam@domein is de client DN-indeling voor een Windows-server

Bijvoorbeeld: DavidLee@cv2bu.com

Deze parameter is beschikbaar wanneer de verificatiemethode is ingesteld op eenvoudig.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <LDAP_Client_DN ua="na">dc=cv2bu,dc=com</LDAP_Client_DN>
  • Voer in de telefoonwebinterface de naam van het clientdomein in.

Standaard: leeg

Gebruikersnaam

Voer de gebruikersnaam voor een bekende gebruiker op de LDAP-server in.

Deze parameter is beschikbaar als de verificatiemethode is ingesteld op Digest-MD5.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <LDAP_User_Name ua="na">dc=cv2bu,dc=com</LDAP_User_Name>
  • Voer in de telefoonwebinterface de gebruikersnaam in.

Standaard: leeg

Wachtwoord

Als u de gebruiker toegang verleent tot de LDAP-namenlijst zonder de aanmeldingsgegevens in te voeren, voert u het wachtwoord voor de gebruiker in dit veld in. Als u toegang verleent aan specifieke gebruikers, laat u dit veld leeg. De telefoon vraagt referenties aan om toegang te krijgen tot de LDAP-namenlijst:

Door de gebruikersgegevens in te voeren op de telefoon, wordt dit veld en het configuratiebestand bijgewerkt.

Het wachtwoord dat in dit veld wordt ingevoerd, wordt als volgt weergegeven in het configuratiebestand (cfg. XML).
<!-- <LDAP_Password ua="na">**********</LDAP_Password >-->

Standaard: leeg

Verificatiemethode

Selecteer de verificatiemethode die voor de LDAP-server vereist is. Opties zijn:

  • Geen: er wordt geen verificatie gebruikt tussen de client en de server.

  • Eenvoudig: de volledig gekwalificeerde domeinnaam en het wachtwoord van de client worden naar de LDAP-server verzonden. Dit kan beveiligingsproblemen opleveren.

    Als deze optie is geselecteerd, vraagt de telefoon de client-DN en het wachtwoord om toegang te krijgen tot de LDAP-namenlijst.

    Als een van de twee of beide referenties leeg zijn, is de bewerking die wordt gebruikt om de clients te verifiëren, de anonieme eenvoudige bindingsbewerking. Het succes van de bewerking hangt af van of de LDAP-server deze ondersteunt.

    Gebruikers hebben toegang tot de LDAP-adreslijst zonder dat de gebruikersreferenties hoeven te worden ingevoerd als aan een van de volgende situaties is voldaan:

    • De gebruikers referenties worden opgeslagen in de cache op de telefoon.

    • De LDAP-server staat de anonieme eenvoudige bindingsbewerking toe en de bewerking wordt uitgevoerd. En de parameter LDAP-prompt voor lege referenties is ingesteld op Nee.

  • Digest-MD5: de LDAP-server verzendt verificatieopties en een token naar de client. De client retourneert een gecodeerd antwoord dat door de server wordt gedecodeerd en gecontroleerd.

    Als deze optie is geselecteerd, vraagt de telefoon de Gebruikersnaam en het wachtwoord om toegang te krijgen tot de LDAP-namenlijst

    Gebruikers hebben toegang tot de LDAP-namenlijst zonder dat ze de gebruikersgegevens hoeven in te voeren wanneer de aanmeldingsgegevens in het cachegeheugen van de telefoon zijn opgeslagen.

Zie Overzicht van LDAP-namenlijst voor meer informatie.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <LDAP_Auth_Method ua="na">Simple</LDAP_Auth_Method>
  • Kies een verificatiemethode in de telefoonwebinterface.

Standaard: Geen

LDAP-promt vraagt om lege referenties

Schakel de LDAP-inlogprompt in of uit wanneer er geen gebruikersgegevens op de telefoon staan. Deze functie wordt alleen gebruikt voor de eenvoudige verificatiemethode die de anonieme eenvoudige bindbewerking omvat.

  • Als de waarde Ja is, vraagt de telefoon altijd om LDAP-referenties. Als de LDAP-server de anonieme eenvoudige binding ondersteunt, kunnen gebruikers de aanmeldingsgegevens invoeren of deze leeg laten om toegang te krijgen tot de LDAP-namenlijst.

