Telefoonfuncties en instellingen

Overzicht van telefoonfuncties en instellingen

Nadat u Cisco IP-telefoon in uw netwerk hebt geïnstalleerd, de bijbehorende netwerkinstellingen hebt geconfigureerd en de telefoons aan het oproepbeheersysteem van derden hebt toegevoegd, moet u het oproepbeheersysteem van derden gebruiken om telefoniefuncties te configureren, desgewenst telefoonsjablonen te wijzigen, services in te stellen en gebruikers toe te wijzen.

U kunt aanvullende instellingen wijzigen voor Cisco IP-telefoon van het configuratiehulpprogramma van gespreksbeheer van derden. Gebruik deze webtoepassing om onder andere telefoonregistratiecriteria en zoekruimte voor gesprekken in te stellen, bedrijfstelefoonlijsten en services te configureren en om sjablonen met snelkeuzetoetsen te wijzigen.

Cisco IP-telefoon-gebruikersondersteuning

Als u systeembeheerder bent, bent u waarschijnlijk de primaire bron van informatie voor Cisco IP-telefoon-gebruikers in uw netwerk of bedrijf. Het is belangrijk dat u actuele en grondige informatie aan eindgebruikers verschaft.

Voor een succesvol gebruik van de functies van Cisco IP-telefoon (inclusief Services en spraakberichtensysteemopties) moeten gebruikers informatie van u of van uw netwerkteam ontvangen of moeten ze contact met u kunnen opnemen voor hulp. Zorg ervoor dat u gebruikers namen verschaft van personen met wie ze contact kunnen opnemen voor hulp en instructies hoe ze contact met deze personen kunnen opnemen.

Het is raadzaam dat u een webpagina op uw interne ondersteuningssite maakt waarop eindgebruikers belangrijke informatie kunnen vinden over hun Cisco IP-telefoons.

U kunt bijvoorbeeld de volgende typen informatie op deze site opnemen:

  • Gebruikershandleidingen voor alle Cisco IP-telefoon-modellen die u ondersteunt

  • Informatie over het verkrijgen van toegang tot de Cisco Unified Communications Self Care Portal

  • Lijst met ondersteunde functies

  • Gebruikershandleiding of snelle naslaggids voor uw voicemailsysteem

Telefoonfuncties

Nadat u Cisco IP-telefoons hebt toegevoegd aan het oproepbeheersysteen van derden, kunt u functionaliteit aan de telefoons toevoegen. De volgende tabel bevat een lijst met ondersteunde telefoniefuncties. Veel van deze functies kunt u configureren met het oproepbeheersysteem van derden.


Opmerking


Het oproepbeheersysteem van derden bevat ook verschillende serviceparameters waarmee u diverse telefoniefuncties kunt configureren.


Functie Beschrijving en meer informatie

Ondersteuning voor AES 256-codering voor telefoons

Hiermee wordt de beveiliging uitgebreid dankzij de ondersteuning van TLS 1.2 en nieuwe cijfers.

Alphanumeric Dialing (Alfanumeriek kiezen)

Hiermee kunnen gebruikers een gesprek plaatsen met alfanumerieke tekens. U kunt deze tekens gebruiken voor alfanumeriek kiezen: a-z, A-Z, 0-9, -, _, . en +.

Elk gesprek opnemen

Hiermee kunnen gebruikers een gesprek opnemen op elke lijn in hun groep voor gesprek opnemen, ongeacht hoe het gesprek naar de telefoon is gerouteerd.

Audio-instellingen

Configureert de audio-instellingen voor de luidspreker van de telefoon, de hoorn en de headsets die zijn verbonden met de telefoon.

Automatisch beantwoorden

Hiermee worden inkomende gesprekken automatisch verbonden na een of twee keer overgaan.

Automatisch beantwoorden werkt met de luidsprekertelefoon of de headset.

Onaangekondigd doorverbinden

Onaangekondigd doorverbinden: met deze doorverbinding worden twee tot stand gebrachte gesprekken samengevoegd (gesprek is in de wacht gezet of is verbonden) in één gesprek en wordt de initiator van de functie verwijderd uit het gesprek. Met Onaangekondigd doorverbinden wordt geen ruggespraak geïnitieerd en wordt het actieve gesprek niet in de wacht gezet.

Sommige JTAPI/TAPI-toepassingen zijn niet compatibel met de functie-implementatie Join and Blind Transfer (Samenvoegen en onaangekondigd doorverbinden) op de Cisco IP-telefoon en u moet mogelijk het beleid Samenvoegen en direct doorverbinden configureren om samenvoegen en direct doorverbinden op dezelfde lijn of mogelijk verschillende lijnen uit te schakelen.

Busy Lamp Field (BLF)

Hiermee kan een gebruiker de gespreksstatus controleren van een telefoonnummer.

Busy Lamp Field (BLF) Opnemen

Hiermee kan een gebruiker inkomende gesprekken opnemen op het telefoonnummer dat wordt gecontroleerd door BLF.

Terugbellen

Stuurt gebruikers een hoorbare en visuele waarschuwing op de telefoon wanneer een bezette of niet-beschikbare partij beschikbaar wordt.

Call Display Restrictions (Gespreksweergavebeperkingen)

Hiermee wordt bepaald welke informatie wordt weergegeven voor bellende of verbonden lijnen, afhankelijk van de partijen die in het gesprek zijn betrokken. Verwerking van RPID- en PAID-beller-id's wordt ondersteund.

Gesprek doorschakelen

Hiermee kunnen gebruikers inkomende gesprekken naar een ander nummer omleiden. Opties voor doorschakelen van gesprekken zijn Alle gesprekken doorschakelen, Gesprek doorschakelen bij bezet, Gesprek doorschakelen bij geen gehoor.

Melding gesprekken doorschakelen

Hiermee kunt u de informatie configureren die de gebruiker ziet wanneer een doorgeschakeld gesprek wordt ontvangen.

Call History for Shared Line (Gespreksgeschiedenis voor gedeelde lijn)

Hiermee kunt u activiteiten voor een gedeelde lijn weergeven in de gespreksgeschiedenis van de telefoon. Deze functie:

  • Registreert gemiste gesprekken voor een gedeelde lijn.

  • Registreert alle beantwoorde en geplaatste gesprekken voor een gedeelde lijn.

Gesprek parkeren

Hiermee kunnen gebruikers een gesprek parkeren (tijdelijk opslaan) en het gesprek vervolgens terughalen met behulp van een andere telefoon.

Gesprek opnemen

Hiermee kunnen gebruikers een gesprek dat binnenkomt op een andere telefoon binnen hun groep voor opnemen, omleiden naar hun telefoon.

U kunt een hoorbare en visuele waarschuwing configureren voor de primaire lijn op de telefoon. Met deze waarschuwing kunnen de gebruikers worden geïnformeerd dat er een gesprek dat binnenkomt in hun groep voor opnemen.

Wachtend gesprek

Hiermee wordt een gesprek aangegeven dat binnenkomt terwijl een ander gesprek bezig is (en gebruikers mogen dat gesprek beantwoorden). Er verschijnt informatie over het inkomende gesprek op de telefoon.

Nummerweergave

Belleridentificatie, zoals telefoonnummer, naam of andere beschrijvende tekst wordt op de telefoonweergave weergegeven.

Blokkering beller-ID

Hiermee kan een gebruiker zijn/haar telefoonnummer of naam blokkeren voor telefoons waarvoor belleridentificatie is ingeschakeld.

Calling Party Normalization (Normalisatie bellende partij)

Met Normalisatie bellende partij worden telefoongesprekken weergegeven voor de gebruiker met een kiesbaar telefoonnummer. Eventuele escapecodes worden aan het nummer toegevoegd zodat de gebruiker gemakkelijk opnieuw met de beller kan verbinden. Het nummer dat kan worden gebeld, wordt opgeslagen in de gespreksgeschiedenis en kan worden opgeslagen in het persoonlijke adresboek.

Cisco Unified Video Advantage (CUVA)

Hiermee kunnen gebruikers videogesprekken maken met behulp van een Cisco IP-telefoon, een persoonlijke computer en een externe videocamera.

Opmerking

 

Configureer de parameter voor videofuncties in de sectie Productspecifieke configuratielay-out in Telefoonconfiguratie.

Zie de Cisco Unified Video Advantage-documentatie.

Conferentie

Hiermee kan een gebruiker tegelijkertijd met meerdere partijen spreken door elke deelnemer afzonderlijk te bellen.

Hiermee kan een niet-initiator in een standaardconferentie (adhoc) deelnemers toevoegen of verwijderen. Ook kunnen conferentiedeelnemers met deze functie twee standaardconferenties op dezelfde lijn samenvoegen.

Opmerking

 

Zorg ervoor dat u uw gebruikers informeert of deze functies zijn geactiveerd.

Configurable RTP/sRTP Port Range (Configureerbaar RTP/sRTP-poortbereik)

Biedt een configureerbaar poortbereik (Min. poort tot max. poort) voor RTP (Real-Time Transport Protocol) en sRTP (secure Real-Time Transport Protocol).

Het waardebereik voor de poort min en de maximum poort is 2048 tot 49151.

Het standaard RTP- en sRTP-poortbereik is 16384 tot 16482.

Opmerking

 

Als het waardenbereik (maximum van poort - minimum van poort) kleiner is dan 16 of als u een onjuist poortbereik gebruikt, wordt in plaats daarvan het poortbereik (16382 tot 32766) gebruikt.

U configureert het RTP- en sRTP-poortbereik in het SIP-profiel.

Contactpersonen beheren van de persoonlijke BroadSoft-directory op de telefoon

Biedt de gebruiker de mogelijkheid om dingen toe te voegen, te bewerken en te verwijderen in de persoonlijke BroadSoft-directory. Hiermee kan de gebruiker contactpersonen toevoegen uit recente gesprekken of andere typen telefoonlijsten (indien ingeschakeld).

Uw beheerder kan de persoonlijke BroadSoft-directory instellen als het doeladresboek om nieuwe contactpersonen op te slaan.

Doorverbonden gesprek opnemen

Hiermee kan een gebruiker rechtstreeks een inkomend gesprek voor een telefoonlijstnummer opnemen door te drukken op de schermtoets Groepsgesprek opnemen en het telefoonlijstnummer in te voeren van het apparaat dat overgaat.

Omleiden

Hiermee kan een gebruiker een inkomend gesprek, verbonden gesprek of een gesprek in de wacht rechtstreeks doorverbinden met een voicemailberichtensysteem. Wanneer een gesprek wordt omgeleid, wordt de lijn beschikbaar om nieuwe gesprekken tot stand te brengen of te ontvangen.

Niet storen (NST)

Wanneer Niet storen (NST) is ingeschakeld, gaat de telefoon niet hoorbaar over tijdens de inbelstatus van een gesprek en vinden er geen enkele hoorbare of visuele meldingen plaats.

NST en indicatie voor gesprek doorschakelen op niet-geselecteerde lijntoets

Geeft de pictogrammen voor NST en gesprek doorschakelen weer naast het label voor de lijntoets. De lijntoets moet worden ingeschakeld met de functie voor toetssynchronisatie. De lijntoets moet ook worden ingeschakeld met NST of gesprek doorschakelen.

Noodoproepen

Hiermee kunnen gebruikers noodoproepen plaatsen. De hulpdiensten ontvangen de locatie van de telefoon en een terugbelnummer dat moet worden gebruikt wanneer de verbinding tijdens de noodoproep onverwacht wordt verbroken.

Directie-assistent (Cisco IP-telefoon 6871 voor meerdere platforms alleen)

Geeft gedeelde gespreksbeheer aan voor managers en hun assistenten.

Verbeteringen instelling directie-assistent (Cisco IP-telefoon 6871 voor meerdere platforms alleen)

Hiermee kunt u het menu-item Gespreksfilter op de telefoon voor de gebruikers van de assistent-rol weergeven of verbergen.

Stelt de directie in staat om de filtercriteria voor gesprekken in te stellen en de bijbehorende assistenten weer te geven.

Hiermee kan de assistent de gekoppelde leidinggevenden weergeven en kiezen of u zich wilt aanmelden bij of afmelden bij de groep assistenten van de directie. Hiermee kan de assistent het omleiden van gesprekken en het filteren van gesprekken activeren of deactiveren.

Functie Activeringscode

Hiermee kan een gebruiker het doorschakelen van gesprekken inschakelen, uitschakelen of configureren.

Headset Sidetone Control (Zijtoonbeheer headset)

Hiermee kan een beheerder het zijtoonniveau van een vaste headset instellen.

Groepsgesprek opnemen

Hiermee kan een gebruiker een gesprek beantwoorden dat binnenkomt op een telefoonlijstnummer in een andere groep.

Status In de wacht

Hiermee kunnen telefoons met een gedeelde lijn onderscheid maken tussen de lokale en externe lijnen die een gesprek in de wacht hebben geplaatst.

Wacht/Hervat

Hiermee kan de gebruiker een verbonden gesprek van een actieve status overzetten naar de status In de wacht.

  • Geen configuraties vereist tenzij u Muziek tijdens wachtstand wilt gebruiken. Zie "Muziek tijdens wachtstand" in deze tabel.

  • Zie "Terugverwijzing in wachtstand" in deze tabel.

HTTP-download

Hiermee wordt het bestandsdownloadproces voor de telefoon uitgebreid om HTTP standaard te gebruiken. Als de HTTP-download mislukt, gaat de telefoon weer TFTP-download gebruiken.

HTTP-proxy

Hiermee kunt u een proxyserver voor de telefoon instellen.

HTTPS for Phone Services (HTTPS voor telefoonservices)

Hiermee wordt de beveiliging versterkt door communicatie met HTTPS te vereisen.

Opmerking

 

Wanneer het web is geactiveerd in de HTTPS-modus, is de telefoon een HTTPS-server.

Improve Caller Name and Number Display (Bellernaam en nummerweergave verbeteren)

Hiermee wordt de weergave van bellernamen en nummers verbeterd. Als de bellernaam bekend is, wordt het bellernummer weergegeven in plaats van Onbekend.

Jitter Buffer (Jitterbuffer)

Met de functie Jitterbuffer wordt jitter vanaf 10 milliseconden (ms) tot 1000 ms verwerkt voor zowel audio- als videostromen.

Over verschillende lijnen deelnemen

Hiermee kunnen gebruikers gesprekken op meerdere telefoonlijnen combineren om een conferentiegesprek tot stand te brengen.

Sommige JTAPI/TAPI-toepassingen zijn niet compatibel met de functie-implementatie Join and Direct Transfer (Samenvoegen en direct doorverbinden) op de Cisco IP-telefoon en u moet mogelijk het beleid Samenvoegen en direct doorverbinden configureren om samenvoegen en direct doorverbinden op dezelfde lijn of mogelijk op verschillende lijnen uit te schakelen.

Samenvoegen

Hiermee kunnen gebruikers twee gesprekken op één lijn combineren om een conferentiegesprek tot stand te brengen en in het gesprek te blijven.

Nieuw bericht

Hiermee worden telefoonlijstnummers gedefinieerd voor aan- en uit-indicators voor wachtende berichten. In een rechtstreeks verbonden spraakberichtensysteem wordt het opgegeven telefoonlijstnummer gebruikt om een indicator voor wachtende berichten in te stellen of te wissen voor een bepaalde Cisco IP-telefoon.

Indicator voor wachtend bericht

Een lampje op de handset waarmee wordt aangegeven dat een gebruiker een of meer nieuwe spraakberichten heeft.

Een LED voor een lijntoets of een KEM-toets geeft aan dat een gebruiker of groep van een gecontroleerde voicemail een of meer nieuwe spraakberichten heeft.

Minimaal beltoonvolume

Hiermee wordt een minimaal niveau voor beltoonvolume ingesteld voor een IP-telefoon.

Missed Call Logging (Registratie gemiste gesprekken)

Hiermee kan een gebruiker opgeven of gemiste gesprekken worden geregistreerd in de map met gemiste gesprekken voor een bepaalde lijnweergave.

Multicasting Paging (Multicasting-oproepen)

Hiermee kunnen gebruikers sommige of alle telefoons oproepen. Als de telefoon een actief gesprek heeft terwijl een groepsoproep wordt gestart, wordt de inkomende oproep genegeerd.

Multiple Calls Per Line Appearance (Meerdere gesprekken per lijnweergave)

Elke lijn kan meerdere gesprekken ondersteunen. De telefoon ondersteunt standaard twee actieve gesprekken per lijn en maximaal tien actieve gesprekken per lijn. Er kan slechts één gesprek op een bepaald moment worden verbonden. Andere gesprekken worden automatisch in de wacht geplaatst.

U mag maximaal niet meer dan 10/6 gesprekken/triggers bezet configureren. Elke configuratie die meer is dan 10/6, wordt officieel niet ondersteund.

Muziek tijdens wachtstand

Hiermee wordt muziek afgespeeld terwijl bellers in de wacht staan.

Dempen

Hiermee wordt de hoorn- of headsetmicrofoon gedempt.

No Alert Name (Geen waarschuwingsnaam)

Hiermee kunnen eindgebruikers gemakkelijker doorverbonden gesprekken identificeren door het telefoonnummer van de oorspronkelijke beller weer te geven. Het gesprek wordt weergegeven als een waarschuwingsgesprek gevolgd door het telefoonnummer van de beller.

Onderdrukking van achtergrondgeluid

Hiermee kan een gebruiker in een gesprek of vergadering achtergrondgeluiden wegfilteren (zoals het typen op een toetsenbord, blaffende hond, handgeklap, enzovoort).

Onderbreken in Snelkeuze

Gebruikers kunnen de snelkiesfunctie instellen om bestemmingen te bereiken waarvoor Forced Authorization Code (FAC) of Client Matter Code (CMC) is vereist, pauzes tijdens kiezen en aanvullende cijfers (zoals een gebruikerstoestel, een toegangscode voor een vergadering of een voicemailpincode) zonder handmatige tussenkomst. Wanneer de gebruiker op de snelkiestoets drukt, brengt de telefoon het gesprek met het opgegeven telefoonnummer tot stand en worden de opgegeven FAC-, CMC- en DTMF-cijfers verzonden naar de bestemming en worden de noodzakelijke pauzes tijdens kiezen ingevoegd.