  • Als de waarde Nee is, hebben gebruikers rechtstreeks toegang tot de LDAP-namenlijst wanneer de anonieme eenvoudige bindbewerking slaagt.

Als de LDAP-server de anonieme eenvoudige binding (lege aanmeldingsgegevens) niet ondersteunt, moeten de gebruikers de client-DN en het wachtwoord invoeren om toegang te krijgen tot de LDAP-namenlijst.

Deze parameter wordt niet weergegeven op de webpagina voor telefoonbeheer. Voer de volgende handelingen uit om de parameter te configureren:

Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

<LDAP_Prompt_For_Empty_Credentials ua="na">Yes</LDAP_Prompt_For_Empty_Credentials>

Geldige waarden: Ja en Nee

Standaard: Nee

StartTLS inschakelen

Schakel de bewerking Start Transport Layer Security (StartTLS) in of uit. Het biedt de mogelijkheid om TLS in een LDAP-sessie tot stand te brengen.

Wanneer StartTLS inschakelen is ingesteld op Ja, is het gedrag van de telefoon afhankelijk van de instelling van de LDAP-server:

  • Als de LDAP-server is gedefinieerd als "LDAP://Server: poort", verzendt de telefoon de StartTLS-aanvraag naar de LDAP-server.

  • Als de LDAP-server is gedefinieerd als "LDAPS://Server: poort", voert de telefoon rechtstreeks de bewerking LDAP over TLS (LDAPS) uit.

Wanneer StartTLS inschakelen is ingesteld op Nee, is het telefoongedrag afhankelijk van de instelling van de LDAP-server:

  • Als de LDAP-server is gedefinieerd als "LDAP://Server: poort", voert de telefoon de LDAP-bewerking uit.

  • Als de LDAP-server is gedefinieerd als "LDAPS://Server: poort", voert de telefoon de LDAPS-bewerking uit.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <LDAP_StartTLS_Enable ua="na">Yes</LDAP_StartTLS_Enable>
  • In de webinterface van de telefoon stelt u dit veld in op Ja of Nee om de StartTLS in te schakelen.

Geldige waarden: Ja en Nee

Standaard: Nee

Achternaamfilter

Gebruik dit veld om te specificeren hoe de telefoon zoekopdrachten moet uitvoeren op basis van de achternaam (sn) wanneer gebruikers naar contacten zoeken.

Voorbeelden:

sn:(sn=$VALUE*) geeft de telefoon opdracht om alle achternamen te zoeken die beginnen met de ingevoerde tekenreeks.

sn:(sn=*$VALUE*) geeft de telefoon de instructie om alle achternamen te vinden waarin de ingevoerde zoekreeks voorkomt in de achternaam. Deze methode is inclusiever en haalt meer zoekresultaten op. Deze methode komt overeen met de zoekmethode in andere telefoonlijsten zoals de BroadSoft-telefoonlijsten en het persoonlijke adresboek van de gebruiker op de telefoon.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <LDAP_Last_Name_Filter ua="na">sn:(sn=L*)</LDAP_Last_Name_Filter>
  • In de telefoonwebinterface voert u het filter in.

Standaard: leeg

First Name Filter (Voornaamfilter)

Gebruik dit veld om te specificeren hoe de telefoon zoekopdrachten moet uitvoeren op basis van de voornaam (cn) wanneer gebruikers naar contacten zoeken.

Voorbeelden:

cn:(cn=$VALUE*) geeft de telefoon opdracht om alle voornamen te zoeken die beginnen met de ingevoerde tekenreeks.

cn:(cn=*$VALUE*) geeft de telefoon de instructie om alle voornamen te vinden waarin de ingevoerde zoekreeks voorkomt in de voornaam. Deze methode is inclusiever en haalt meer zoekresultaten op. Deze methode komt overeen met de zoekmethode in andere telefoonlijsten zoals de BroadSoft-telefoonlijsten en het persoonlijke adresboek van de gebruiker op de telefoon.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <LDAP_First_Name_Filter ua="na">cn:(cn=John*)</LDAP_First_Name_Filter>
  • In de telefoonwebinterface voert u het filter in.