Peer Firmware Sharing (PFS)

Hiermee kunnen IP-telefoons op externe sites firmwarebestanden delen, wat bandbreedte bespaart tijdens het upgradeproces. Deze functie gebruikt het Cisco Peer-to-Peer-Distribution Protocol (CPPDP). Dit is een eigen Cisco-protocol dat wordt gebruikt in peer-to-peer-apparaathiërarchieën. CPPDP wordt ook gebruikt om firmware of andere bestanden van peerapparaten te kopiëren naar naburige apparaten.

PFS helpt bij firmware-upgrades in implementatiescenario's van filialen/externe kantoren, die worden uitgevoerd via WAN-koppelingen met beperkte bandbreedte.

Biedt de volgende voordelen boven de conventionele upgrademethode:

  • Beperkt congestie in TFTP-overdrachten naar gecentraliseerde externe TFTP-servers

  • Elimineert de vereiste om firmware-upgrades handmatig te beheren

  • Reduceert telefoonuitvaltijd tijdens upgrades wanneer grote aantallen apparaten gelijktijdig worden gereset

Hoe groter het aantal IP-telefoons, des te beter de prestaties in vergelijking met de traditionele upgrademethode voor firmware.

Plus-kiezen

Hiermee kan de gebruiker E.164-nummers kiezen die worden voorafgegaan door een plusteken (+).

Als de gebruiker het plusteken wil kiezen, moet hij/zij de stertoets (*) voor ten minste 1 seconde ingedrukt houden. Dit is van toepassing op het kiezen van het eerste cijfer voor een gesprek waarbij de hoorn op de haak ligt (inclusief bewerkingsmodus) of een gesprek waarbij de hoorn van de haak ligt.

Power Negotiation Over LLDP

Hiermee kan de telefoon onderhandelen over de voeding met het Link Level Endpoint Discovery Protocol (LLDP) en het Cisco Discovery Protocol (CDP).

Probleemrapportage, hulpprogramma voor

Hiermee worden telefoonlogboeken verzonden naar een beheerder of worden problemen gerapporteerd aan een beheerder.

Programmeerbare functietoetsen

U kunt functies, zoals Nieuw gesprek, Terugbellen en Alles doorschakelen, toewijzen aan lijntoetsen.

Herhaal

Hiermee kunnen gebruikers het meest recent gebelde telefoonnummer bellen door te drukken op een knop of de schermtoets Herhalen.

Externe aanpassing

Hiermee kan een serviceprovider de telefoon op afstand aanpassen. Noch de serviceprovider noch de gebruiker hoeven de telefoon fysiek aan te raken om de telefoon te configureren. De serviceprovider kan dit samen met een technische vertegenwoordiger instellen op het moment van bestelling.

Beltooninstelling

Hiermee wordt het beltoontype geïdentificeerd dat wordt gebruikt voor een lijn wanneer een telefoon een ander actief gesprek heeft.

Reverse lookup voor namen

Hiermee wordt de naam van de beller aangeduid met nummer voor de inkomende of uitgaande oproep. U moet de LDAP- of de XML-telefoonlijst configureren. U kunt Reverse lookup voor namen in- of uitschakelen op de beheerwebpagina van de telefoon.

RTCP Hold For SIP (RTCP in de wacht voor SIP)

Hiermee wordt ervoor gezorgd dat gesprekken in de wacht niet worden verwijderd door de gateway. De gateway controleert de status van de RTCP-poort om te bepalen of een gesprek actief is of niet. Door de telefoonpoort open te houden, worden geen gesprekken in de wacht door de gateway beëindigd.

Serviceability for SIP Endpoints (Service voor SIP-eindpunten)

Hiermee kunnen beheerders snel en gemakkelijk foutopsporingsinformatie van telefoons verzamelen.

Gedeelde lijn

Hiermee kan een gebruiker met meerdere telefoons hetzelfde telefoonnummer delen of kan een gebruiker een telefoonnummer met een collega delen.

De naam en het nummer van de beller weergeven

Op de telefoons kunnen zowel de naam als het nummer van de beller worden weergegeven voor inkomende gesprekken. De grootte van het telefoonscherm beperkt de lengte van de naam van de beller en het nummer van de beller die worden weergegeven.

Als er vakjes worden weergegeven in de naam van de beller, volgt u de procedure in Bellernummer weergeven in plaats van naam niet-omgezette beller.

Deze functie is alleen van toepassing op de waarschuwing voor inkomende gesprekken en wijzigt de werking van de functies Gesprek doorschakelen en Zoekgroep niet.

Zie 'Beller-ID' in deze tabel.

De versie van de productconfiguratie weergeven

Hiermee kunt u de productconfiguratieversie aanpassen die wordt weergegeven in de Productgegevens van het telefoonscherm .

Show Duration for Call History (Duur weergeven voor gespreksgeschiedenis)

Hiermee wordt de duur weergegeven van gemaakte en ontvangen gesprekken in de details van Gespreksgeschiedenis.

Als de duur langer is dan of gelijk is aan één uur, wordt de tijd weergegeven in de notatie UU:MM:SS.

Als de duur korter is dan één uur, wordt de tijd weergegeven in de notatie MM:SS.

Als de duur korter is dan één minuut, wordt de tijd weergegeven in de notatie SS.

Silence Incoming Call (Inkomende oproep op stil zetten)

Hiermee kunt u een inkomend gesprek op stil zetten door te drukken op de schermtoets Negeren of op de volumeknop omlaag.

SIP Transport Auto-Selection (Autoselectie SIP-transport)

Hiermee wordt de telefoon geconfigureerd voor het automatisch selecteren van het juiste SIP-transportprotocol, op basis van de NAPTR-records op de DNS-server.

Zie Het SIP-transport configureren.

Snelkeuze

Hiermee wordt een opgegeven nummer gekozen dat eerder is opgeslagen.

Directie- en assistentrollen voor een gebruiker ondersteunen (Cisco IP-telefoon 6871 voor meerdere platforms alleen)

Hiermee kunt u de voorkeur voor de rol van directie-assistent instellen. De telefoon kan de rol selecteren wanneer deze beide rollen van de BroadWorks-server ophaalt.

Synchronisatie van wachtstand en anonieme gespreksweigering

Hiermee kunt u de synchronisatie van de functies Wachtend gesprek en Anonieme oproepweigering tussen een specifieke lijn en een BroadSoft XSI-server in- of uitschakelen.

Time Zone Update (Tijdzone bijwerken)

Hiermee wordt de Cisco IP-telefoon bijgewerkt met de tijdzonewijzigingen.

Doorverbind.

Hiermee kunnen gebruikers verbonden gesprekken van hun telefoons omleiden naar een ander nummer.

Sommige JTAPI/TAPI-toepassingen zijn niet compatibel met de functie-implementatie Join and Direct Transfer (Samenvoegen en direct doorverbinden) op de Cisco IP-telefoon en u moet mogelijk het beleid Samenvoegen en direct doorverbinden configureren om samenvoegen en direct doorverbinden op dezelfde lijn of mogelijk op verschillende lijnen uit te schakelen.

Voice/Video data priorities (Prioriteit spraak-/videogegevens)

Hiermee kunt u spraak- of videogegevens in omstandigheden met beperkte bandbreedte prioriteit geven door verschillende ToS-waarden op te geven voor spraak-en videopakketten.

Voice Message System (Spraakberichtensysteem)

Hiermee kunnen bellers berichten achterlaten als gesprekken onbeantwoord zijn.

VPN-verbinding

Hiermee kunt u een VPN-verbinding voor de telefoon instellen.

Web Access Enable by Default (Webtoegang standaard inschakelen)

Webservices worden standaard ingeschakeld.

XSI call logs display (XSI-gespreklogs weergeven)

Hiermee kunt u een telefoon configureren om recente gesprekslogboeken weer te geven van de BroadWorks-server of de lokale telefoon. Nadat u de functie hebt ingeschakeld, bevat het scherm Recent het menu Recente weergeven van en kan de gebruiker de XSI-gesprekslogboeken of de lokale gesprekslogboeken kiezen.

Functietoetsen en schermtoetsen

De volgende tabel bevat informatie over functies die beschikbaar zijn over schermtoetsen, functies die beschikbaar zijn voor speciale functieknoppen en functies die u moet configureren als programmeerbare functieknoppen. Met "Ondersteund" in de tabel wordt aangegeven dat de functie wordt ondersteund voor het corresponderende toetstype of de bijbehorende schermtoets. Van de twee toetstypen en schermtoetsen is alleen voor programmeerbare functietoetsen configuratie in Cisco IP-telefoon-beheer vereist.

Tabel 1. Functies met corresponderende toetsen en schermtoetsen

Functienaam

Toegewezen functietoets

Programmeerbare functietoets

Schermtoets

Beantwoorden

Ondersteund

Ondersteund

Terugbellen

Ondersteund

Ondersteund

Alle gesprekken doorschakelen

Ondersteund

Ondersteund

Gesprekken doorschakelen bij bezet

Ondersteund

Ondersteund

Gespr doorstrn bij niet beantw.

Ondersteund

Ondersteund

Gesprek parkeren

Ondersteund

Ondersteund

Lijnstatus Gesprek parkeren

Ondersteund

Gesprek opnemen (Opnemen)

Ondersteund

Ondersteund

Lijnstatus Gesprek opnemen

Ondersteund

Categorie

Niet ondersteund

Ondersteund

Conferentie

Ondersteund

Ondersteund (alleen weergegeven tijdens conferentiescenario van verbonden gesprek)

Omleiden

Ondersteund

Niet storen

Ondersteund

Ondersteund

Manager: deelnemen aan lopend gesprek

Ondersteund

Ondersteund

Manager: filteren van gesprekken in- en uitschakelen

Ondersteund

Executive - Status oproepfilter

Ondersteund

Manager: gesprek doorverbinden naar zichzelf

Ondersteund

Ondersteund

Manager - toegang tot menu Instellingen > Manager

Ondersteund

Managementassistent: omleiden van gesprekken in- en uitschakelen

Ondersteund

Managementassistent: filteren van gesprekken in- en uitschakelen

Ondersteund

Managementassistent: gesprek initiëren namens een manager

Ondersteund

Ondersteund

Managementassistent: gesprek doorverbinden naar manager

Ondersteund

Ondersteund

Managementassistent - toegang tot menu Instellingen > Assistent menu

Ondersteund

Groep opnemen (Groep opnemen)

Ondersteund

Ondersteund

Hold

Ondersteund

Ondersteund

Groepsnummers

Ondersteund

Ondersteund

Intercom

Ondersteund

MCID (Malicious Call Identification)

Ondersteund

Ondersteund

Meet Me

Niet ondersteund

Niet ondersteund

Mobiel verbinden (Mobiliteit)

Ondersteund

Ondersteund

Dempen

Ondersteund

Andere opnemen

Ondersteund

Ondersteund

Privacy

Ondersteund

Status van wachtrij

Ondersteund

Quality Reporting Tool (QRT)

Ondersteund

Ondersteund

Opnemen

Niet ondersteund

Niet ondersteund

Ondersteund

Herhaal

Ondersteund

Ondersteund

Snelkeuze

Ondersteund

Ondersteund

Lijnstatus Snelkeuze

Ondersteund

Doorverbind.

Ondersteund

Ondersteund (alleen weergegeven tijdens doorverbindingsscenario van verbonden gesprek)

Gebruikers functies laten configureren op lijntoetsen

U kunt de gebruiker de volgende functies laten configureren op lijntoetsen: De gebruiker kan vervolgens een van de geconfigureerde functies aan de desbetreffende lijntoetsen toevoegen. Zie voor de ondersteunde functies Configureren op lijntoetsen.

Voor telefoons met een toetsuitbreidingsmodule kan de gebruiker de functies van de toetsen in de toetsuitbreidingsmodule configureren. Zie De gebruiker functies laten configureren op lijntoets van een toetsuitbreidingsmodule voor meer informatie.

Voordat u begint

Procedure


Stap 1

(optioneel) Schakel het toestel van een lijntoets uit waarmee gebruikers de functies mogen configureren.

Opmerking

 

Als de functie Directe PLK-configuratie is uitgeschakeld, moet u het toestel uitschakelen zodat de gebruiker de functies op de lijntoets kan configureren. Als de functie is ingeschakeld, kunt u deze stap overslaan. Zie Directe PLK-configuratie inschakelen voor meer informatie.

  1. Selecteer Spraak > Telefoon.

  2. Selecteer een lijntoets.

  3. Stel Toestel in op Uitgeschakeld.

    U kunt de lijntoets ook uitschakelen in het configuratiebestand (cfg.xml):
    <Extension_n_ ua="na">Disabled</Extension_n_>

    waarbij n het toestelnummer is.

Stap 2

Selecteer Spraak > Beantwoordersconsole.

Stap 3

Configureer in de sectie Algemeen de parameter Aanpasbare PLK-opties met de codes van de gewenste functies, zoals gedefinieerd in Configureren op lijntoetsen.

Voorbeeld: u configureert deze parameter met blf;sd;mwi;shortcut;dnd;. De gebruiker drukt lang op een niet-toegewezen lijntoets om de lijst met functies te bekijken. De lijst met functies ziet er als volgt uit:

1 geen

2 Snelkeuze

3 BLF presence

4 BLF + snelkeuze

5 MWI

6 MWI + snelkeuze

7 Snelkoppeling naar menu

8 Niet storen

De gebruiker kan dan een functie of een menusnelkoppeling selecteren om deze aan de lijntoets toe te voegen.

Als u geen waarde invoert in de parameter Aanpasbare PLK-opties, dat wil zeggen, wanneer de parameter leeg is, wordt de schermtoets Selecteren niet weergegeven op het scherm Functie selecteren van de telefoon.

U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:
<Customizable_PLK_Options ua="na">mwi;sd;blf;shortcut;dnd;</Customizable_PLK_Options>

Stap 4

Klik op Submit All Changes.


Parameters voor functies van lijntoetsen

De volgende tabel definieert de functie en het gebruik van de snelkiesparameters in de secties Lijntoets (n) op het tabblad Spraak > Telefoon in de webinterface van de telefoon. Hij definieert ook de syntaxis van de tekenreeks die aan het telefoonconfiguratiebestand (cfg.xml) is toegevoegd met XML-code om een parameter te configureren.

Tabel 2. Parameters voor functies van lijntoetsen

Parameter

Beschrijving en standaardwaarde

Toestel

Wijst een toestelnummer aan een lijntoets toe of schakelt de uitbreidingsfunctie uit op een lijntoets.

Het aantal lijntoetsen verschilt per telefoonmodel. Wanneer u een toestelnummer toegewezen hebt gekregen, kunt u de lijntoets configureren als een telefoontoestel. Als u de lijntoets aan uitgebreide functies wilt toewijzen, zoals Snelkeuze, Busy Lamp Field en Gesprek opnemen, stelt u dit veld in op Uitgeschakeld.U kunt de lijntoets toewijzen aan uitgebreide functies, bijvoorbeeld Snelkeuze, Busy Lamp Field en Gesprek opnemen.

Standaard hoeft u het toestel niet uit te schakelen om de lijntoets met uitgebreide functies toe te wijzen. Als de functie Directe PLK-configuratie echter is uitgeschakeld, moet u het toestel uitschakelen om de toewijzing te verkrijgen. Zie Directe PLK-configuratie inschakelen voor meer informatie over hoe de functie in te schakelen.

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Extension_1_ ua="na">1</Extension_1_>

    <Extension_2_ ua="na">2</Extension_2_>

    <Extension_3_ ua="na">3</Extension_3_>

    <Extension_4_ ua="na">Uitgeschakeld</Extension_4_>

  • Selecteer een nummer of uitgeschakeld uit de opties in de telefoon webinterface.

Toegestane waarden: Uitgeschakeld|1|2|3|4, toegestane waarden verschillen per telefoon.

Standaard: n, waarbij n het nummer van de lijntoets is.

Extended Function (Uitgebreide functie)

Wordt gebruikt om uitgebreide functies toe te wijzen aan een lijntoets op de telefoon. De ondersteunde functies zijn:

  • Busy Lamp Field (BLF)

    Bijvoorbeeld: fnc=blf;sub=BLF_List_URI@$PROXY;usr=user_ID@$PROXY

  • BLF en Gesprek opnemen

    Bijvoorbeeld: fnc=blf+cp;sub=BLF_List_URI@$PROXY;usr=user_ID@$PROXY

  • Snelkeuze

    Voorbeeld: fnc=sd;usr=user_ID@$PROXY

  • BLF en Snelkeuze

    Bijvoorbeeld: fnc=blf+sd;sub=BLF_List_URI@$PROXY;usr=user_ID@$PROXY

  • BLF met Snelkeuze en Gesprek opnemen

    Bijvoorbeeld: fnc=blf+sd+cp;sub=BLF_List_URI@$PROXY;usr=user_ID@$PROXY

Opmerking

 

Als de functie Directe PLK-configuratie is uitgeschakeld, is de parameter alleen beschikbaar wanneer het toestel van de lijntoets is ingesteld op Uitgeschakeld.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Extended_Function_1_>fnc=sd;ext=user_ID@$PROXY</Extended_Function_1_>

  • Geef in de webinterface van de telefoon de functies op die van toepassing zijn op de lijntoets.

Standaard: leeg

Een snelkiesnummer configureren op een lijntoets

U kunt snelkiesnummers op een inactieve lijn van een gebruikerstelefoon configureren. De gebruiker kan vervolgens die lijntoets gebruiken voor het snelkiezen van een nummer. Wanneer u het snelkiesnummer op de lijntoets inschakelt, ziet de gebruiker het snelkeuzepictogram, een naam en een toestelnummer voor de snelkeuzelijntoets. De gebruiker drukt op de lijntoets om het toegewezen toestel te bellen.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 2

Selecteer een lijntoets waarvoor een snelkiesnummer moet worden geconfigureerd.

Stap 3

(optioneel) Stel de parameter Toestel in op Uitgeschakeld om het toestel uit te schakelen.

Opmerking

 

Als de functie Directe PLK-configuratie is uitgeschakeld, moet u het toestel uitschakelen om snelkiezen op de lijntoets te kunnen configureren. Als de functie is ingeschakeld, kunt u deze stap overslaan. Zie Directe PLK-configuratie inschakelen voor meer informatie.