Standaard: leeg

Search Item 3 (Zoekitem 3)

Aanvullend aangepast zoekitem. Kan leeg zijn als het niet nodig is.

Deze parameter wordt alleen gebruikt voor de functie voor het opzoeken van reservenamen voor de LDAP-namenlijst. Zie Reverse lookup voor namen inschakelen voor meer informatie over de functie.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <LDAP_Search_Item_3 ua="na">search_item</LDAP_Search_Item_3>
  • Geef in de telefoon webinterface een naam op voor het aanvullende item waarnaar u wilt zoeken.

Standaard: leeg

Search Item 3 Filter (Filter zoekitem 3)

Aangepast filter voor het gezochte item. Kan leeg zijn als het niet nodig is.

Deze parameter wordt alleen gebruikt voor de functie voor het opzoeken van reservenamen voor de LDAP-namenlijst. Zie Reverse lookup voor namen inschakelen voor meer informatie over de functie.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <LDAP_Item_3_Filter ua="na">cn:(cn=John*)</LDAP_Item_3_Filter>
  • In de telefoonwebinterface voert u het filter in.

Standaard: leeg

Search Item 4 (Zoekitem 4)

Aanvullend aangepast zoekitem. Kan leeg zijn als het niet nodig is.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <LDAP_Search_Item_4 ua="na">search_item</LDAP_Search_Item_4>
  • Geef in de telefoon webinterface een naam op voor het aanvullende item waarnaar u wilt zoeken.

Standaard: leeg

Search Item 4 Filter (Filter zoekitem 4)

Aangepast filter voor het gezochte item. Kan leeg zijn als het niet nodig is.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <LDAP_Item_4_Filter ua="na">cn:(cn=John*)</LDAP_Item_4_Filter>
  • In de telefoonwebinterface voert u het filter in.

Standaard: leeg

Display Attrs (Weergaveattributen)

Indeling van LDAP-resultaten die op de telefoon worden weergegeven. Hierin geldt het volgende:

  • a: kenmerk Naam

    a=telephoneNumber betekent bijvoorbeeld dat het kenmerk Naam wordt gebruikt voor een telefoonnummer.

    Andere veelvoorkomende waarden: faxtelefoonnummer, mobiel, mobieletelefoonnummer, iptelefoon, privetelefoon, anderetelefoon en piepernummer

  • cn: Common name (algemene naam)

  • sn: Surname (achternaam)

  • n: weergavenaam

    Bijvoorbeeld: n=Telefoon zorgt ervoor dta “Telefoon:” vóór het telefoonnummer van een LDAP-queryresultaat wordt weergegeven wanneer de detailschermtoets wordt ingedrukt.

  • t: type

    Wanneer t=p, dat wil zeggen, t is een telefoonnummer, kan het opgehaalde telefoonnummer worden gekozen. Er kan slechts één nummer kiesbaar worden gemaakt. Als twee nummers als te kiezen worden gedefinieerd, wordt alleen het eerste nummer gebruikt. Bijvoorbeeld a=ipPhone, t=p; a=mobile, t=p;

    Dit voorbeeld heeft als resultaat dat slechts alleen het IP-telefoon-nummer te kiezen is en het mobiele nummer wordt genegeerd.

  • p: phone number

    Wanneer p wordt toegewezen aan een type attribuut, bijvoorbeeld t=p, kan het opgehaalde nummer worden gekozen door de telefoon.

    Bijvoorbeeld a=givenName,n=firstname;a=sn,n=lastname;a=cn,n=cn;a=telephoneNumber,n=tele,t=p

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <LDAP_Display_Attrs ua="na">a=givenName,n=firstname;a=sn,n=lastname;a=cn,n=cn;a=telephoneNumber,n=tele,t=p;a=mail,n=mail;a=postalAddress,n=address;a=postalCode,n=postalcode;a=uid,n=uid;a=facsimileTelephoneNumber,n=fax;a=title,n=title</LDAP_Display_Attrs>
  • Voer in de telefoon webinterface de attributen in die u wilt weer geven.

Standaard: leeg

Number Mapping (Toewijzing nummer)

Met de LDAP-nummertoewijzing kunt u het nummer bewerken dat van de LDAP-server is opgehaald. U kunt bijvoorbeeld 9 toevoegen aan het nummer als uw nummerplan vereist dat een gebruiker 9 invoert voordat hij/zij belt. Voeg het voorvoegsel 9 toe door (<:9xx.>) toe te voegen aan het veld Toewijzing LDAP-nummer. Bijvoorbeeld 555 1212 wordt 9555 1212.

Als u het nummer niet op deze manier bewerkt, kan een gebruiker de functie Bewerk nr. gebruiken om het nummer te bewerken alvorens te bellen.

Laat dit veld leeg als u het niet nodig hebt.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <LDAP_Number_Mapping ua="na"><:9xx.></LDAP_Number_Mapping>
  • Voer in de telefoon webinterface het koppelings nummer in.

Standaard: leeg

Overzicht van LDAP-namenlijst

Het volgende diagram toont de toegangslogica tot de LDAP-namenlijst in verschillende verificatiemethoden:

BroadSoft-instellingen configureren

Met de BroadSoft-telefoonlijstservice kunnen gebruikers hun persoonlijke, groeps- of bedrijfscontactpersonen zoeken en weergeven. Deze toepassingsfunctie maakt gebruik van de Extended Services Interface (XSI) van BroadSoft.

Ter verbetering van de beveiliging plaatst de telefoonfirmware toegangsbeperkingen op de invoervelden voor de naam van de hostserver en telefoonlijst.

De telefoon gebruikt twee soorten XSI-verificatiemethoden:

  • Aanmeldingsgegevens gebruiker: de telefoon gebruikt de XSI-gebruikers-id en het wachtwoord.

  • SIP-referenties: de naam en het wachtwoord voor het SIP-account dat op de telefoon is geregistreerd. Voor deze verificatiemethode kan de telefoon de gebruikers-id voor XSI samen met de referenties van SIP-verificatie gebruiken.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 2

Kies in de sectie XSI ServiceJa in de vervolgkeuzelijst Telefoonlijst inschakelen.

U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:
<Directory_Enable ua="na">Yes</Directory_Enable>

Stap 3

Stel de velden in zoals beschreven in Parameters voor XSI-telefoonservice.

Stap 4

Klik op Submit All Changes.


Parameters voor XSI-telefoonservice

De volgende tabel definieert de functie en het gebruik van de parameters voor de XSI-telefoonlijst in de sectie XSI-telefoonservice op het tabblad Spraak > Telefoon in de webinterface van de telefoon. Hij definieert ook de syntaxis van de tekenreeks die aan het telefoonconfiguratiebestand (cfg.xml) is toegevoegd met XML-code om een parameter te configureren.

Tabel 3. Parameters voor XSI-telefoonservice

Parameter

Beschrijving

XSI-hostserver

Voer de naam van de server in, bijvoorbeeld
xsi.iop1.broadworks.net

Opmerking

 

De XSI Host-server gebruikt standaard het HTTP-protocol. Als u XSI wilt inschakelen via HTTPS, geeft u https:// op in de server.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <XSI_Host_Server ua="na">https://xsi.iop1.broadworks.net</XSI_Host_Server>
  • Voer in de webinterface van de telefoon de te gebruiken XSI-server in.

Standaard: leeg

XSI Authentication Type (Verificatietype XSI)

Bepaalt het XSI-verificatietype.

Selecteer Aanmeldingsgegevens om de toegang met XSI-id en woord te verifiëren. Selecteer SIP-aanmeldingsgegevens om toegang te verifiëren met de geregistreerde gebruikers-id en het wachtwoord voor het SIP-account dat op de telefoon is geregistreerd.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <XSI_Authentication_Type ua="na">SIP Credentials</XSI_Authentication_Type>
  • Geef in de webinterface van de telefoon het verificatietype voor de XSI-service op.

Geldige waarden: aanmeldings gegevens | SIP-aanmeldings gegevens

Standaard: aanmeldingsgegevens

Login User ID (Gebruikers-id voor aanmelden)

Gebruikers-id voor BroadSoft van de telefoongebruiker, bijvoorbeeld jansmit@xdp.broadsoft.com.