U kunt deze parameter ook configureren in het telefoonconfiguratiebestand (cfg.xml). De parameter is lijnspecifiek. Voer een tekenreeks in met deze indeling:
<Extension_2_ ua="na">Disabled</Extension_2_>

Stap 4

Voer in de parameter Uitgebreide functie een tekenreeks in de volgende indeling in:

fnc=sd;ext=9999@$PROXY;nme=xxxx

Als u een telefoon met een functie voor alfanumeriek kiezen configureert, waarin de telefoon een gesprek tot stand kan brengen met alfanumerieke tekens in plaats van de traditionele cijfers, kunt u een tekenreeks in de volgende indeling invoeren:

fnc=sd;ext=xxxx.yyyy@$PROXY;vid=n;nme=xxxx

Waarbij:

  • fnc= sd betekent functie=snelkiezen.

  • ext= 9999 is de telefoon die met de lijntoets wordt gebeld. Vervang 9999 met het juiste telefoonnummer.

    ext= xxxx.yyyy is de telefoon die met de lijntoets wordt gebeld. Vervang xxxx.yyyy met alfanumerieke tekens. U kunt deze tekens gebruiken voor alfanumeriek kiezen: a-z, A-Z, 0-9, -, _, . en +.

  • vid = n de lijnindex van de telefoon.

  • nme= XXXX is de naam die op de telefoon wordt weergegeven voor de lijntoets voor snelkiezen. Vervang XXXX met een naam.

U kunt deze parameter ook configureren in het telefoonconfiguratiebestand (cfg.xml). De parameter is lijnspecifiek. Voer een tekenreeks in met deze indeling:
<Extended_Function_2_ ua="na">fnc=sd;ext=9999@$PROXY;nme=xxxx</Extended_Function_2_>

Stap 5

Klik op Submit All Changes.


DTMF-parameters voor wachten en onderbreken

In snelkiesnummers, telefoonlijsten, uitgebreide functies en andere tekenreeksen die in de telefoon zijn geconfigureerd, kunnen tekens voor wachten (X) en onderbreken (,) zijn opgenomen. Deze tekens maken handmatige en automatische DTMF-signaaltransmissie (Dual-Tone Multi-Frequency) mogelijk.

U kunt het wacht- en onderbrekingsteken toevoegen aan tekenreeksen voor snelkiesnummers, uitgebreide functies of telefoonlijsten in de volgende indeling:

{Dial_String}[ ][,|X][DTMF_string][,|X][DTMF_string]

Waarbij:

  • Dial_String: is het nummer dat de gebruiker is probeert te bellen. Bijvoorbeeld: 8537777 of 14088537777.

  • [ ](spatie): is een beëindigingsteken in de kiesreeks die het einde bepaalt of begrenst. De spatie is verplicht. Als de telefoon een X of een komma (,) voor de spatie detecteert, worden de tekens verwerkt als onderdeel van de kiesreeks.

  • , (komma): een pauze van 2 seconden die wordt ingevoegd voor elke komma in de tekenreeks.

  • X (wachten): geeft aan dat de telefoon wacht op invoer en de bevestiging van de gebruiker.

    Wanneer de gebruiker het DTMF-signaal handmatig met het toetsenblok invoert, ziet de gebruiker een bericht om te bevestigen dat de overdracht van de handmatige invoer voltooid is. Na de bevestiging verzendt de telefoon DTMF-signalen die zijn gedefinieerd door de DTMF_string. De telefoon voert de volgende parameter uit. Als er geen parameters om uit te voeren over zijn in de kiesreeks, gaat de telefoon naar het hoofdscherm.

    Het venster met de wachttijdprompt verdwijnt pas als de gebruiker de wachtprompt bevestigt of als het gesprek is beëindigd door de gebruiker of door het externe apparaat.

  • DTMF_string: bevat de DTMF-signalen die een gebruiker naar een extern apparaat verzendt nadat de oproep is verbonden. De telefoon kan alleen geldige DTMF-signalen verzenden.

Voorbeeld:

18887225555,,5552X2222

Een snelkiesnummer activeert de telefoon om te bellen naar 18887225555. De spatie geeft het einde van de kiesreeks aan. De telefoon wacht 4 seconden (2 komma's) en verzendt vervolgens de DTMF-signalen 5552.

Er wordt een bericht weergegeven, waarin de gebruiker handmatig cijfers kan invoeren. Wanneer de gebruiker alle cijfers heeft gekozen, drukt de gebruiker op OK om te bevestigen dat de handmatige invoer is voltooid. De telefoon verzendt de DTMF-signalen 2222.

Richtlijnen voor gebruik

Een gebruiker kan cijfers elk gewenst moment verzenden, zolang het gesprek is verbonden.

De maximale lengte van de tekenreeks, met inbegrip van de X-en of komma's (,), is beperkt tot de lengte van een snelkiesnummer, belscherminvoer, telefoonlijstnummer en andere kiesreeksen.

Wanneer een wachtperiode wordt gestart, geeft de telefoon het startscherm weer en wordt de gebruiker gevraagd om meer cijfers in te voeren met het toetsenblok. Als deze actie optreedt terwijl de gebruiker de invoer bewerkt, is het mogelijk dat de wijzigingen verloren gaan.

Als slechts een deel van de kiesreeks overeenkomt met een nummerplan wanneer een nummer wordt gebeld, wordt het gedeelte van de kiesreeks dat niet overeenkomt met de kiesreeks genegeerd. Bijvoorbeeld:

85377776666,,1,23

Als 8537777 overeenkomt met een nummerplan, worden de tekens 6666 genegeerd. De telefoon wacht 4 seconden voordat DTMF 1 wordt verzonden. Vervolgens wordt er 2 seconden gewacht en wordt DTMF 23 verzonden.

Bij het registreren van het gesprek, wordt alleen de kiesreeks vastgelegd en niet de DTMF-tekenreeksen.

Geldige DTMF-signalen zijn 0-9, * of #. Alle andere tekens worden genegeerd.

Beperkingen

Als de oproep wordt verbonden en meteen wordt doorverbonden, kan de telefoon mogelijk niet de DTMF-signalen verwerken. Dit is afhankelijk van de lengte van de tijd dat de oproep is verbonden voordat deze wordt doorverbonden.

Telefoonconfiguratie voor het bewaken van andere telefoons

U kunt de telefoon configureren zodat deze de status van lijnen op andere telefoons bewaakt. Deze functie is handig als u regelmatig gesprekken afhandelt voor collega's en wilt zien of ze een gesprek kunnen beantwoorden. De telefoon bewaakt elke lijn op een afzonderlijke lijntoets. De lijntoetsen waarmee wordt bewaakt, functioneren als BLF-toetsen (Busy Lamp Field). Een BLF is een LED die van kleur wijzigt om de status aan te geven van de bewaakte lijn:

Tabel 3. LED-status van de BLF-toets

LED-kleur

Betekenis

Groen

De bewaakte lijn is beschikbaar.

Rood

De bewaakte lijn is bezet.

Knippert rood

De bewaakte lijn gaat over.

Oranje

Fout in de configuratie van de BLF-toets.

Als de telefoon is geregistreerd bij een BroadSoft-server, kunt u de telefoon instellen om meerdere gebruikers te bewaken, met een enkele set van configuraties.

De telefoon configureren om de lijnen van meerdere gebruikers te bewaken

Als de telefoon is geregistreerd bij een BroadSoft-server, kunt u de telefoon configureren om de hele BLF-lijst te bewaken. De telefoon wijst beschikbare lijntoetsen op volgorde aan om de lijnen in de BLF-lijst te bewaken. De status van de bewaakte lijnen wordt weergegeven op de BLF-toetsen.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml). Zie de syntaxis van de reeks in Parameters voor monitoren van de lijnen van meerdere gebruikers voor meer informatie over het configureren van de parameters.

Voordat u begint

  • Zorg dat de telefoon is geregistreerd bij een BroadSoft-server.

  • Stel een BLF-lijst voor een gebruiker van de telefoon in op de BroadSoft-server.

  • Open de beheerwebinterface. Zie De webinterface van de telefoon openen.

  • Zorg ervoor dat de gecontroleerde lijnen op de BLF toetsen zich niet in de inerte modus bevinden.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Beantwoordersconsole.

Stap 2

Configureer BLF List URI (URI BLF-lijst), Use Line Keys For BLF List (Lijntoetsen gebruiken voor BLF-lijst), BLF List (BLF-lijst) en BLF Label Display Mode (Weergavemodus BLF-labels) zoals wordt beschreven in Parameters voor monitoren van de lijnen van meerdere gebruikers.

Als u gebruikers afzonderlijke BLF-toetsen laat configureren (zie Gebruikers functies laten configureren op lijntoetsen), raden we aan dat u BLF-lijst instelt op Verbergen.

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Parameters voor monitoren van de lijnen van meerdere gebruikers

In de volgende tabel wordt een definitie gegeven van de functie en het gebruik van de BLF-parameters in de sectie Algemeen op het tabblad Spraak > Att-console in de telefoonwebinterface. Hij definieert ook de syntaxis van de tekenreeks die aan het telefoonconfiguratiebestand (cfg.xml) is toegevoegd met XML-code om een parameter te configureren.

Tabel 4. Parameters voor monitoren van de lijnen van meerdere gebruikers

Parameter

Beschrijving en standaardwaarde

BLF-lijst URI

De URI (Uniform Resource Identifier) van de BLF-lijst (Busy Lamp Field) die is ingesteld voor een gebruiker van de telefoon, op de BroadSoft-server.

Dit veld is alleen van toepassing als de telefoon is geregistreerd bij een BroadSoft-server. De BLF-lijst is de lijst met gebruikers waarvan de telefoon de lijnen kan bewaken. Zie Telefoonconfiguratie voor het bewaken van andere telefoons voor meer informatie.

De URI van de BLF-lijst moet worden opgegeven in de indeling <URI_name>@<server>. De gespecificeerde BLF-lijst URI moet hetzelfde zijn als de waarde die is geconfigureerd voor de parameter Lijst URI: sip op de BroadSoft-server.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <BLF_List_URI ua="na">MonitoredUsersList@sipurash22.com</BLF_List_URI>

  • Geef in de telefoonwebinterface de BLF-lijst op die op de BroadSoft-server is gedefinieerd.

Standaard: leeg

Lijntoetsen voor BLF-lijst gebruiken

Bepaalt of de telefoon de lijntoetsen gebruikt om de BLF-lijst te bewaken, wanneer het bewaken van de BLF-lijst actief is.

Wanneer dit is ingesteld op Nee, gebruikt de telefoon alleen de toetsen van de toetsuitbreidingsmodule om de BLF-lijst te bewaken.

Deze instelling is alleen van betekenis wanneer BLF-lijst is ingesteld op Weergeven.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Use_Line_Keys_For_BLF_List ua="na">Ja</Use_Line_Keys_For_BLF_List>

  • Op de telefoonwebinterface stelt u dit veld in op Ja als u de niet-geregistreerde lijntoetsen wilt gebruiken om de items in de BLF-lijst wilt monitoren. Stel deze in op Nee om te voorkomen dat de lijntoetsen worden gebruikt voor het monitoren van de items in de BLF-lijst.

Standaard: Nee

BLF-lijst

Hiermee activeert u of deactiveert u bewaken van de BLF-lijst.

Wanneer deze optie is ingesteld op Weergeven, wijst de telefoon beschikbare lijntoetsen of de toetsen van de toetsuitbreidingsmodule in volgorde toe om de items in de BLF-lijst te monitoren. De labels van de BLF-lijsttoetsen geven de namen van de bewaakte gebruikers en de status van de bewaakte lijnen.

Deze instelling is alleen van betekenis wanneer BLF-lijst URI is geconfigureerd.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <BLF_List ua="rw">Tonen</BLF_List>

  • In de telefoonwebinterface stelt u dit veld in op Weergeven of Verbergen om de BLF-monitorfunctie in of uit te schakelen.

Toegestane waarden: Weergeven|Verbergen

Standaard: Weergeven

Weergavemodus BLF-label

Geeft aan hoe de BLF-items worden weergegeven op de lijntoetsen of op de toetsen van de toetsuitbreidingsmodule . De opties zijn: Naam, Ext (toestelnummer) en Beide.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <BLF_Label_Display_Mode ua="na">Naam</BLF_Label_Display_Mode>

  • Selecteer in de telefoonwebinterface een optie in de lijst.

Toegestane waarden: Naam|Ext|Beide

Standaard: Naam

De telefoon configureren om de lijnen van een enkele gebruiker te bewaken

U kunt Busy Lamp Field (BLF) configureren op een telefoonlijn wanneer een gebruiker de beschikbaarheid van een collega moet controleren om gesprekken af te handelen.

U kunt Busy Lamp Field configureren om met elke combinatie van snel kiezen of gesprek opnemen te werken. Bijvoorbeeld alle volgende combinaties Busy Lamp Field alleen, Busy Lamp Field en snel kiezen, Busy Lamp Field en gesprek opnemen of Busy Lamp Field, snel kiezen en gesprek opnemen kunnen worden geconfigureerd. Echter voor snelkeuze alleen is een andere configuratie vereist.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml). Zie de syntaxis van de reeks in Parameters voor het monitoren van één lijn voor meer informatie over het configureren van de parameters.

Voordat u begint

  • Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

  • Zorg ervoor dat de lijntoets waarvoor u een Busy Lamp Field wilt configureren, zich niet in de inerte modus bevindt.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 2

Selecteer een lijntoets waarop een Busy Lamp Field moet worden geconfigureerd.

Stap 3

Configureer de velden Extension (Toestel) en Extended Function (Uitgebreide functie) in zoals is gedefinieerd in Parameters voor het monitoren van één lijn.

Stap 4

Klik op Submit All Changes.


Parameters voor het monitoren van één lijn

De volgende tabel definieert de functie en het gebruik van de parameters van Busy Lamp Field (BLF) in de sectie Lijntoets op het tabblad Spraak > Telefoon in de webinterface van de telefoon. Hij definieert ook de syntaxis van de tekenreeks die aan het telefoonconfiguratiebestand (cfg.xml) is toegevoegd met XML-code om een parameter te configureren.

Tabel 5. Parameters voor het monitoren van één lijn

Parameter

Beschrijving en standaardwaarde

Toestel

Wijst een toestelnummer aan een lijntoets toe of schakelt de uitbreidingsfunctie uit op een lijntoets.

Het aantal lijntoetsen verschilt per telefoonmodel. Wanneer u een toestelnummer toegewezen hebt gekregen, kunt u de lijntoets configureren als een telefoontoestel. U kunt de lijntoets toewijzen aan uitgebreide functies, bijvoorbeeld Snelkeuze, Busy Lamp Field en Gesprek opnemen.

Standaard hoeft u het toestel niet uit te schakelen om de lijntoets met uitgebreide functies toe te wijzen. Als de functie Directe PLK-configuratie echter is uitgeschakeld, moet u het toestel uitschakelen om de toewijzing te verkrijgen. Zie Directe PLK-configuratie inschakelen voor meer informatie over hoe de functie in te schakelen.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Extension_1_ ua="na">1</Extension_1_>

    <Extension_2_ ua="na">Uitgeschakeld</Extension_2_>

    <Extension_3_ ua="na">Uitgeschakeld</Extension_3_>

    <Extension_4_ ua="na">Uitgeschakeld</Extension_4_>

  • Stel in de webinterface van de telefoon de parameter in op Uitgeschakeld om een andere lijn op de lijntoets te volgen.

Toegestane waarden: Uitgeschakeld|1|2|3|4, toegestane waarden verschillen per telefoon.

Standaard: n, waarbij n het nummer van de lijntoets is.

Extended Function (Uitgebreide functie)

Wordt gebruikt om uitgebreide functies toe te wijzen aan een lijntoets op de telefoon. De ondersteunde functies zijn:

  • Busy Lamp Field (BLF)

    Bijvoorbeeld: fnc=blf;sub=BLF_List_URI@$PROXY;ext=user_ID@$PROXY

  • BLF en Gesprek opnemen

    Bijvoorbeeld: FNC = blf + CP; sub = BLF_List_URI@ $proxy; ext = user_id@ $proxy

  • BLF en Snelkeuze

    Bijvoorbeeld: FNC = blf + SD; sub = BLF_List_URI@ $proxy; ext = user_id@ $proxy

  • BLF met Snelkeuze en Gesprek opnemen

    Bijvoorbeeld: FNC = blf + SD + CP; sub = BLF_List_URI@ $proxy; ext = user_id@ $proxy

Opmerking

 

Als de functie Directe PLK-configuratie is uitgeschakeld, is de parameter alleen beschikbaar wanneer het toestel van de lijntoets is ingesteld op Uitgeschakeld.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Extended_Function_1_>fnc=blf;sub=BLF_List_URI@$PROXY;ext=user_ID@$PROXY</Extended_Function_1_>

  • Configureer in de webinterface van de telefoon de parameter met een geldige syntaxis om controle van een andere gebruiker of ander toestel met behulp van de lijntoets in te schakelen.

Standaard: leeg

De knop Conferentie met een stercode inschakelen

U kunt een stercode toevoegen aan de knop Conferentie zodat de gebruiker met slechts één keer drukken op de knop meerdere actieve oproepen aan een conferentie kan toevoegen. U kunt deze functie inschakelen via de webpagina van de telefoon.

Voordat u begint

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Toest.(n), waarbij n een toestelnummer is.

Stap 2

Configureer in de sectie Call Features Settings (Instellingen voor gespreksfuncties) de velden Conference Single Hardkey (Eén hardkey Conferentie) en Conference Bridge URL (URL conferentiebrug) zoals is gedefinieerd in Parameters voor de knop Conferentie.

U kunt de conferentieknop ook inschakelen met een xml-bestand. Voer een tekenreeks in met deze indeling:

<Conference_Bridge_URL_1_ ua="na">*55</Conference_Bridge_URL_1_>
<Conference_Single_Hardkey_1_ ua="na">Yes</Conference_Single_Hardkey_1_>

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Parameters voor de knop Conferentie

De volgende tabel definieert de functie en het gebruik van de parameters voor de knop Conferentie in de sectie Instellingen voor gespreksfuncties op het tabblad Spraak > Ext (n) in de telefoonwebinterface. Hij definieert ook de syntaxis van de tekenreeks die aan het telefoonconfiguratiebestand (cfg.xml) is toegevoegd met XML-code om een parameter te configureren.

Tabel 6. Parameters voor de knop Conferentie

Parameter

Beschrijving en standaardwaarde

Conferentie hardkey single

U kunt dit veld gebruiken om op te geven of alleen de knop Conferentie van de toets moet worden gebruikt om een conferentiegesprek te starten. Wanneer deze is ingesteld op Ja, kan de gebruiker alleen de Conferentie-knop gebruiken om een conferentiegesprek tot stand te brengen. De conf-toets wordt gedeactiveerd. Wanneer het is ingesteld op Nee, kan de gebruiker zowel de knop Conferentie als de schermtoets Conf gebruiken.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Conference_Single_Hardkey_1_ ua="na">Yes</Conference_Single_Hardkey_1_>
  • In de webinterface van de telefoon stelt u dit veld in op Ja of Nee om deze functie in te schakelen.

Toegestane waarden: Ja|Nee

Standaard: Nee

URL conferentiebrug

URL waarmee wordt deelgenomen aan een conferentiegesprek, meestal in de vorm van een te kiezen nummer of een URI in deze indeling: gebruiker@IPadres:poort.

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Conference_Bridge_URL_1_ ua="na">*55</Conference_Bridge_URL_1_>
  • Geef in de telefoonwebinterface de URI of een getal op als de conferentiebrug.

Standaard: leeg

Kieshulp inschakelen (8800 en 6871)

U kunt kieshulp configureren zodat uw gebruikers sneller gesprekken kunnen starten. Als een gebruiker belt, geeft de telefoon een lijst met telefoonnummers weer die sterk overeenkomen met het nummer op het scherm.

Voordat u begint

Open de beheerwebinterface van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Gebruiker.

Stap 2

Stel in het gedeelte Supplementary Services (Aanvullende services) het veld Dial Assistance (Kieshulp) in op Yes (Ja).

U kunt ook Kieshulp inschakelen in het configuratiebestand van de telefoon (cfg.xml).
<Dial_Assistance ua="rw">No</Dial_Assistance>

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Alfanumeriek kiezen configureren

U kunt een telefoon configureren zodat de gebruiker van de telefoon een gesprek plaatst met alfanumerieke tekens in plaats van alleen cijfers. Op de webpagina van de telefoon configureert u alfanumeriek kiezen met snelkiezen, BLF en gesprek opnemen.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Toestel (n).

Stap 2

In de sectie Nummerplan stelt u URI-kiezen inschakelen in op Ja om alfanumeriek kiezen in te schakelen.

U kunt de parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml). De parameter is lijnspecifiek.
<Enable_URI_Dialing_1_ ua="na">Yes</Enable_URI_Dialing_1_>

Stap 3

Door Spraak > Telefoon te selecteren, kunt u een tekenreeks aan een lijntoets in deze indeling toevoegen om snelkiesnummers in te schakelen voor alfanumeriek kiezen:

fnc=sd;ext=xxxx.yyyy@$PROXY;nme=yyyy,xxxx

Bijvoorbeeld:

fnc=sd;ext=first.last@$PROXY;nme=Last,First 

In het bovenstaande voorbeeld kan de gebruiker 'first.last' kiezen om een oproep te starten.

Opmerking

 

De ondersteunde tekens voor alfanumeriek kiezen zijn: a-z, A-Z, 0-9, -, _, . en +.

Stap 4

Klik op Submit All Changes.


Gesprek parkeren

Met de parkeerfunctie kan een gesprek worden geparkeerd en vervolgens van uw telefoon of een andere telefoon worden opgehaald. De volgende LED-kleuren worden op de lijntoets weergegeven als deze functie is geconfigureerd:
  • Groen lampje: de parkeerfunctie is geconfigureerd.

  • Oranje lampje: de parkeerfunctie is niet geconfigureerd.

  • Langzaam knipperend rood lampje: een gesprek is geparkeerd.

Gesprek parkeren met stercodes configureren

U kunt Gesprek parkeren configureren zodat de gebruiker een gesprek in de wacht kan zetten en vervolgens weer kan ophalen van de telefoon van de gebruiker of van een andere telefoon.

Bij het configureren van een parkeerfunctie moeten de parkeerfunctiecode en de code voor het ongedaan maken van de parkeerfunctie overeenkomen met de functietoegangscode die op de server is geconfigureerd.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Regionaal.

Stap 2

Voer *68 in het veld Call Park Code (Code parkeerfunctie) in.

U kunt de parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een tekenreeks in deze notatie in te voeren:
<Call_Park_Code ua="na">*68</Call_Park_Code>

Stap 3

Voer *88 in het veld Call Unpark Code (Code voor ongedaan maken parkeerfunctie) in.

U kunt de parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een tekenreeks in deze notatie in te voeren:

<Call_Unpark_Code ua="na">*88</Call_Unpark_Code>

Stap 4

Klik op Submit All Changes.


Gesprek parkeren met één knop configureren

Via Gesprek parkeren met één knop hoeft u geen toetsencombinatie in te voeren voor het parkeren van een gesprek en het opheffen van de parkeerfunctie.

U kunt ook het parkeren van oproepen configureren in een toestel voor toegewezen toestel voor geparkeerde oproepen

Voordat u begint

De webinterface van de telefoon openenen De telefoon configureren om de lijnen van meerdere gebruikers te bewaken

Procedure


Stap 1

Ga naar Voice (Spraak) > ATT Console (ATT-console)

Stap 2

Voer in het veld BLF List URI (URI BLF-lijst) uri_name@server in

Het veld BLF List URI (URI BLF-lijst) moet dezelfde waarde bevatten als de waarde die is geconfigureerd voor de parameter List URI:sip op de BroadSoft-server.

U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:
<BLF_List_URI ua="na">uri_name@server</BLF_List_URI>

Stap 3

Selecteer in de vervolgkeuzelijst BLF List Feature Options (Functieopties BLF-lijst) de optie prk.

U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:
<BLF_List_Feature_Options ua="na">prk</BLF_List_Feature_Options>

De toegestane waarden zijn blf+sd+cp|prk. De standaardwaarde is blf+sd+cp.

Voorbeeld:

  • Wanneer het veld Functieopties BLF-lijst is ingesteld op blf+sd+cp, worden de automatisch toegewezen toetsen alleen gebruikt voor de functie blf+sd+cp. Als type="park" is opgenomen in het bronelement, worden de automatisch toegewezen toetsen gebruikt voor de functie oproepen parkeren, anders wordt deze gebruikt voor de functie blf+sd+cp wanneer het type niet wordt opgenomen.

    Op de server zijn er drie bronelementen in NOTIFY-verzoeken. Voer de teken reeksen in de resource-elementen in de indeling in en Voeg nieuw kenmerk type = "parkeren" toe in de bron-URI van de toestel voor gesprek parkeren:

    <resource uri="sip:test01@as1bsoft.sipurash.com"><name>test 01</name><instance id="cROdMctbQE" state="active" cid="BQQ7uR@broadworks"/></resource>
    <resource uri="sip:2345@as1bsoft.sipurash.com" type="park"><name>Park Location1</name><instance id="cROdMctbQE" state="active" cid="BQQ8uR@broadworks"/></resource>
    <resource uri="sip:test02@as1bsoft.sipurash.com"><name>test 02</name><instance id="cROdMctbQE" state="active" cid="BQQ9uR@broadworks"/></resource>

    Na een succesvolle configuratie controleert de telefoon test 01, parkeerlocatie1 en test 02. Met een correct abonnement op toestelnummers voor gesprekken parkeren worden de lijntoetsen toegewezen aan de functie Gesprek parkeren en wordt de status van het gecontroleerde toestel opgehaald.

  • Wanneer het veld Functieopties BLF-lijst is ingesteld op prk, controleert de lijst-URI van de BLF de toestellen en gebruikers voor het parkeren van oproepen.

    Op de server zijn er drie bronelementen in NOTIFY-verzoeken. Voer de teken reeksen in de resource-elementen in de indeling in en Voeg nieuw kenmerk type = "parkeren" toe in de bron-URI van de toestel voor gesprek parkeren:

    <resource uri="sip:test01@as1bsoft.sipurash.com"><name>test 01</name><instance id="cROdMctbQE" state="active" cid="BQQ7uR@broadworks"/></resource>
    <resource uri="sip:2345@as1bsoft.sipurash.com" type="park"><name>Park Location1</name><instance id="cROdMctbQE" state="active" cid="BQQ8uR@broadworks"/></resource>
    <resource uri="sip:test02@as1bsoft.sipurash.com"><name>test 02</name><instance id="cROdMctbQE" state="active" cid="BQQ9uR@broadworks"/></resource>

    Na een succesvolle configuratie controleert de telefoon test 01, parkeerlocatie1 en test 02. Met een correct abonnement op toestelnummers voor gesprekken parkeren worden de lijntoetsen toegewezen aan de functie Gesprek parkeren en wordt de status van het gecontroleerde toestel opgehaald.

Stap 4

Klik op Submit All Changes.


Parkeerfunctie toevoegen aan een lijntoets

U kunt de parkeerfunctie aan een lijntoets toevoegen zodat de gebruiker gesprekken tijdelijk kan opslaan en ophalen. De parkeerfunctie wordt ondersteund op privélijnen en gedeelde lijnen.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 2

Selecteer een lijntoets.

Stap 3

(optioneel) Stel de parameter Toestel in op Uitgeschakeld om het toestel uit te schakelen.

Opmerking

 

Als de functie Directe PLK-configuratie is uitgeschakeld, moet u het toestel uitschakelen om gesprek parkeren aan de lijntoets toe te voegen. Als de functie is ingeschakeld, kunt u deze stap overslaan. Zie Directe PLK-configuratie inschakelen voor meer informatie.

U kunt deze parameter ook configureren in het telefoonconfiguratiebestand (cfg.xml). De parameter is lijnspecifiek. Voer een tekenreeks in met deze indeling:
<Extension_2_ ua="na">Disabled</Extension_2_>

Stap 4

Voer in de parameter Uitgebreide functie een tekenreeks in de volgende indeling in:

Voor een privélijn typt u
fnc=prk;sub=$USER@$PROXY;nme=CallPark-Slot1;vid=1
Voor een gedeelde lijn typt u
fnc=prk;sub=$USER@$PROXY;nme=CallPark-Slot1;orbit=<DN of shared line>;vid=1

Waarbij:

  • fnc= prk betekent functie=gesprek parkeren.

  • sub is de SIP URI van het bewaakte parkeerslot.

  • nme is de naam die wordt weergegeven op de telefoon voor de lijntoets voor de parkeerfunctie.

  • orbit is de DN van de gedeelde lijn.

  • vid is de toestel-id. De waarden van $USER en $PROXY worden opgehaald uit het opgegeven toestelnummer. Als vid ontbreekt in de functietekenreeks, worden de waarden van $USER en $PROXY opgehaald uit toestel 1.

U kunt de lijnspecifieke parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml). Voer een tekenreeks in deze notatie in:
<Extended_Function_2_ ua="na">fnc=prk;sub=$USER@$PROXY;nme=CallPark-Slot1;vid=1;</Extended_Function_2_>

Stap 5

Klik op Submit All Changes.


De optionele netwerkconfiguratie instellen

Optionele netwerkservers bieden resources, zoals DNS-zoekopdrachten, netwerktijd, registratie en apparaatdetectie. Bovendien kunt u PC-poortspiegeling op de telefoon van de gebruiker toevoegen. De gebruiker kan deze service ook in- of uitschakelen vanaf de telefoon.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml). Zie de syntaxis van de reeks in Parameters voor optionele netwerkconfiguratie voor meer informatie over het configureren van de parameters.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Systeem.

Stap 2

Stel in de sectie Optionele netwerkconfiguratie de velden in zoals wordt beschreven in Parameters voor optionele netwerkconfiguratie.

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Parameters voor optionele netwerkconfiguratie

De volgende tabel definieert de functie en het gebruik van de toegangscontroleparameters in de sectie Optionele netwerkconfiguratie op het tabblad Spraak > Systeem in de telefoonwebinterface. Hij definieert ook de syntaxis van de tekenreeks die aan het telefoonconfiguratiebestand (cfg.xml) is toegevoegd met XML-code om een parameter te configureren.

Tabel 7. Parameters voor optionele netwerkconfiguratie

Parameter

Beschrijving en standaardwaarde

Hostnaam

De hostnaam van de server die de telefoon gebruikt.

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <Host_Name ua="rw">serverhost.com</Host_Name>
  • Voer in de webinterface telefoon de hostnaam in van de server die u wilt gebruiken.

Standaard: leeg

Domein

Het netwerkdomein van de telefoon.

Zie LDAP-configuratie als u LDAP gebruikt.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <Domain ua="rw">domainexample.com</Domain>
  • In de telefoon webinterface voert u het domein van de telefoon in.

Standaard: leeg

DNS Server Order (DNS-servervolgorde)

Geeft de reeks voor het selecteren van de DNS-server op.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Handmatig, DHCP

  • Handmatig

  • DHCP, Handmatig

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <DNS_Server_Order ua="na">Manual,DHCP</DNS_Server_Order>
  • Geef in de telefoon webinterface de volg orde op waarin de telefoon de DNS-server moet selecteren.

Toegestane waarden: Handmatig,DHCP|Handmatig|DHCP,Handmatig

Standaard: Handmatig, DHCP

PC port mirror (PC-poort spiegelen) inschakelen

Hiermee kunt u het spie gelen van PC-poorten op de telefoon in-of uitschakelen. Wanneer deze optie is ingesteld op Ja, kunt u de pakketten bekijken op de telefoon.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <Enable_PC_Port_Mirror ua="na">No</Enable_PC_Port_Mirror>
  • Stel dit veld in de telefoon webinterface in op Ja of Nee om het spie gelen van de PC-poort op de telefoon in of uit te scha kelen.

Toegestane waarden: Ja|Nee

Standaard: Nee

Syslog-server

Zie Systeemlogparameters.

Syslog-id

Zie Systeemlogparameters.

Primary NTP Server (Primaire NTP-server)

Het IP-adres of de naam van de primaire NTP-server waarmee de tijd ervan wordt gesynchroniseerd.

U kunt de primaire NTP-server instellen voor zowel IPv4 als IPv6.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <Primary_NTP_Server ua="rw">192.168.1.10</Primary_NTP_Server>
  • Geef in de webinterface telefoon het IP-adres of de hostnaam van de NTP-server op.

Standaard: leeg

Secondary NTP Server (Secundaire NTP-server)

Het IP-adres of de naam van de secundaire NTP-server waarmee de tijd ervan wordt gesynchroniseerd.

U kunt de primaire NTP-server instellen voor zowel IPv4 als IPv6.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <Secondary_NTP_Server ua="rw">192.168.1.11</Secondary_NTP_Server>
  • Geef in de webinterface telefoon het IP-adres of de hostnaam van de NTP-server op.

Standaard: leeg

Configuratie-TOS gebruiken

In dit veld wordt bepaald of de telefoon de parameters voor tijd van service (TOS) gebruikt op het tabblad Ext (n). Stel dit veld in op Ja als u wilt dat de telefoons de TOS-configuratie gebruiken die is opgegeven op het tabblad Ext (n). Anders stelt u dit veld in op Nee.

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <Use_Config_TOS ua="na">No</Use_Config_TOS>
  • Selecteer in de telefoonwebinterface Ja of Nee.

Toegestane waarden: Ja|Nee

Standaard: Nee

Ondersteuning van LLDP X-SWITCH-INFO inschakelen voor E911

U kunt de ondersteuningsfunctie LLDP X-SWITCH-INFO inschakelen door een extra kop (genaamd ′X-SWITCH-INFO′) toe te voegen aan het sip-bericht REGISTER. Dit bericht bevat de volgende switch-informatie zoals geadverteerd in de gegevenseenheid LLDP:

Voordat u begint

  • Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

  • Zorg dat u de SIP-registratie hebt geconfigureerd in Ext n en dat de Ext n goed kan worden geregistreerd op de server.

Procedure


Stap 1

Selecteren Spraak > Systeem > Optionele netwerkconfiguratie.

Stap 2

Selecteer Ja voor de parameter Ondersteuning X-SWITCH-INFO.

Als u de functie wilt uitschakelen, selecteert u Nee.

U kunt deze parameter ook configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<X-SWITCH-INFO_Support ua=”na“>Yes</X-SWITCH-INFO_Support>

Standaardwaarde: No (Nee).

Stap 3

Doe het volgende voor vaste telefoons:

  1. Selecteer Spraak > Systeem > VLAN-instellingen > LLDP-MED inschakelen.

Stap 4

Klik op Submit All Changes.


XML-services

De telefoons bieden ondersteuning voor XML-services, zoals een XML-adreslijstservice of andere XML-toepassingen. Voor XML-services is alleen HTTP- en HTTPS-ondersteuning beschikbaar.

De volgende Cisco XML-objecten worden ondersteund:

  • CiscoIPPhoneMenu

  • CiscoIPPhoneText

  • CiscoIPPhoneInput

  • CiscoIPPhoneDirectory

  • CiscoIPPhoneIconMenu

  • CiscoIPPhoneStatus

  • CiscoIPPhoneExecute

  • CiscoIPPhoneImage

  • CiscoIPPhoneImageFile

  • CiscoIPPhoneGraphicMenu

  • CiscoIPPhoneFileMenu

  • CiscoIPPhoneStatusFile

  • CiscoIPPhoneResponse

  • CiscoIPPhoneError

  • CiscoIPPhoneGraphicFileMenu

  • Init:CallHistory

  • Key:Headset

  • EditDial:n

De volledige lijst met ondersteunde URI's is opgenomen in Cisco Unified IP Phone Services Application Development Notes for Cisco Unified Communications Manager and Multiplatform Phones. U vindt deze hier:

https://www.cisco.com/c/en/us/support/collaboration-endpoints/ip-phone-6800-series-multiplatform-firmware/products-programming-reference-guides-list.html

https://www.cisco.com/c/en/us/support/collaboration-endpoints/unified-ip-phone-7800-series/products-programming-reference-guides-list.html

https://www.cisco.com/c/en/us/support/collaboration-endpoints/ip-phone-8800-series-multiplatform-firmware/products-programming-reference-guides-list.html

XML-telefoonlijstservice

Wanneer een XML-URL verificatie vereist, gebruikt u de parameters XML-gebruikersnaam en XML-wachtwoord.