Geef de SIP-verificatie-id op wanneer u Aanmeldingsgegevens of SIP-referenties selecteert voor het XSI-verificatietype.

Wanneer u SIP-verificatie-id kiest als SIP-referenties, moet u de gebruikers-id voor aanmelden invoeren. Zonder aanmeldings-id wordt de BroadSoft Directory niet weergegeven in de telefoonlijst van de telefoon.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <Login_User_ID ua="na">username</Login_User_ID>
  • Voer in de webinterface van de telefoon de gebruikersnaam in die wordt gebruikt om de toegang tot de XSI-server te verifiëren.

Standaard: leeg

Aanmeldwachtwoord

Alfanumeriek wachtwoord gekoppeld aan de gebruikers-id.

Voer het aanmeldwachtwoord in wanneer u Aanmeldingsgegevens selecteert bij XSI-verificatietype.

Standaard: leeg

SIP Auth ID (SIP-verificatie-id)

De geregistreerde gebruikers-id van het SIP-account dat op de telefoon is geregistreerd.

Geef de SIP-verificatie-id op wanneer u SIP-referenties selecteert voor het XSI-verificatietype.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <SIP_Auth_ID ua="na">username</SIP_Auth_ID>
  • Voer in de webinterface van de telefoon de gebruikersnaam in die wordt gebruikt om de toegang tot de XSI-server te verifiëren.

Standaard: leeg

SIP-wachtwoord

Het wachtwoord van het SIP-account dat op de telefoon is geregistreerd.

Geef het SIP-wachtwoord op wanneer u SIP-referenties selecteert voor het XSI-verificatietype.

Standaard: leeg

Directory Enable (Telefoonlijst inschakelen)

Hiermee schakelt u de Broadsoft Directory in voor de telefoongebruiker.

Selecteer Ja om de telefoonlijst in te schakelen en Nee om deze uit te schakelen.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <Directory_Enable ua="na">Yes</Directory_Enable>
  • In de webinterface van de telefoon stelt u dit veld in op Ja om de BroadSoft-telefoonlijst in te schakelen.

Geldige waarden: Ja en Nee

Standaard: Nee

Adresboek Individuele Modus inschakelen

Hiermee schakelt u de individuele modus in voor de BroadSoft-directory's. De parameter is alleen geldig als Adresboek inschakelen is ingesteld op Ja.

Wanneer deze modus is ingeschakeld, worden de afzonderlijke BroadSoft-directory's (zoals Enterprise, Groep, Persoonlijk, enzovoort) in de telefoon weergegeven.

Wanneer deze modus is uitgeschakeld, wordt alleen de BroadSoft directory op de telefoon weergegeven.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <XsiDir_Individual_Mode_Enable ua="na">Yes</XsiDir_Individual_Mode_Enable>
  • In de webinterface van de telefoon stelt u dit veld in op Ja om de individuele modus voor de BroadSoft-telefoonlijst in te schakelen.

Geldige waarden: Ja en Nee

Standaard: Nee

Type telefoonlijst

Selecteer het type BroadSoft-telefoonlijst:

  • Bedrijf: hiermee kunnen gebruikers zoeken op achternaam, voornaam, gebruikers- of groeps-id, telefoonnummer, toestel, afdeling of e-mailadres.

  • Groep: hiermee kunnen gebruikers zoeken op achternaam, voornaam, gebruikers-id, telefoonnummer, toestel, afdeling of e-mailadres.

  • Persoonlijk: hiermee kunnen gebruikers zoeken op achternaam, voornaam of telefoonnummer.

  • Algemene onderneming: Hiermee kunnen gebruikers zoeken op naam of nummer.

  • Groep algemeen: Hiermee kunnen gebruikers zoeken op naam of nummer.

Deze parameter is alleen geldig wanneer 'Adresboek inschakelen' is ingesteld op Ja en 'Adresboek Individuele Modus inschakelen' is ingesteld op Nee.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <Directory_Type ua="na">Enterprise</Directory_Type>
  • Geef in de webinterface van de telefoon het type Broadsoft-telefoonlijst op.