De parameter XML-gebruikersnaam in de XML-URL wordt vervangen door de $XML-gebruikersnaam.

Bijvoorbeeld:

De parameter XML-gebruikersnaam is cisco. De URL van de XML-adreslijstservice is http://www.sipurash.compath?username=$XML_User_Name.

Dit resulteert in de aanvraag-URL: http://www.sipurash.com/path?username=cisco.

Telefoon configureren om verbinding te maken met een XML-toepassing

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) zoals is gedefinieerd in Parameters voor XML-toepassingen.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 2

Configureer in de sectie XML Service (XML-service) de velden XML Application Service Name (Naam XML-toepassingsservice) en XML Application Service URL (URL XML-toepassingsservice) zoals is gedefinieerd in Parameters voor XML-toepassingen.

Stap 3

(Optioneel) Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord voor verificatie van de XML-service op in de velden XML User Name (XML-gebruikersnaam) en XML Password (XML-wachtwoord) zoals is gedefinieerd Parameters voor XML-toepassingen.

Stap 4

(Optioneel) Schakel verificatie voor CGI/Execute URL via Post (URL uitvoeren via Post) in en configureer dit vanuit een externe toepassing (bijvoorbeeld een webtoepassing) naar de telefoons.

Configureer de velden Cisco XML EXE Enable (Cisco XML EXE inschakelen) en Cisco XML EXE Authentication Mode (Cisco XML EXE-verificatiemodus) zoals is gedefinieerd in Parameters voor XML-toepassingen.

Stap 5

Klik op Submit All Changes.


Parameters voor XML-toepassingen

De volgende tabel definieert de functie en het gebruik van de parameters voor de XML-toepassing in de sectie XML Service op het tabblad Spraak > Telefoon in de webinterface van de telefoon. Hij definieert ook de syntaxis van de tekenreeks die aan het telefoonconfiguratiebestand (cfg.xml) is toegevoegd met XML-code om een parameter te configureren.

Tabel 8. Parameters voor XML-toepassingen

Parameter

Beschrijving

Naam XML-toepassingsservice

De naam van de XML-toepassing. De naam wordt op de telefoon als een webtoepassingskeuze weergegeven.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <XML_Application_Service_Name ua="na">XML_APP</XML_Application_Service_Name>
  • Voer in de telefoon webinterface een naam in voor de XML-toepassing.

Standaard: leeg

URL XML-toepassingsservice

De URL waar de XML-toepassing zich bevindt.

Macro variabelen worden ondersteund in XML Url's. Zie voor de geldige macro variabelen Macrovariabelen.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <XML_Application_Service_URL ua="na">XML_APP</XML_Application_Service_URL>
  • Voer in de telefoon webinterface de URL voor de XML-toepassing in.

De telefoon geeft de XML-toepassing niet weer in het scherm Informatie en instellingen.

Standaard: leeg

XML-gebruikersnaam

Gebruikersnaam van de XML-service voor verificatiedoeleinden.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <XML_User_Name ua="na">username</XML_User_Name>
  • Geef in de webinterface van de telefoon de usename op die wordt gebruikt voor de verificatie van de XML-service.

Standaard: leeg

XML-wachtwoord

XML-servicewachtwoord voor de opgegeven XML-gebruikersnaam. Het ingevoerde wachtwoord wordt in het configuratiebestand (cfg.xml) weergegeven als
<!--
 <XML_Password ua="na">*************</XML_Password> 
-->

Standaard: leeg

CISCO XML EXE inschakelen

Geeft aan of verificatie is vereist voor toegang tot de XML-toepassings server.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <CISCO_XML_EXE_Enable ua="na">Yes</CISCO_XML_EXE_Enable>
  • In de telefoonwebinterface stelt u deze in op Ja of Nee om verificatie in of uit te schakelen.

Toegestane waarden: Nee

Standaard: Nee

CISCO XML EXE-verificatiemodus

Hiermee specificeert u de verificatiemodus voor Cisco XML EXE. De beschikbare opties zijn:

  • Vertrouwd: er wordt geen verificatie uitgevoerd ongeacht de lokale referentie.

  • Lokale referentie: verificatie is gebaseerd op Digest-verificatie met het wachtwoord van de lokale gebruiker, als dit is ingesteld. Als dit niet ingesteld, wordt er geen verificatie uitgevoerd.

  • Externe referentie: verificatie is gebaseerd op Digest-verificatie met externe gebruikersnaam/wachtwoord zoals is ingesteld in de XML-toepassing op de webpagina (voor toegang tot een XML-toepassingsserver).

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <CISCO_XML_EXE_Auth_Mode ua="na">Local Credential</CISCO_XML_EXE_Auth_Mode>
  • Selecteer een verificatiemodus in de telefoonwebinterface.

Toegestane waarden: Vertrouwd|Lokale referentie|Externe referentie

Standaard: Lokale referentie

Macrovariabelen

U kunt macrovariabelen gebruiken in XML-URL's. De volgende macrovariabelen worden ondersteund:

  • Gebruikers-ID: UID1, UID2 tot UIDn

  • Weergavenaam: DISPLAYNAME1, DISPLAYNAME2 tot DISPLAYNAMEn

  • Verificatie-ID: AUTHID1, AUTHID2 tot AUTHIDn

  • Proxy: PROXY1, PROXY2 tot PROXYn

  • MAC-adres met kleine letters hexadecimale tekens: MA

  • Productnaam: PN

  • Productserienummer: PSN

  • Serienummer: SERIAL_NUMBER

De volgende tabel geeft de lijst met macro's die op de telefoons worden ondersteund:

Macronaam

Uitbreiding van macro

$

De vorm $$ wordt uitgebreid tot één teken $.

A tot en met P

Wordt vervangen door de algemene parameters GPP_A tot en met GPP_P.

SA tot SD

Wordt vervangen door de speciale parameters GPP_SA tot en met GPP_SD. Deze parameters bevatten toetsen of wachtwoorden voor inrichting.

Opmerking

 

$SA tot en met $SD worden herkend als argumenten voor de optionele URL-kwalificatie voor opnieuw synchroniseren, --toets.

MA

MAC-adres met kleine letters hexadecimale tekens (000e08aabbcc).

MAU

MAC-adres met hoofdletters hexadecimale tekens (000E08AABBCC).

MAC

MAC-adres met kleine hexadecimale cijfers met een dubbele punt om hexadecimale cijferparen van elkaar te scheiden (00:0e:08:aa:bb:cc).

PN

Naam van het product: bijvoorbeeld IP-telefoon 8861.

Naam van het product: bijvoorbeeld IP-telefoon 7861.

Naam van het product: bijvoorbeeld IP-telefoon 6841.

PSN

Productserienummer; bijvoorbeeld 8861.

Productserienummer; bijvoorbeeld 7861.

Productserienummer; bijvoorbeeld 6841.

SN

Tekenreeks voor serienummer: bijvoorbeeld 88012BA01234.

CCERT

Status SSL-clientcertificaat, al dan niet geïnstalleerd.

IP

IP-adres van de telefoon binnen het lokale subnet: bijvoorbeeld 192.168.1.100.

EXTIP

Extern IP-adres van de telefoon, weergegeven op het internet: bijvoorbeeld 66.43.16.52.

SWVER

Tekenreeks softwareversie. Vergelijk de tekenreeks voor de softwareversie met de huidige firmwareversie van de telefoon.

Volg de onderstaande notatie:
  • Voor firmwarerelease 11.3 (1) SR1 en vorige:

    sipjjjj.11-0-1MPP-376

    waarbij yyyy het telefoonmodel of de telefoonreeks aangeeft; 11 is de hoofdversie; 0 is de secundaire versie; 1MPP is de microversie; en 376 is het buildnummer.

  • Voor firmware versie 11.3 (2) en later:

    sipjjjj.11-3-2MPP0001-609

    waarbij yyyy het telefoonmodel of de telefoonreeks aangeeft; 11 is de hoofdversie; 3 is de secundaire versie; 2MPP0001 is de microversie; en 609 is het buildnummer.

Er zijn twee manieren om de firmwareladingen te vergelijken:

  • Met aanhalingstekens "$SWVER": variabele gedraagt zich als een tekenreeks bij het vergelijken van de namen van firmwareversies. Voor "$SWVER" eq "sipyyyy.11-2-1MPP-312.loads" of "$SWVER" eq "sipyyyy.11-3-2MPP0001-609.loads", maken het modelnummer van de telefoon en de versienummers in de laadnaam deel uit van de vergelijking.

  • Zonder aanhalingstekens, $SWVER: variabele wordt geparseerd om buildnummer te bepalen, plus nummer van grote, kleine of microwijziging. Wanneer bijvoorbeeld de firmwarenamen sip88xx.11-3-2MPP0001-598.loads en sip8845_65.11-3-2MMP0001-598.loads worden geparseerd, negeert het resultaat het modelnummer en het versienummer. Het resultaat voor beide firmwarenamen is een grote wijziging =1, kleine wijziging =1, microwijziging =2MPP0001 en buildnummer =598.

Zie voor meer informatie over de vergelijking van firmwareversies Variabelen voor macro-uitbreiding.

HWVER

Tekenreeks hardwareversie; bijvoorbeeld 1.88.1.

PRVST

Ppovisioningstatus (een reeks cijfers):

  • -1 = expliciete aanvraag hersynchroniseren

  • 0 = opstarten hersynchroniseren

  • 1 = periodiek hersynchroniseren

  • 2 = synchroniseren is mislukt, nieuwe poging

UPGST

Status van upgrade (een reeks cijfers):

  • 1 = eerste upgradepoging

  • 2 = upgrade is mislukt, nieuwe poging

UPGERR

Resultaatbericht (ERR) van de vorige upgradepoging: bijvoorbeeld http_get is mislukt.

PRVTMR

Seconden sinds de laatste hersynchronisatiepoging.

UPGTMR

Seconden sinds de laatste upgradepoging.

REGTMR1

Seconden sinds registratie lijn 1 met SIP-server is verbroken.

REGTMR2

Seconden sinds registratie lijn 2 met SIP-server is verbroken.

UPGCOND

Oude macronaam

SCHEME

Bestandstoegangschema (TFTP, HTTP of HTTPS, verkregen na het parseren van hersynchronisatie of upgraden URL).

METH

Afgeschreven alias voor SCHEME, niet gebruiken.

SERV

Hostnaam doelserver opvragen.

SERVIP

IP-adres doelserver opvragen (volgende DNS-zoekopdracht).

PORT

Aanvragen UDP/TCP-doelpoort.

PATH

Aanvragen pad doelbestand.

ERR

Resultaatbericht van hersynchronisatie- of upgradepoging.

UIDn

De inhoud van de configuratieparameter Line n UserID (gebruikers-id voor lijn n).

ISCUST

Als de eenheid is aangepast, waarde = 1, anders 0.

Opmerking

 

De aanpassingsstatus is zichtbaar op de pagina Info Web UI.

INCOMINGNAME

De naam die is gekoppeld aan het eerste verbonden, overgaande of inkomende gesprek.

REMOTENUMBER

Het telefoonnummer van het eerste verbonden, overgaande of inkomende gesprek. Als er meerdere gesprekken zijn, worden de gegevens verstrekt die samenhangen met het eerste gesprek.

DISPLAYNAMEn

De inhoud van weergavenaam configuratieparameter voor lijn n.

AUTHIDn

De inhoud van verificatie-id configuratieparameter voor lijn n.

Gedeelde lijnen

Een gedeelde lijn is een telefoonnummer dat wordt weergegeven op meerdere telefoons. U kunt een gedeelde lijn maken door hetzelfde telefoonnummer toe te wijzen aan verschillende telefoons.

Inkomende gesprekken worden weergegeven op alle telefoons die een lijn delen en iedereen kan het gesprek aannemen. Er is slechts één gesprek tegelijk actief op een telefoon.

Gespreksinformatie wordt weergegeven op alle telefoons die een lijn delen. Als iemand de privacyfunctie inschakelt, ziet u geen uitgaande gesprekken die worden gevoerd vanaf de telefoon. U ziet echter wel inkomende gesprekken op de gedeelde lijn.

Alle telefoons met een gedeelde lijn gaan over wanneer een gesprek op de lijn binnenkomt. Als u het gedeelde gesprek in de wacht zet, kan iedereen die met de lijn is gedeeld, het gesprek hervatten door op of de schermtoets Hervatten te drukken.

De volgende functies voor gedeelde lijnen worden ondersteund:

  • Line Seizure (Lijn overnemen)

  • Public Hold (Openbaar in de wacht)

  • Private Hold (Privé in de wacht)

  • Stil inbreken (alleen via programmeerbare functietoets)

De volgende functies worden ondersteund voor een privélijn

  • Doorverbind.

  • Conferentie

  • Gesprek parkeren/gesprek ophalen

  • Gesprek opnemen

  • Niet storen

  • Gesprek doorschakelen

U kunt elke telefoon afzonderlijk configureren. Accountgegevens zijn doorgaans hetzelfde voor alle IP-telefoons, maar instellingen zoals het nummerplan of de gewenste codec-gegevens kunnen verschillen.

Gedeelde lijn configureren

U kunt een gedeelde lijn maken door hetzelfde telefoonnummer toe te wijzen aan meer dan één telefoon op de telefoonwebpagina.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml). Zie de syntaxis van de reeks in Para meters voor het configureren van een gedeelde lijn voor meer informatie over het configureren van de parameters.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Voice (Spraak) > Ext(n) (Toestel(n)), waarbij (n) het toestelnummer is dat u wilt delen.

Stap 2

Stel in de sectie General (Algemeen) de parameter Line Enable (Lijn inschakelen) in zoals is beschreven in de tabel Para meters voor het configureren van een gedeelde lijn.

Stap 3

Stel in de sectie Share Line Appearance (Lijnweergave delen) de parameters Share Ext (Toestel delen), Shared User ID field (Gedeeld veld Gebruikers-id), Subscription Expires (Abonnement verloopt) en Restrict MWI(MWI beperken) in zoals is beschreven in de tabel Para meters voor het configureren van een gedeelde lijn.

Stap 4

Voer in de sectie Proxy and Registration (Proxy en registratie) het IP-adres van de proxyserver in het veld Proxy in.

U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:

<Proxy_1_ ua="na">as1bsoft.sipurash.com</Proxy_1_>

Voorbeeld van proxyserveradres: as1bsoft.sipurash.com

Stap 5

Voer in de sectie Subscriber Information(Abonneegegevens) de Display Name (Weergavenaam) en User ID (Gebruikers-id) (toestelnummer) in voor het gedeelde toestel.

U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:

<Display_Name_1_ ua="na">name</Display_Name_1_>
<User_ID_1_ ua="na">4085273251</User_ID_1_>

Stap 6

Stel in de sectie Miscellaneous Line Key Settings (Diverse instellingen voor lijntoetsen) de parameter SCA Barge-In Enable (Inbreken in gedeelde gespreksweergave inschakelen) in zoals in beschreven in de tabel Para meters voor het configureren van een gedeelde lijn.

Stap 7

Klik op Alle wijzigingen verzenden.


Para meters voor het configureren van een gedeelde lijn

In de volgende tabel worden de para meters in het tabblad spraak > uitbreiding (n) van de webpagina telefoon beschreven.

De volgende tabel definieert de functie en het gebruik van elke screensaverparameter in de sectie «g» onder het tabblad «g» > «g» in de webinterface van de telefoon. Hij definieert ook de syntaxis van de string die aan het telefoonconfiguratiebestand is toegevoegd met XML-code (cfg.xml) om een parameter te configureren.

Tabel 9. Parameters voor het configureren van gedeelde lijnen

Parameter

Beschrijving

Line Enable (Lijn inschakelen)

Hiermee schakelt u een lijn in voor de service.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Selecteer Ja om deze optie in de telefoonwebinterface in te schakelen. Selecteer anders Nee.

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Line_Enable_1_ ua="na">Yes</Line_Enable_1_>

Geldige waarden: Ja|Nee

Standaard: Ja

Share Ext (Toest. delen)

Hiermee wordt aangegeven of dit toestel met andere Cisco IP-telefoons moet worden gedeeld of privé is.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Selecteer Ja om deze optie in de telefoonwebinterface in te schakelen. Selecteer anders Nee.

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Share_Ext_1_ ua="na">No</Share_Ext_1_>

Als u Toestel delen instelt op Nee, is dit toestel privé en deelt geen gesprekken, ongeacht de instelling bij Gespreksweergave delen. Als u dit toestel op Ja instelt, volgen gesprekken de instelling voor Gespreksweergave delen.

Geldige waarden: Ja|Nee

Standaard: Ja

Shared User ID (Gedeelde gebruikers-id)

De geïdentificeerde gebruiker die is toegewezen aan de gedeelde lijnweergave.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in de telefoon webinterface de gebruikers-ID in.

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Shared_User_ID_1_ ua="na">Shared UserID</Shared_User_ID_1>

Subscription Expires (Abonnement vervalt)

Aantal seconden voordat het SIP-abonnement vervalt. Voordat het abonnement verloopt, krijgt de telefoon NOTIFY-berichten van de SIP-server over de status van het gedeelde telefoontoestel.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • In de webinterface van de telefoon stelt u de waarde in seconden in.

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Subscription_Expires_1_ ua="na">3600</Subscription_Expires_1_>

Geldige waarden: een integer tussen 10 en 65535

Standaard: 3600 seconden

MWI beperken (Indicator voor wachtend bericht)

Geeft aan dat de indicator voor wachtend bericht alleen brandt voor berichten op privélijnen.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Selecteer Ja om deze optie in te schakelen in de telefoonwebinterface. Als deze instelling is ingeschakeld, licht de indicator voor wachtende berichten alleen op voor berichten op privélijnen. Selecteer anders Nee.

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Restrict_MWI_1_ ua="na">No</Restrict_MWI_1_>

Geldige waarden: Ja|Nee

Standaard: Nee

In de volgende tabel worden de parameters op het tabblad Spraak > Telefoon van de webpagina voor de telefoon beschreven.

Tabel 10. Diverse instellingen voor lijntoetsen

Parameter

Beschrijving

SCA Barge-In Enable (Inbreken in gedeelde gespreksweergave inschakelen)

Hiermee wordt inbreken in gedeelde gespreksweergave ingeschakeld.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Selecteer Ja om deze optie in te schakelen in de telefoonwebinterface. Selecteer anders Nee.

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <SCA_Barge-In-Enable ua="na">No</SCA_Barge-In-Enable>

Geldige waarden: Ja|Nee

Standaard: Nee

Weergave op basis van dialoog toevoegen voor gedeelde lijnen

U kunt nu op dialoog gebaseerde gedeelde lijnen inschakelen, zodat de telefoons in de gedeelde lijn zich kunnen abonneren op het gebeurtenispakket met de dialoog.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > SIP.

Stap 2

Stel in de sectie SIP-parameters de parameter Type gebeurtenispakket voor gedeelde lijn in op Dialoog om de telefoon te abonneren op het gebeurtenispakket van de dialoog.

U kunt de parameter ook instellen op Gespreksinfo. De telefoon behoudt dan het oude gedrag.

Standaardwaarde: Gespreksinfo

U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:

<Share_Line_Event_Package_Type ua="na">Dialog</Share_Line_Event_Package_Type> 

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Een beltoon aan een toestel toewijzen

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml). Zie de syntaxis van de reeks in Parameters voor beltonen voor meer informatie over het configureren van de parameters.

Voordat u begint

De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Voice (Spraak) > Ext(n) (Toestel(n)), waarbij (n) het toestelnummer is.

Stap 2

Selecteer in de sectie Call Feature Settings (Instellingen voor gespreksfuncties) de parameter Default Ring (Standaardbeltoon) in de lijst of selecteer geen beltoon.

U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:

<Default_Ring_3_ ua="rw">1</Default_Ring_3_>

Stap 3

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 4

Stel in de sectie Ringtone (Beltoon) de parameters Ring(n) (Beltoon(n)) en Silent Ring Duration (Duur stil overgaan) in, zoals wordt beschreven in de tabel Parameters voor beltonen.

Stap 5

Klik op Submit All Changes.


Parameters voor beltonen

In de volgende tabel worden de parameters voor Beltonen beschreven.

Tabel 11. Parameters voor beltonen

Parameter

Beschrijving

Ring1 naar Ring12

Beltoonscripts voor verschillende beltonen.

Voer in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) een tekenreeks in deze notatie in:

<!-- Ringtone -->
<Ring1 ua="na">n=Sunrise;w=file://Sunrise.rwb;c=1</Ring1>
<Ring2 ua="na">n=Chirp 1;w=file://chirp1.raw;c=1</Ring2>
<Ring3 ua="na">n=Chirp 2;w=file://chirp2.raw;c=1</Ring3>
<Ring4 ua="na">n=Delight;w=file://Delight.rwb;c=1</Ring4>
<Ring5 ua="na">n=Evolve;w=file://Evolve.rwb;c=1</Ring5>
<Ring6 ua="na">n=Mellow;w=file://Mellow.rwb;c=1</Ring6>
<Ring7 ua="na">n=Mischief;w=file://Mischief.rwb;c=1</Ring7>
<Ring8 ua="na">n=Reflections;w=file://Reflections.rwb;c=1</Ring8>
<Ring9 ua="na">n=Ringer;w=file://Ringer.rwb;c=1</Ring9>
<Ring10 ua="na">n=Ascent;w=file://Ascent.rwb;c=1</Ring10>
<Ring11 ua="na">n=Are you there;w=file://AreYouThereF.raw;c=1</Ring11>
<Ring12 ua="na">n=Chime;w=file://Chime.raw;c=1</Ring12>
<Silent_Ring_Duration ua="na">60</Silent_Ring_Duration>

Duur stil overgaan

Hiermee kunt u instellen hoe lang de telefoon stil overgaat. Als de parameter bijvoorbeeld is ingesteld op 20 seconden, gaat de telefoon 20 seconden stil over en wordt 480 geantwoord op het bericht UITNODIGEN.

Voer in het XML-bestand met de configuratie van de telefoon (cfg.xml) een tekenreeks in de volgend indeling in: <Ring1 ua="na">n=Sunrise;w=file://Sunrise.rwb;c=1</Ring1>

<Silent_Ring_Duration ua="na">60</Silent_Ring_Duration>

Unieke beltoon toevoegen

U kunt de kenmerken van elke beltoon configureren met een beltoonscript. Wanneer de telefoon een SIP Alert-INFO-bericht ontvangt en de berichtindeling juist is, speelt de telefoon de opgegeven beltoon af. Anders wordt op de telefoon de standaardbeltoon afgespeeld.

Procedure


Wijs in een beltoonscript een naam voor de beltoon toe en voeg het script toe om een unieke beltoon te configureren met de indeling:

n=ring-tone-name;w=waveform-id-or-path;c=cadence-id

Waarbij:

n = beltoonnaam die naar deze beltoon verwijst. Deze naam wordt weergegeven in het beltoonmenu van de telefoon. Dezelfde naam kan worden gebruikt in een SIP Alert-Info-koptekst in een inkomende uitnodiging (INVITE) waarin de telefoon de opdracht krijgt om de bijbehorende beltoon af te spelen. De naam mag alleen tekens bevatten die zijn toegestaan in een URL.

w = waveform-id of pad met de index van de gewenste waveform die wordt gebruikt in deze beltoon. De ingebouwde waveforms zijn:

  • 1 = klassieke telefoon met mechanisch belsignaal

  • 2 = typische beltoon van telefoon

  • 3 = klassieke beltoon

  • 4 = sweep-signaal breedbandfrequentie

c = is de index van de gewenste cadens om de gegeven waveform af te spelen. 8 cadences (1–8) zoals gedefinieerd in <Cadence 1> t/m <Cadence 8>. Cadens-id kan 0 zijn als w = 3,4. De instelling c=0 geeft aan dat de actieve tijd de natuurlijke lengte is van het beltoonbestand.

Voer in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) een tekenreeks in deze notatie in:

<!-- Ringtone -->
<Ring1 ua="na">n=Sunrise;w=file://Sunrise.rwb;c=1</Ring1>
<Ring2 ua="na">n=Chirp 1;w=file://chirp1.raw;c=1</Ring2>
<Ring3 ua="na">n=Chirp 2;w=file://chirp2.raw;c=1</Ring3>
<Ring4 ua="na">n=Delight;w=file://Delight.rwb;c=1</Ring4>
<Ring5 ua="na">n=Evolve;w=file://Evolve.rwb;c=1</Ring5>
<Ring6 ua="na">n=Mellow;w=file://Mellow.rwb;c=1</Ring6>
<Ring7 ua="na">n=Mischief;w=file://Mischief.rwb;c=1</Ring7>
<Ring8 ua="na">n=Reflections;w=file://Reflections.rwb;c=1</Ring8>
<Ring9 ua="na">n=Ringer;w=file://Ringer.rwb;c=1</Ring9>
<Ring10 ua="na">n=Ascent;w=file://Ascent.rwb;c=1</Ring10>
<Ring11 ua="na">n=Are you there;w=file://AreYouThereF.raw;c=1</Ring11>
<Ring12 ua="na">n=Chime;w=file://Chime.raw;c=1</Ring12>
<Silent_Ring_Duration ua="na">60</Silent_Ring_Duration>

Beperken dat de gebruiker het beltoonvolume regelt

Sommige gebruikers verlagen het beltoonvolume wanneer ze een gesprek niet willen beantwoorden. Daarom missen ze belangrijke gesprekken. U kunt dit probleem voorkomen door de mogelijkheid uit te schakelen voor gebruikers om het beltoonvolume te regelen.


Opmerking


Wanneer u de beperking op het regelen van het beltoonvolume configureert, beperkt dit niet de mogelijkheid van de gebruiker om andere volumes te regelen, zoals het luidsprekervolume en het volume van de hoofdtelefoon.


Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

SelecteerSpraak > Gebruiker.

Stap 2

Stel in de sectie Audiovolume de parameter Beltoonvolume regelenin op Nee.

De standaardwaarde is Ja.

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<Ringer_Volume_Control ua="na">Nee</Ringer_Volume_Control>

Stap 3

Selecteer Alle wijzigingen indienen

Wanneer u de parameter instelt op Nee, ziet u de volgende resultaten:

  • De gebruiker drukt op de volume toets op de telefoon. Er verschijnt een bericht met de melding dat de gebruiker geen toestemming heeft om het beltoonvolume te wijzigen.

  • Op de beheerwebpagina van de telefoon, wordt onderGebruikersaanmelding > Geavanceerdtoegangsniveau, de parameter voor de Beltoonvolume niet weergegeven onder de sectie Audiovolume. De gebruiker krijgt daarom niet de optie om het beltoonvolume te wijzigen.


Hoteling op een telefoon inschakelen

Wanneer u de functie Hoteling van BroadSoft inschakelt op de telefoon, kan de gebruiker zich bij de telefoon aanmelden als gast. Nadat de gebruiker zich heeft afgemeld bij de telefoon, schakelt de gebruiker terug naar de host-gebruiker.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml).

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Toest.[n], waarbij [n] een toestelnummer is.

Stap 2

Stel in de sectie Call Feature Settings (Instellingen voor gespreksfuncties) de parameter Enable BroadSoft Hosting (BroadSoft-hosting inschakelen) in op Yes (Ja).

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<Enable_Broadsoft_Hoteling_1_ua="na">Yes</Enable_Broadsoft_Hoteling_1>

Opties: Ja en Nee

Standaard: Nee

Stap 3

Stel de hoeveelheid tijd (in seconden) in dat de gebruiker kan zijn aangemeld als gast op de telefoon in Hoteling Subscription Expires (Hoteling-abonnement vervalt).

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<Hoteling_Subscription_Expires_1_ua="na">3600</Hoteling_Subscription_Expires_1>

Geldige waarden: een geheel getal tussen 10 en 86400

Standaard: 3600

Stap 4

Klik op Submit All Changes.


Flexibele zitplaatsen op een telefoon inschakelen

Met de functie flexibele zitplaatsen van BroadSoft, wordt de telefoon gedownload en opnieuw geconfigureerd met apparaatbestanden voor flexibele werkplekken van het gastapparaat wanneer de gast aan de host is gekoppeld. De telefoon wordt behandeld als een alternatief apparaat van de gast. De gespreksoorsprong van het primaire apparaat van de gast is ook toegestaan. Het primaire apparaat van de gast wordt ook gewaarschuwd bij inkomende gesprekken met de gast. Zie de documentatie van BroadSoft voor meer informatie.

Als de functie op de telefoon is ingeschakeld, kan de telefoon bovendien de gebruikersgegevens voor de LDAP-namenlijst in het cachegeheugen opslaan. Als de cache de gebruikersaanmeldingsgegevens bevat, kan de gastgebruiker de aanmeldingsprocedure omzeilen om toegang te krijgen tot de LDAP-namenlijst. De cache kan maximaal 50 gebruikersgegevens opslaan. De telefoon verwijdert de minst gebruikte inloggegevens wanneer de limiet van de cachegrootte is bereikt.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Toest.[n], waarbij [n] een toestelnummer is.

Stap 2

Stel in de sectie Call Feature Settings (Instellingen voor gespreksfuncties) de parameter Enable BroadSoft Hosting (BroadSoft-hosting inschakelen) in op Yes (Ja).

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<Enable_Broadsoft_Hoteling_1_ua="na">Yes</Enable_Broadsoft_Hoteling_1>

Opties: Ja en Nee

Standaard: Nee

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Toestelmobiliteit op een telefoon inschakelen

Als de functie toestelmobiliteit (TM) op de telefoon is ingeschakeld, kan elke gebruiker zich op een andere telefoon dan hun eigen aanmelden in hetzelfde netwerk. In dit scenario kan de telefoon worden gedeeld met andere gebruikers. Nadat de gebruikers zich hebben aangemeld, kunnen ze hun eigen lijnnummer zien op het telefoonscherm en hun contacten in de persoonlijke adreslijst.

Bovendien kan de telefoon de gebruikersgegevens voor de LDAP-namenlijst in het cachegeheugen opslaan wanneer de gebruiker zich bij de telefoon aanmeldt met de functie. Als de cache de gebruikersreferenties bevat, kan de gebruiker de aanmeldingsprocedure omzeilen om toegang te krijgen tot de LDAP-adreslijst. De cache kan maximaal 50 gebruikersgegevens opslaan. De telefoon verwijdert de minst gebruikte inloggegevens wanneer de limiet van de cachegrootte is bereikt.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml).

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 2

Stel in het gedeelte Toestelmobiliteit de optie TM inschakelen in op Ja.

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<EM_Enable ua="na">Ja</EM_Enable>

Opties: Ja en Nee

Standaard: Nee

Stap 3

Stel de hoeveelheid tijd (in minuten) in dat de gebruiker aangemeld mag zijn op de telefoon in Sessietimer(m).

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<Session_Timer_m_ ua="na">480</Session_Timer_m_>

Standaardwaarde: 480

Stap 4

Klik op Submit All Changes.


Wachtwoord voor de gebruiker instellen

Stel een wachtwoord in zodat de telefoon is beschermd en beveiligd. Zowel beheerders als gebruikers kunnen een wachtwoord instellen en de toegang tot de telefoon beheren.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml).

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Systeem.

Stap 2

Ga onder de sectie Systeemconfiguratie naar de parameter Gebruikerswachtwoord en klik op Wachtwoord wijzigen naast de parameter.

Stap 3

Voer uw huidige gebruikerswachtwoord in het veld Oud wachtwoord in.

Vul dit veld niet in als u geen wachtwoord hebt.

Stap 4

Voer een nieuw wachtwoord in het veld Nieuw wachtwoord in.

Stap 5

Klik op Verzenden.

Het bericht Uw wachtwoord is gewijzigd. wordt op de webpagina weergegeven. De webpagina wordt binnen enkele seconden vernieuwd.

Nadat u het gebruikerswachtwoord hebt ingesteld, wordt met de parameter het volgende weergegeven in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml):

<!--
 <User_Password ua="rw">*************</User_Password> 
-->

Logboeken van hulpprogramma Probleemrapportage downloaden

Gebruikers dienen probleemrapporten naar u te verzenden met het hulpprogramma Probleemrapportage.

Als u met Cisco TAC werkt om een probleem op te lossen, wordt meestal gevraagd om de logboeken van het hulpprogramma Probleemrapportage om het probleem gemakkelijker te kunnen oplossen.

Om een probleemrapport uit te geven openen gebruikers het hulpprogramma Probleemrapportage en geven ze de datum en tijd op waarop het probleem is opgetreden, en een beschrijving van het probleem. U moet het probleemrapport downloaden van de pagina Configuratiehulpprogramma.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Info > Foutopsporingsinformatie > Apparaatlogbestanden.

Stap 2

Klik in het gebied Problem Reports (Probleemrapporten) op het probleemrapportbestand dat u wilt downloaden.

Stap 3

Sla het bestand naar uw lokale systeem op en open het bestand om toegang te krijgen tot de probleemrapportagelogboeken.


Hulpprogramma Probleemrapportage configureren

U moet een server uploaden met een uploadscript om de probleemrapporten te ontvangen die de gebruiker vanaf de telefoon verzendt.

  • Als de in het veld PRT Upload Rule (Regel voor uploaden van PRT) geldig is, ontvangen gebruikers een melding in de telefoongebruikersinterface dat het probleemrapport met succes is verzonden.

  • Als het veld Regel voor uploaden van PRT leeg is of een ongeldige URL heeft, ontvangen gebruikers een melding in de telefoongebruikersinterface dat de gegevensupload is mislukt.

De telefoon gebruikt een HTTP/HTTPS POST-mechanisme met parameters die identiek zijn aan een op een HTTP-indeling gebaseerde upload. De volgende parameters worden opgenomen in de upload (waarbij gebruik wordt gemaakt van meerdelige MIME-codering):

  • devicename (voorbeeld: "SEP001122334455")

  • serialno (voorbeeld: "FCH12345ABC")

  • username (De gebruikersnaam is de Station Display Name (Weergavenaam station) of de Gebruikers-id van het toestel. De Weergavenaam station wordt al eerste in aanmerking genomen. Als dit veld leeg is, wordt de Gebruikers-id gekozen.)

  • prt_file (voorbeeld: "probrep-20141021-162840.tar.gz")

U kunt PRT automatisch genereren met specifieke intervallen en u kunt de PRT-bestandsnaam definiëren.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml). Zie de syntaxis van de tekenreeks in de tabel Parameters voor het Hulpprogramma Probleemrapportage configureren voor meer informatie over het configureren van de parameters.

Hieronder wordt een voorbeeldscript weergegeven. Dit script wordt alleen ter naslag verschaft. Cisco biedt geen ondersteuning voor het uploadscript dat op de server van een klant is geïnstalleerd.

<?php

// NOTE: you may need to edit your php.ini file to allow larger
// size file uploads to work.
// Modify the setting for upload_max_filesize
// I used:  upload_max_filesize = 20M

// Retrieve the name of the uploaded file 
$filename = basename($_FILES['prt_file']['name']);

// Get rid of quotes around the device name, serial number and username if they exist
$devicename = $_POST['devicename'];
$devicename = trim($devicename, "'\"");

$serialno = $_POST['serialno'];
$serialno = trim($serialno, "'\"");

$username = $_POST['username'];
$username = trim($username, "'\"");

// where to put the file
$fullfilename = "/var/prtuploads/".$filename;

// If the file upload is unsuccessful, return a 500 error and
// inform the user to try again

if(!move_uploaded_file($_FILES['prt_file']['tmp_name'], $fullfilename)) {
        header("HTTP/1.0 500 Internal Server Error");
        die("Error: You must select a file to upload.");
}

?>

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Inrichting.