Geldige waarden: onderneming, groep, persoonlijk, algemene onderneming en algemene groep

Standaard: Bedrijf

Naam directory

De naam van de telefoonlijst. Wordt op de telefoon als een telefoonlijstkeuze weergegeven.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <Directory_Name ua="na">DirName</Directory_Name>
  • Geef in de telefoon webinterface de naam op van de BroadSoft-telefoon lijst die u wilt weer geven op de telefoon.

Standaard: leeg

Als de waarde leeg is, wordt in de telefoon "BroadSoft-directory" weergegeven.

Persoonlijke telefoonlijst inschakelen

Hiermee schakelt u de Broadsoft persoonlijke telefoonlijst in voor de telefoongebruiker.

Selecteer Ja om de telefoonlijst in te schakelen en Nee om deze uit te schakelen.

De parameter is alleen geldig als zowel Adresboek Inschakelen als Adresboek Individuele Modus Inschakelen zijn ingesteld op Yes.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <XsiDir_Personal_Enable ua="na">Yes</XsiDir_Personal_Enable>
  • In de webinterface van de telefoon stelt u dit veld in op Ja om de telefoonlijst in te schakelen.

Geldige waarden: Ja en Nee

Standaard: Nee

Naam persoonlijke telefoonlijst

Naam van de persoonlijke BroadSoft-directory. Wordt op de telefoon als een telefoonlijstkeuze weergegeven.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <XsiDir_Personal_Name ua="na">DirPersonalName</XsiDir_Personal_Name>
  • Geef in de telefoon webinterface de naam op van de telefoonlijst die u wilt weer geven op de telefoon.

Standaard: leeg

Als de waarde leeg is, geeft de telefoon "Persoonlijk" weer.

Telefoonlijstgroep inschakelen

Hiermee schakelt u de Broadsoft-telefoonlijstgroep in voor de telefoongebruiker.

Selecteer Ja om de telefoonlijst in te schakelen en Nee om deze uit te schakelen.

De parameter is alleen geldig als zowel Adresboek Inschakelen als Adresboek Individuele Modus Inschakelen zijn ingesteld op Yes.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <XsiDir_Group_Enable ua="na">Yes</XsiDir_Group_Enable>
  • In de webinterface van de telefoon stelt u dit veld in op Ja om de telefoonlijst in te schakelen.

Geldige waarden: Ja en Nee

Standaard: Nee

Naam telefoonlijstgroep

Naam van de BroadSoft-telefoonlijstgroep. Wordt op de telefoon als een telefoonlijstkeuze weergegeven.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <XsiDir_Group_Name ua="na">DirGroupName</XsiDir_Group_Name>
  • Geef in de telefoon webinterface de naam op van de telefoonlijst die u wilt weer geven op de telefoon.

Standaard: leeg

Als de waarde leeg is, geeft de telefoon "Groep" weer.

Ondernemingstelefoonlijst inschakelen

Hiermee schakelt u de Broadsoft-ondernemingstelefoonlijst in voor de telefoongebruiker.

Selecteer Ja om de telefoonlijst in te schakelen en Nee om deze uit te schakelen.

De parameter is alleen geldig als zowel Adresboek Inschakelen als Adresboek Individuele Modus Inschakelen zijn ingesteld op Yes.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <XsiDir_Enterprise_Enable ua="na">Yes</XsiDir_Enterprise_Enable>
  • In de webinterface van de telefoon stelt u dit veld in op Ja om de telefoonlijst in te schakelen.

Geldige waarden: Ja en Nee

Standaard: Nee

Naam ondernemingstelefoonlijst

De naam van de BroadSoft-ondernemingstelefoonlijst. Wordt op de telefoon als een telefoonlijstkeuze weergegeven.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <XsiDir_Enterprise_Name ua="na">DirEnterpriseName</XsiDir_Enterprise_Name>
  • Geef in de telefoon webinterface de naam op van de telefoonlijst die u wilt weer geven op de telefoon.

Standaard: leeg

Als de waarde leeg is, geeft de telefoon "Onderneming" weer.