Stap 2

Stel in de sectie Hulpprogramma Probleemrapportage de velden in zoals wordt beschreven in de tabel Parameters voor het Hulpprogramma Probleemrapportage configureren.

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Parameters voor het Hulpprogramma Probleemrapportage configureren

In de volgende tabel worden de functie en het gebruik van de para meters voor het hulp programma voor probleem rapportage geconfigureerd in het gedeelte probleem rapportage onder het tabblad Spraak > inrichtingstab Opsporingsgegevens in de telefoon webinterface. Hij definieert ook de syntaxis van de string die aan het telefoonconfiguratiebestand is toegevoegd met XML-code (cfg.xml) om een parameter te configureren.

Tabel 12. Parameters voor het Hulpprogramma Probleemrapportage configureren

Parameter

Beschrijving

PRT-uploadregel

Hiermee geeft u het pad naar het PRT-uploadscript op.

Als de velden PRT Max-timer en PRT-uploadregel leeg zijn, genereert de telefoon de probleemrapporten niet automatisch, tenzij de gebruiker de rapporten handmatig genereert.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <PRT_Upload_Rule ua="na">https://proxy.example.com/prt_upload.php</PRT_Upload_Rule>
  • Voer op de webpagina van de telefoon het pad in de volgende notatie in:

    https://proxy.example.com/prt_upload.php

    of

    http://proxy.example.com/prt_upload.php

Standaard: leeg

PRT-uploadmethode

Hiermee bepaalt u de methode die wordt gebruikt om PRT-logboeken te uploaden naar de externe server.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <PRT_Upload_Method ua="na">VERZENDEN</PRT_Upload_Method>
  • Selecteer op de webpagina van de telefoon de optie POST- of PUT-methoden om de logboeken naar de externe server te uploaden.

Geldige waarden: POST en PUT

Standaard: POST

PRT max. timer

Hiermee bepaalt u met welk interval (minuten) de telefoon automatisch een probleemrapport begint te genereren.

Als de velden PRT Max-timer en PRT-uploadregel leeg zijn, genereert de telefoon de probleemrapporten niet automatisch, tenzij de gebruiker de rapporten handmatig genereert.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <PRT_Max_Timer ua="na">30</PRT_Max_Timer>
  • Voer op de webpagina van de telefoon de intervalduur in minuten in.

Geldig waardebereik: 15 minuten tot 1440 minuten

Standaard: leeg

PRT-naam

Hiermee definieert u een naam voor het gegenereerde PRT-bestand.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <PRT_Name ua="na">prt-string1-$MACRO</PRT_Name>

    Voer de naam in met de indeling:

    prt-string1-$MACRO
  • Voer op de telefoonwebpagina de naam in met de indeling:

    prt-string1-$MACRO

Standaard: leeg

PRT HTTP-header

Geeft de HTTP-header voor de URL in PRT-uploadregel op.

De parameterwaarde wordt gekoppeld aan de Waarde van PRT HTTP-header.

Alleen als beide parameters zijn geconfigureerd, wordt de HTTP-header opgenomen in het HTTP-verzoek.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <PRT_HTTP_Header ua="na">x-cisco-spark-canary-opts</PRT_HTTP_Header>
  • Voer op de telefoonwebpagina de HTTP-header in met de indeling:

    x-cisco-spark-canary-opts

Geldig waardebereik: a-z, A-Z, 0-9, onderstrepingsteken (_) en koppelteken (-)

Standaard: leeg

PRT HTTP-header waarde

Stelt de waarde van de opgegeven HTTP-header in.

De parameterwaarde is gekoppeld aan PRT HTTP-header.

Alleen als beide parameters zijn geconfigureerd, wordt de HTTP-header opgenomen in het HTTP-verzoek.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <PRT_HTTP_Header_Value ua="na">always</PRT_HTTP_Header_Value>
  • Voer op de telefoonwebpagina de waarde in met de indeling:

    always

Geldig waardebereik: a-z, A-Z, 0-9, onderstrepingsteken (_), komma (,), punt komma (;), gelijkteken (=) en koppel teken (-)

Opmerking

 

Met uitzondering van het onderstrepings teken (_) mag het eerste teken geen speciaal teken zijn.

Standaard: leeg

Paging geconfigureerd voor server

U kunt een paginggroep op een server configureren zodat gebruikers pagingberichten kunnen sturen naar een groep telefoons. Raadpleeg de documentatie bij uw server voor meer informatie.

Multicast-paging configureren

U kunt multicast-paging zo instellen dat gebruikers oproepen kunnen sturen naar telefoons. De oproep kan naar alle telefoons of een groep telefoons in hetzelfde netwerk gaan. Elke telefoon in de groep kan een multicast-pagingsessie starten. De oproep wordt alleen ontvangen door de telefoons die zijn ingesteld om te luisteren naar de paginggroep.

U kunt een telefoon toevoegen aan maximaal 10 paging-groepen. Elke paginggroep heeft een unieke multicastpoort en een uniek nummer. De telefoons in een paginggroep moeten zijn geabonneerd op hetzelfde multicast-IP-adres, dezelfde poort en hetzelfde multicastnummer.

U configureert de prioriteit voor de inkomende oproep van een specifieke groep. Wanneer een telefoon actief is en een belangrijke oproep moet worden afgespeeld, hoort de gebruiker de oproep in het actieve audiopad.

Wanneer er meerdere pagingsessies plaatsvinden, worden de oproepen in chronologische volgorde beantwoord. Wanneer de actieve oproep wordt beëindigd, wordt de volgende oproep automatisch beantwoord. Wanneer niet storen (NST) is ingeschakeld, negeert de telefoon alle inkomende pagineringen.

U kunt een codec opgeven die voor paging moet worden gebruikt. De ondersteunde codecs zijn G711a, G711u, G722 en G729. Als u geen codec opgeeft, wordt voor paging standaard G711u gebruikt.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml). Zie de syntaxis van de reeks in Parameters voor meerdere paginggroepen voor meer informatie over het configureren van de parameters.

Voordat u begint

  • Zorg ervoor dat uw netwerk multicast ondersteunt, zodat alle apparaten in dezelfde paginggroep oproepen kunnen ontvangen.

  • Voor wifinetwerken schakelt u het toegangspunt voor multicast in en configureert u dit correct.

  • Zorg ervoor dat alle telefoons in een paginggroep zich in hetzelfde netwerk bevinden.

  • Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 2

Ga naar de sectie Parameters voor meerdere paginggroepen.

Stap 3

Voer multicast-pagingscripts in zoals is gedefinieerd in Parameters voor meerdere paginggroepen.

Stap 4

Klik op Submit All Changes.


Parameters voor meerdere paginggroepen

De volgende tabel definieert de functie en het gebruik van de parameters voor meerdere paginggroepen op het tabblad Spraak > Telefoon in de webinterface van de telefoon. Hij definieert ook de syntaxis van de tekenreeks die aan het telefoonconfiguratiebestand (cfg.xml) is toegevoegd met XML-code om een parameter te configureren.

Tabel 13. Parameters voor meerdere paginggroepen

Functie

Beschrijving

Pagingscript groep 1

Pagingscript groep 10

Geef een tekenreeks op om de telefoon te configureren voor het beluisteren en initiëren van multicast-paging. U kunt een telefoon toevoegen aan maximaal 10 paging-groepen. Voer het script in deze indeling in:

pggrp=<multicast-address>:<port>;<name=group_name>;<num=multicast_number>;
<listen=boolean_value>;<pri=priority_level>;<codec=codec_name>;

Voorbeeldscript:

pggrp=224.168.168.168:34560;name=GroupA;num=500;listen=yes;pri=1;codec=g711a;
  • Multicast-IP-adres (multicast-adres) en poort (poort): voer het multicast IP-adres en de poort in die op de pagingserver is opgegeven. Het poortnummer moet uniek zijn voor elke groep en een even nummer binnen 1000 en 65534.

    Zorg dat u hetzelfde multicast-IP-adres en dezelfde poort instelt voor alle telefoons binnen een paginggroep. Anders kan de telefoon geen paging ontvangen.

  • Naam paginerings groep: Geef desgewenst de naam van de wissel groep op. De naam helpt u bij het identificeren van de wissel groep waarin de telefoon zich bevindt wanneer u meerdere wissel groepen hebt.

  • Multi cast Number (NUM) — Geef het nummer op van de telefoon die moet Luis teren naar multi cast paging en start een multi cast-paginerings sessie. Wijs hetzelfde multi cast-nummer toe aan alle telefoons binnen de groep. Het nummer moet voldoen aan het Kies plan dat is opgegeven voor de lijn om multi cast te starten.

  • Status Luis teren (Luis teren): Hiermee geeft u aan of de telefoon luistert naar paginering vanuit deze groep. Stel deze para meter in op Ja om de telefoon te laten Luis teren naar het semafoon. Anders stelt u de para meterin op Nee of voegt u deze para meter niet toe aan het script.

  • Prioriteit (PRI): Geef de prioriteit op tussen paging en telefoon gesprek. Als u de prioriteit niet opgeeft of deze para meter niet opneemt in het script, gebruikt de telefoon prioriteit 1. De vier prioriteits niveaus zijn:

    • 0: paginering neemt de verbinding via het telefoon gesprek op. Wanneer de telefoon zich in een actief gesprek bevindt, wordt het actieve gesprek in de wacht geplaatst. Het gesprek wordt hervat wanneer de wissel is beëindigd.

    • 1: wanneer de telefoon een inkomende semafoon van een actief gesprek ontvangt, hoort de gebruiker de gepagineerde en het gesprek.

    • 2: de gebruiker wordt gewaarschuwd met de paginerings Toon wanneer inkomende wissels op een actieve lijn worden ontvangen. Inkomende wissels worden niet beantwoord tenzij het actieve gesprek in de wacht stand wordt gezet of eindigt.

    • 3: de telefoon negeert de inkomende paginering zonder waarschuwing wanneer de telefoon is ingeschakeld voor een actief gesprek.

  • Audiocodec (codec): Geef desgewenst de audiocodec voor de multi cast-paginering op. De ondersteunde codecs zijn G711a, G711u, G722 en G729. Als u de codec niet opgeeft of de codec-para meter niet opneemt in het script, gebruikt de telefoon de G711u-codec.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Group_1_Paging_Script ua="na">pggrp=224.168.168.168:34560;name=Group_1;
    num=800;listen=yes;pri=1;codec=g722</Group_1_Paging_Script>
  • Configureer dit veld in de telefoon webinterface met een geldige teken reeks.

Standaard: Leeg

Een telefoon configureren om automatisch paging te accepteren

Met de functie Single Paging (Enkele paging) of Intercom kan een gebruiker rechtstreeks contact opnemen met een andere gebruiker via de telefoon. Als de telefoon van de persoon is geconfigureerd om paging automatisch te accepteren, gaat de telefoon niet over. In plaats daarvan wordt automatisch een directe verbinding tussen de twee telefoons tot stand gebracht wanneer paging wordt gestart.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml).

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Gebruiker.

Stap 2

Kies in het gedeelte Supplementary Services (Aanvullende services) op Yes (Ja) voor de parameter Auto Answer Page (Pagina automatisch beantwoorden).

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<Auto_Answer_Page ua="na">Yes</Auto_Answer_Page>

Opties: Ja en Nee

Standaard: Ja

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Telefoons beheren met TR-069

U kunt de protocollen en standaarden die zijn gedefinieerd in het technische rapport 069 (TR-069), gebruiken voor het beheren van telefoons. TR-069 bevat een toelichting op het algemene beheerplatform voor alle telefoons en andere apparatuur van klanten (CPE, customer-premises equipment) in grootschalige implementaties. Het platform is onafhankelijk van telefoontypen en fabrikanten.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml). Zie de syntaxis van de tekenreeks in de tabel Parameters voor de configuratie van TR-069 voor meer informatie over het configureren van de parameters.

Als een bidirectioneel, op SOAP/HTTP-gebaseerd protocol biedt TR-069 de communicatie tussen CPE's en Auto Configuration Servers (ACS).

Zie Vergelijking TR-069-parameter voor TR-069-verbeteringen.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > TR-069.

Stap 2

Stel de velden in zoals wordt beschreven in de tabel Parameters voor de configuratie van TR-069.

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


TR-069-status weergeven

Wanneer u TR-069 op de telefoon van een gebruiker inschakelt, kunt u de status van de TR-069-parameters weergeven in de webinterface van de telefoon.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml). Zie de syntaxis van de tekenreeks in de tabel Parameters voor de configuratie van TR-069 voor meer informatie over het configureren van de parameters.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Selecteer Info > Status > TR-069-status.

U kunt de status van de TR-069-parameters bekijken in de tabel Parameters voor de configuratie van TR-069.


Parameters voor de configuratie van TR-069

De volgende tabel definieert de functie en het gebruik van de parameters voor het instellen van een callcenter-agent in de sectie ACD-instellingen op het tabblad Ext(n) op de telefoonwebinterface. Hij definieert ook de syntaxis van de string die aan het telefoonconfiguratiebestand is toegevoegd met XML-code (cfg.xml) om een parameter te configureren.

Tabel 14. Parameters voor de configuratie van TR-069

Parameter

Beschrijving

TR-069 inschakelen

De instellingen die de TR-069-functie in- of uitschakelt.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Enable_TR-069 ua="na">Nee</Enable_TR-069>
  • Selecteer Ja op de telefoonwebpagina om deze functie in te schakelen en Nee om deze uit te schakelen.

Geldige waarden: Ja|Nee

Standaard: Nee

ACS-URL

URL van de ACS die het CPE WAN Management-protocol gebruikt. Deze parameter moet de vorm hebben van een geldige HTTP of HTTPS-URL. Het hostgedeelte van deze URL wordt gebruikt door de CPE om het ACS-certificaat te valideren wanneer deze SSL of TLS gebruikt.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <ACS_URL ua="na">https://acs.url.com</ACS_URL>
  • Voer op de webpagina van de telefoon een geldige HTTP-of HTTPS-URL van de ACS in.

Standaard: leeg

ACS Username (ACS-gebruikersnaam)

De gebruikersnaam die de CPE naar de ACS verifieert wanneer ACS het CPE WAN Management-protocol gebruikt. Deze gebruikersnaam wordt alleen gebruikt voor op HTTP-gebaseerde verificatie van de CPE.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <ACS_Username ua="na">acs gebruikersnaam</ACS_Username>
  • Voer op de webpagina van de telefoon een geldige gebruikersnaam in voor verificatie op basis van HTTPS van het CPE.

Standaard: beheerder

ACS-wachtwoord

Het wachtwoord voor de toegang tot de ACS voor een bepaalde gebruiker. Dit wachtwoord wordt alleen gebruikt voor op HTTP-gebaseerde verificatie van de CPE.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <ACS_Password ua="na"/>
  • Voer op de webpagina van de telefoon een geldig wachtwoord in voor verificatie op basis van HTTPS van het CPE.

Standaard: leeg

ACS-URL in gebruik

URL van de ACS die momenteel in gebruik is. Dit is een alleen-lezen veld.

URL van verbindingsverzoek

Dit is een alleen-lezen veld met de URL van de ACS die het verbindingsverzoek voor de CPE maakt.

Gebruikersnaam verbindingsverzoek

De gebruikersnaam waarmee de ACS wordt geverifieerd die het verbindingsverzoek voor de CPE doet.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Connection_Request_Password ua="na"/>
  • Voer op de webpagina van de telefoon een geldige gebruikersnaam in die de ACS verifieert.

Wachtwoord verbindingsverzoek

Het wachtwoord waarmee de ACS wordt geverifieerd die een verbindingsverzoek voor de CPE doet.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Connection_Request_Password ua="na"/>
  • Voer op de webpagina van de telefoon een geldig wachtwoord in dat de ACS verifieert.

Standaard: leeg

Periodiek informeel interval

Duur in seconden van het interval tussen CPE-pogingen om verbinding te maken met ACS wanneer Periodic Inform Enable (Periodiek inform inschakelen) is ingesteld op Ja.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Periodic_Inform_Interval ua="na">20</Periodic_Inform_Interval>
  • Voer op de webpagina van de telefoon een geldige duur in seconden in.

Standaard: 20

Periodic Inform Enable (Periodiek inform inschakelen)

Instellingen die CPE-verbindingsverzoeken in- of uitschakelen.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Periodic_Inform_Enable ua="na">Ja</Periodic_Inform_Enable>
  • Selecteer Ja op de telefoonwebpagina om deze functie in te schakelen en Nee om deze uit te schakelen.

Geldige waarden: Ja|Nee

Standaard: Ja

TR-069-traceerbaarheid

De instellingen die de TR-069-transactielogbestanden in- of uitschakelen.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <TR-069_Traceability ua="na">Ja</TR-069_Traceability>
  • Selecteer Ja op de telefoonwebpagina om deze functie in te schakelen en Nee om deze uit te schakelen.

Geldige waarden: Ja|Nee

Standaard: Nee

CWMP V1.2-ondersteuning

Instellingen die CPE WAN Management Protocol (CWMP) in- of uitschakelen. Indien ingesteld op uitschakelen, stuurt de telefoon geen Inform-berichten naar de ACS en worden geen verbindingsverzoeken van de ACS geaccepteerd.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <CWMP_V1.2_Support ua="na">Ja</CWMP_V1.2_Support>
  • Selecteer Ja op de telefoonwebpagina om deze functie in te schakelen en Nee om deze uit te schakelen.

Geldige waarden: Ja|Nee

Standaard: Ja

TR-069 VoiceObject Init

Instellingen voor het wijzigen van spraakobjecten.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <TR-069_VoiceObject_Init ua="na">Ja</TR-069_VoiceObject_Init>
  • Selecteer Ja om alle spraakobjecten te initialiseren met de standaardfabriekswaarden of selecteer Nee om de huidige waarden te behouden.

Geldige waarden: Ja|Nee

Standaard: Ja

TR-069 DHCPOption Init

Instellingen om DHCP-instellingen te wijzigen.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <TR-069_DHCPOption_Init ua="na">Ja</TR-069_DHCPOption_Init>
  • Selecteer Ja op de telefoonwebpagina om de DHCP-instellingen te initialiseren van de ACS of selecteer Nee om de huidige DHCP-instellingen te behouden.