Adres algemene groep inschakelen

Hiermee schakelt u de algemene Broadsoft-telefoonlijstgroep in voor de telefoongebruiker.

Selecteer Ja om de telefoonlijst in te schakelen en Nee om deze uit te schakelen.

De parameter is alleen geldig als zowel Adresboek Inschakelen als Adresboek Individuele Modus Inschakelen zijn ingesteld op Yes.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <XsiDir_GroupCommon_Enable ua="na">Yes</XsiDir_GroupCommon_Enable>
  • In de webinterface van de telefoon stelt u dit veld in op Ja om de telefoonlijst in te schakelen.

Geldige waarden: Ja en Nee

Standaard: Nee

Naam van de algemene adresboekgroep

Naam van de algemene BroadSoft-telefoonlijstgroep. Wordt op de telefoon als een telefoonlijstkeuze weergegeven.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <XsiDir_GroupCommon_Name ua="na">DirGroupCommon</XsiDir_GroupCommon_Name>
  • Geef in de telefoon webinterface de naam op van de telefoonlijst die u wilt weer geven op de telefoon.

Standaard: leeg

Als de waarde leeg is, geeft de telefoon "Algemene Groep" weer.

Adresboek van de algemene onderneming inschakelen

Hiermee schakelt u de algemene Broadsoft-ondernemingstelefoonlijst in voor de telefoongebruiker.

Selecteer Ja om de telefoonlijst in te schakelen en Nee om deze uit te schakelen.

De parameter is alleen geldig als zowel Adresboek Inschakelen als Adresboek Individuele Modus Inschakelen zijn ingesteld op Yes.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <XsiDir_EnterpriseCommon_Enable ua="na">Yes</XsiDir_EnterpriseCommon_Enable>
  • In de webinterface van de telefoon stelt u dit veld in op Ja om de telefoonlijst in te schakelen.

Geldige waarden: Ja en Nee

Standaard: Nee

Naam van de algemene adresboekonderneming

De naam van de algemene BroadSoft-ondernemingstelefoonlijst. Wordt op de telefoon als een telefoonlijstkeuze weergegeven.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <XsiDir_EnterpriseCommon_Name ua="na">DirEnterpriseCommon</XsiDir_EnterpriseCommon_Name>
  • Geef in de telefoon webinterface de naam op van de telefoonlijst die u wilt weer geven op de telefoon.

Standaard: leeg

Als de waarde leeg is, wordt op de telefoon "Algemene ondernemingstelefoonlijst" weergegeven.

Contactpersonen toevoegen aan persoonlijke adresboek

Hiermee kan de gebruiker contactpersonen toevoegen aan de persoonlijke BroadSoft-directory in plaats van het lokale persoonlijke adresboek.

De parameter is alleen geldig als Persoonlijke adresboek inschakelen is ingesteld op Ja.

  • Als Persoonlijke telefoonlijst inschakelen is ingesteld op Nee en Persoonlijke telefoonlijst inschakelen is ingesteld op Ja, worden de contactpersonen toegevoegd aan het lokale persoonlijke adresboek.

    Persoonlijke telefoonlijst inschakelen vindt u in het gedeelte Adreslijstservices van Spraak > Telefoon.

  • Als beide parameters zijn ingesteld op Nee, kan de gebruiker de contacten niet aan de telefoon toevoegen.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <Add_Contacts_to_Directory_Personal ua="na">Yes</Add_Contacts_to_Directory_Personal>
  • In de webinterface van de telefoon stelt u dit veld in op Ja om de kenmerken in te schakelen.

Geldige waarden: Ja en Nee

Standaard: Nee

Persoonlijk adresboek instellen

Telefoongebruikers kunnen een persoonlijk adresboek instellen via de webinterface of het menu Contacts (Contactpersonen) > Personal address book (Persoonlijk adresboek) op de telefoon. De installatie van het persoonlijke adresboek is niet beschikbaar in het configuratiebestand (cfg.xml)

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer het tabblad Personal Directory (Persoonlijk adresboek).

Stap 2

Op dit tabblad kunt u het volgende doen:

  • Klik op Add to Personal Directory (Toevoegen aan persoonlijk adresboek) om een contactpersoon toe te voegen aan het persoonlijke adresboek.

    Er kunnen maximaal drie telefoonnummers worden toegevoegd aan een contactpersoon.

  • Klik op Edit (Bewerken) bij een bestaande contactpersoon om de contactgegevens te bewerken.
  • Klik op Assign (Toewijzen) om een snelkiesindex toe te wijzen aan een telefoonnummer van de contactpersoon.
  • Selecteer een bestaande contactpersoon en klik op Delete Contact (Contactpersoon verwijderen) om deze te verwijderen.

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Reverse lookup voor namen inschakelen

Met reverse lookups voor namen zoekt u naar de naam bij een nummer in een conferentiegesprek of een inkomend, uitgaand of doorverbonden gesprek. Reverse lookups voor namen wordt gebruikt wanneer de telefoon een naam niet kan vinden in de telefoonlijst van de serviceprovider, de gespreksgeschiedenis of uw contactpersonen. Reverse lookups voor namen vereist een geldige BroadSoft (XSI), LDAP-namenlijst of een geconfigureerde XML-telefoonlijst.

Bij reverse lookups voor namen wordt gezocht in de externe telefoonlijsten van de telefoon. Wanneer een zoekactie is voltooid, wordt de naam in de gespreksessie en in de gespreksgeschiedenis geplaatst. Voor meerdere gelijktijdige telefoongesprekken wordt met reverse lookups voor namen een naam gezocht die overeenkomt met het eerste nummer. Wanneer het tweede gesprek wordt verbonden of in de wacht wordt geplaatst, wordt met reverse lookups voor namen gezocht naar een naam die voldoet aan het tweede gesprek. Met de functie voor reverse lookup wordt 8 seconden in de externe telefoonlijsten gezocht. Als er in 8 seconden geen resultaten worden gevonden, wordt de naam niet weergegeven. Als de resultaten worden aangetroffen in 8 seconden, wordt de naam weergegeven op de telefoon. De volgorde van de prioriteit van externe zoekopdrachten in telefoonlijsten is: BroadSoft (XSI) > LDAP > XML.

Als de naam met de lagere prioriteit tijdens het zoeken wordt ontvangen vóór de naam met de hogere prioriteit, toont de zoekopdracht eerst de naam met de lagere prioriteit en wordt deze vervolgens vervangen door de naam met de hogere prioriteit als de naam met de hogere prioriteit binnen 8 seconden wordt gevonden.

De prioriteit van het opzoeken van de telefoonlijst in BroadSoft (XSI) Directory is:

  1. Lijst met persoonlijke telefoonnummers

  2. Lijst met algemene telefoongroepen

  3. Algemene ondernemingstelefoonlijst

Reverse lookups voor namen is standaard ingeschakeld.

Reverse lookups voor namen doorzoekt de mappen in de volgende volgorde:
  1. Persoonlijk adresboek

  2. SIP-header

  3. Gespreksgeschiedenis

  4. BroadSoft-adresboek

  5. LDAP-directory

  6. XML-telefoonlijst


    Opmerking


    De telefoon zoekt in de adreslijst van de XML-telefoonlijst met behulp van deze indeling: directory_url?n =incoming_call_number.

    Voorbeeld: voor een telefoon voor meerdere platforms die een service van een derde partij gebruikt, heeft de zoekopdracht met het telefoonnummer (1234) de indeling: http://your-service.com/dir.xml?n=1234.


Voordat u begint

  • Configureer een van deze telefoonlijsten voordat u Reverse lookup voor namen kunt in- of uitschakelen:

    • BroadSoft-adresboek

    • LDAP-bedrijfstelefoonlijst

    • XML-telefoonlijst

  • Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 2

Stel in het gebied Supplementary Services (Aanvullende Services) de parameter Reverse Phone Lookup Serv (Service Reverse lookup voor telefoons) in op Yes (Ja) om deze functie in te schakelen.

U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:
<Reverse_Phone_Lookup_Serv ua="na">Yes</Reverse_Phone_Lookup_Serv>

De toegestane waarden zijn Ja | Nee. De standaardwaarde is Ja.

Stap 3

Klik op Submit All Changes.