Geldige waarden: Ja|Nee

Standaard: Ja

BACKUP ACS URL

Backup-URL van de ACS die het CPE WAN Management-protocol gebruikt. Deze parameter moet de vorm hebben van een geldige HTTP of HTTPS-URL. Het hostgedeelte van deze URL wordt gebruikt door de CPE om het ACS-certificaat te valideren wanneer deze SSL of TLS gebruikt.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <BACKUP_ACS_URL ua="na">https://acs.url.com</BACKUP_ACS_URL>
  • Voer op de webpagina van de telefoon een geldige URL in die het CPE WAN Management-protocol gebruikt.

Standaard: leeg

BACKUP ACS User (BACKUP ACS-gebruiker)

Backup gebruikersnaam die de CPE naar de ACS verifieert wanneer ACS het CPE WAN Management-protocol gebruikt. Deze gebruikersnaam wordt alleen gebruikt voor op HTTP-gebaseerde verificatie van de CPE.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <BACKUP_ACS_User ua="na">back-up gebruikersnaam</BACKUP_ACS_User>
  • Voer op de telefoonwebpagina een geldige gebruikersnaam in die de CPE naar de ACS verifieert wanneer ACS het CPE WAN Management-protocol gebruikt.

Standaard: leeg

BACKUP ACS Password (BACKUP ACS-wachtwoord)

Back-up wachtwoord voor de toegang tot de ACS voor een bepaalde gebruiker. Dit wachtwoord wordt alleen gebruikt voor op HTTP-gebaseerde verificatie van de CPE.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <BACKUP_ACS_Password ua="na"/>
  • Voer op de telefoonwebpagina een geldig wachtwoord in dat de CPE naar de ACS verifieert wanneer ACS het CPE WAN Management-protocol gebruikt.

Standaard: leeg

Opmerking

 

Als u de bovenstaande parameters niet configureert, kunt u ze ook ophalen via DHCP-opties 60, 43 en 125.

Electronic HookSwitch inschakelen

Met de functie Electronic HookSwitch (EHS) kunnen gebruikers hoofdtelefoons gebruiken die een draadloze hoofdtelefoon elektronisch verbinden met een telefoon. De headset vereist gewoonlijk een basiseenheid die u kunt aansluiten op de telefoon en die communiceert met de headset. Dit zijn ondersteunde headsets:

  • Plantronics Savi 740

  • Jabra PRO920

  • Jabra PRO9400

  • Sennheiser DW Pro1

De volgende telefoons voor meerdere platforms ondersteunen een Electronic HookSwitch:

  • Cisco IP Phone 6851, 6861, 6871 Multiplatform telefoons

  • Cisco IP Phone 7811, 7821, 7841, 7861 Multiplatform telefoons

  • Cisco IP-telefoon 8800-serie voor meerdere platforms (8811, 8841, 8845, 8851, 8861 en 8865)


Opmerking


De volgende telefoons voor meerdere platforms bieden geen ondersteuning voor de Electronic HookSwitch-functie:
  • Cisco IP Phone 6821 voor meerdere platforms

  • Cisco IP Phone 6841 voor meerdere platforms

  • Cisco IP-telefoon 7832 voor meerdere platforms

  • Cisco IP-telefoon 8832 voor meerdere platforms


U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml).

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Gebruiker.

Stap 2

Stel in de sectie Audio Volume (Audiovolume) de parameter Electronic HookSwitch Control (Instelling Electronic HookSwitch) in op Yes (Ja) om de functie in te schakelen.

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<Ehook_Enable ua="na">Yes</Ehook_Enable>

Opties: Ja en Nee

Standaard: Nee

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Een veilig toestel instellen

U kunt een toestel zo configureren dat alleen beveiligde gesprekken worden geaccepteerd. Als het toestel is geconfigureerd om alleen veilige gesprekken aan te nemen, zijn alle gesprekken die u met het toestel voert, beveiligd.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml).

Voordat u begint

  • Zorg ervoor dat Secure Call Serv (Beveiligde gespreksserver) is ingeschakeld (ingesteld op Yes (Ja)) in het gebied Supplementary Services (Aanvullende services) op het tabblad Voice (Spraak) > Phone (Telefoon).

    U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

    <Secure_Call_Serv ua="na">Yes</Secure_Call_Serv>
  • SIP-Trans Port met TLS kan statisch op de webpagina van de telefoon worden ingesteld of automatisch met informatie in de DNS-NAPTR-records. Als de parameter SIP-transport als TLS is ingesteld voor het toestelnummer, staat de telefoon alleen SRTP toe. Als de parameter SIP-transport is ingesteld op AUTO, voert de telefoon een DNS-query uit om de transportmethode op te halen.

  • Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Toest.(n).

Stap 2

Kies in het gedeelte Instellingen voor gespreksfuncties in het veld Optie voor Beveiligde gesprekken de optie Optioneel, Vereist of Strikt.

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<Secure_Call_Option_1_ ua="na">Optioneel</Secure_Call_Option_1_>

Opties: Optioneel, Vereist en Strikt

  • Optioneel - Hiermee behoudt u de huidige optie voor veilig bellen voor de telefoon.

  • Vereist - De telefoon weigert niet-beveiligde gesprekken van andere telefoons.

  • Strikt - Hiermee kunt u SRTP alleen toestaan wanneer SIP-transport is ingesteld op TLS. Staat RTP alleen toe wanneer SIP-transport UDP/TCP is.

Standaard: optioneel

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Het SIP-transport configureren

Voor SIP-berichten kunt u elk toestelnummer configureren dat u wilt gebruiken:

  • Een specifiek protocol

  • het protocol dat automatisch door de telefoon is geselecteerd

Wanneer u een automatische toewijzing hebt ingesteld, bepaalt de telefoon het transportprotocol op basis van de Name Authority Pointer-records (NAPTR) op de DNS-server. De telefoon gebruikt het protocol met de hoogste prioriteit in de records.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml).

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Toest.(n), waarbij n een toestelnummer is.

Stap 2

Stel in de sectie SIP Settings (SIP-instellingen) de parameter SIP Transport (SIP-transport) in door een transportprotocol voor SIP-berichten te selecteren.

U kunt deze parameter configureren in het XML-telefoonconfiguratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:

<SIP_Transport_n_ ua="na">UDP</SIP_Transport_n_>

waarbij n het toestelnummer is.

Opties: UDP, TCP, TLS en Auto

Met AUTO wordt de telefoon geconfigureerd voor het automatisch selecteren van het juiste transportprotocol, op basis van de NAPTR-records op de DNS-server.

Standaard: UDP

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Niet-proxy SIP-berichten naar een telefoon blokkeren

U kunt de mogelijkheid van de telefoon voor het ontvangen van binnenkomende SIP-berichten vanaf een niet-proxyserver uitschakelen. Wanneer u deze functie inschakelt, accepteert de telefoon alleen SIP-berichten van:

  • proxyserver

  • uitgaande proxyserver

  • alternatieve proxyserver

  • alternatieve uitgaande proxyserver

  • bericht IN-dialoogvenster van proxyserver en niet-proxyserver. Bijvoorbeeld: dialoogvensters voor gespreksessie en aanmelden

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml).

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Systeem.

Stap 2

Stel in de sectie System Configuration (Systeemconfiguratie) de parameter Block Nonproxy SIP (Niet-proxy-SIP blokkeren) in op Yes (Ja) om inkomende niet-proxy-SIP-berichten te blokkeren, met uitzondering van het IN-dialog-bericht. Als u Nee kiest, kan de telefoon geen inkomende niet-proxy SIP-berichten blokkeren.

Stel Block Nonproxy SIP (Niet-proxy-SIP blokkeren) in op No (Nee) voor telefoons die gebruikmaken van TCP of TLS om SIP-berichten te transporteren. Niet-proxy SIP-berichten die via TCP of TLS worden getransporteerd, worden standaard geblokkeerd.

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<Auto_Answer_Page ua="na">Yes</Auto_Answer_Page>

Opties: Ja en Nee

Standaard: Nee

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Een privacykoptekst configureren

Een koptekst voor gebruikersprivacy in het SIP-bericht stelt de wensen voor gebruikersprivacy in via het vertrouwde netwerk.

U kunt de koptekstwaarde voor de gebruikersprivacy voor elk toestelnummer instellen.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml).

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Toestelnummer.

Stap 2

Stel in de sectie SIP Settings (SIP-instellingen) de parameter Privacy Header (Privacykoptekst) in om gebruikersprivacy in te stellen in het SIP-bericht in het vertrouwde netwerk.

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<Privacy_Header_2_ ua="na">header</Privacy_Header_2_>

Opties:

  • Uitgeschakeld (standaard)

  • Geen: de gebruiker eist dat een privacyservice geen privacyfuncties voor dit SIP-bericht toepast.

  • Koptekst: de gebruiker gebruikt een privacyservice om kopteksten te verbergen waaruit de persoonsgegevens niet kunnen worden gewist.

  • Sessie: de gebruiker eist dat een privacyservice anonimiteit biedt voor de sessies.

  • Gebruiker: de gebruiker eist alleen een privacyniveau via tussenpersonen.

  • Id: de gebruiker eist dat het systeem een vervangende id toepast die niet het IP-adres of de hostnaam weergeeft.

Standaard: Uitgeschakeld

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Ondersteuning voor P-Early-Media inschakelen

U kunt bepalen of de koptekst P-Early-Media wordt opgenomen in het SIP-bericht van uitgaande gesprekken. De koptekst P-Early-Media bevat de status van de vroege mediastroom. Als de status aangeeft dat het netwerk de vroege mediastroom blokkeert, speelt de telefoon de lokale terugbeltoon af. Anders speelt de telefoon de vroege media terwijl u wacht tot het gesprek worden verbonden.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml).

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Toestel (n).

Stap 2

Stel in de sectie SIP-instellingen de optie Ondersteuning P-Early-Media in op Ja om te bepalen of de P-Early-Media-koptekst wordt opgenomen in het SIP-bericht voor een uitgaand gesprek.

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<P-Early-Media_Support_1_ ua="na">No</P-Early-Media_Support_1_>

Opties: Ja en Nee

Standaard: Nee

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Peer firmware delen inschakelen

Peer firmware delen (PFS) is een firmwaredistributiemodel waarmee een Cisco IP-telefoon andere telefoons van hetzelfde model of uit dezelfde serie kan vinden op het subnet en de bijgewerkte firmwarebestanden daarmee kan delen als u meerdere telefoons tegelijk wilt upgraden. PFS maakt gebruik van het Cisco Peer-to-Peer-Distribution Protocol (CPPDP) dat een eigen protocol is van Cisco. Met CPPDP vormen alle apparaten in het subnet een peer-to-peer-hiërarchie zodat u firmware of andere bestanden van peerapparaten kunt kopiëren naar aangrenzende apparaten. Als u firmwareupgrades wilt optimaliseren, wordt de firmware-image van de laadserver gedownload op een hoofdtelefoon en vervolgens naar andere telefoons in het subnet overgebracht via TCP-verbindingen.

Peer firmware delen:

  • Beperkt congestie in TFTP-overdrachten naar gecentraliseerde externe laadservers.

  • Elimineert de vereiste om firmware-upgrades handmatig te beheren.

  • Reduceert telefoonuitvaltijd tijdens upgrades wanneer grote aantallen telefoons gelijktijdig worden gereset.


Opmerking


  • Peer firmware delen werkt alleen als meerdere telefoons op dezelfde tijd zijn ingesteld voor bijwerken. Wanneer een NOTIFY-melding wordt verzonden met Event:resync, wordt de telefoon opnieuw gesynchroniseerd. Voorbeeld van XML met configuraties voor het starten van de upgrade:

    “Event:resync;profile="http://10.77.10.141/profile.xml
  • Wanneer u de PFS-logserver instelt op een IP-adres en poort, worden de specifieke PFS-logboeken naar die server verzonden als UDP-berichten. Deze instelling moet op elke telefoon worden uitgevoerd. U kunt de logboekberichten vervolgens gebruiken bij het oplossen van problemen met PFS.


U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml).

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Inrichting.

Stap 2

Stel in de sectie Firmware Upgrade (Firmware-upgrade) de parameters in:

  1. Stel de parameter Peer Firmware Sharing (Peer firmware delen) in.

    U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

    <Peer_Firmware_Sharing ua="na">Yes</Peer_Firmware_Sharing>

    Opties: Ja en Nee

    Standaard: Ja

  2. Stel de parameter Peer Firmware Sharing Log Server (Peer Firmware Sharing-logserver) in om het IP-adres en de poort aan te geven waarnaar het UDP-bericht is verzonden.

    Bijvoorbeeld: 10.98.76.123:514 waarbij 10.98.76.123 het IP-adres is en 514 het poortnummer.

    U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

    <Peer_Firmware_Sharing_Log_Server>192.168.5.5</ Peer_Firmware_Sharing_Log_Server>

    Peer_Firmware_Sharing_Log_Server: hiermee geeft u de hostnaam en de poort op van de externe UDP-syslogserver. De poort is standaard ingesteld op de syslog 514.

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Profielverificatietype specificeren

Met profielverificatie kunnen telefoongebruikers het inrichtingsprofiel hersynchroniseren op de telefoon. Verificatiegegevens zijn vereist als de telefoon het configuratiebestand opnieuw probeert te synchroniseren en te downloaden en er voor het eerst een verificatiefout HTTP of HTTPS 401 wordt weergegeven. Als u deze functie inschakelt, wordt het scherm Profielaccountinstelling weergegeven op de telefoon voor de volgende situaties:

  • Wanneer de verificatiefout HTTP of HTTPs 401 optreedt tijdens de eerste keer inrichting nadat de telefoon opnieuw is opgestart

  • Wanneer de gebruikersnaam en het wachtwoord voor het profielaccount leeg zijn

  • Als er geen gebruikersnaam en wachtwoord in de profielregel aanwezig zijn

Als het scherm Profielaccountinstellingwordt gemist of genegeerd, kan de gebruiker het instellingsscherm ook openen via het telefoonschermmenu of de schermtoets Instellingen, die alleen verschijnt wanneer er geen lijn op de telefoon is geregistreerd.

Wanneer u de functie uitschakelt, wordt het scherm Profielaccountinstelling niet weergegeven op de telefoon.

De gebruikersnaam en het wachtwoord in het veld Profielregel hebben hogere prioriteit dan het profielaccount.

  • Wanneer u een juiste URL opgeeft in het veld Profielregel zonder een gebruikersnaam en wachtwoord, is verificatie of digest-verificatie op de telefoon nodig om het profiel te hersynchroniseren. Met het juiste profielaccount slaagt de verificatie. Met een onjuist profielaccount mislukt de verificatie.

  • Wanneer u een juiste URL opgeeft in het veld Profielregel met een correcte gebruikersnaam en wachtwoord, is verificatie of digest-verificatie op de telefoon nodig om het profiel te hersynchroniseren. Het profielaccount wordt niet gebruikt voor het hersynchroniseren van de telefoon. Aanmelden is gelukt.

  • Wanneer u een juiste URL opgeeft in het veld Profielregel met een onjuiste gebruikersnaam en wachtwoord, is verificatie of digest-verificatie op de telefoon nodig om het profiel te hersynchroniseren. Het profielaccount wordt niet gebruikt voor het hersynchroniseren van de telefoon. Aanmelding mislukt altijd.

  • Wanneer u een onjuiste URL opgeeft in het veld Profielregel, mislukt het aanmelden altijd.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml).

U kunt het verificatietype voor het profiel op de beheerwebpagina van de telefoon opgeven.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Inrichting.

Stap 2

Stel in de sectie Configuration Profile (Configuratieprofiel) de parameter Profile Authentication Type (Profielverificatietype) in om de referenties op te geven die moeten worden gebruikt voor verificatie van het profielaccount.

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<Profile_Authentication_Type ua="na">Disabled</Profile_Authentication_Type>

Opties:

  • Uitgeschakeld: hiermee wordt de functie voor het profielaccount uitgeschakeld. Wanneer deze functie is uitgeschakeld, wordt het menu Instellingen profielaccount niet weergegeven op het telefoonscherm.

  • Standaard HTTP-verificatie: de HTTP-aanmeldgegevens worden gebruikt om de profielaccount te verifiëren.

  • XSI-verificatie: XSI- of XSI SIP-aanmeldgegevens worden gebruikt om de profielaccount te verifiëren. De aanmeldgegevens voor de verificatie hangen af van het XSI-verificatietype voor de telefoon:

    Wanneer het XSI-verificatietype voor de telefoon is ingesteld op Aanmeldgegevens, worden de XSI-aanmeldgegevens gebruikt.

    Wanneer het XSI-verificatietype voor de telefoon is ingesteld op SIP-aanmeldgegevens, worden de XSI SIP-aanmeldgegevens gebruikt.

Standaard: standaard HTTP-verificatie

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


De verificatievereiste bepalen om toegang te krijgen tot de telefoonmenu's

U kunt bepalen of verificatie vereist is om toegang te krijgen tot telefoonmenu's.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 2

Stel de LCD-verificatie en LCD-verificatie aanpassen in zoals beschreven in de Parameters voor gebruikersverificatiebeheertabel.


Parameters voor gebruikersverificatiebeheer

De volgende tabel definieert de functie en het gebruik van de parameters voor gebruikersauthenticatiebeheer in de sectie LCD-authenticatie en LCD-authenticatie aanpassen onder het tabblad Spraak > Telefoon in de webinterface van de telefoon. Hij definieert ook de syntaxis van de tekenreeks die aan het telefoonconfiguratiebestand (cfg.xml) is toegevoegd met XML-code om een parameter te configureren.

Tabel 15. Parameters voor gebruikersverificatiebeheer

Parameter

Beschrijving

Verificatie vereisen voor toegang tot het LCD-menu

Bepaalt of de gebruiker authenticatie nodig heeft om toegang te krijgen tot telefoonmenu's.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <Require_Authentication_for_LCD_Menu_Access ua="na">Default</Require_Authentication_for_LCD_Menu_Access>
  • Selecteer de gewenste waarde in de webinterface van de telefoon.

Toegestane waarden: Standaard | Aangepast | Nee

  • Standaard: als u deze optie selecteert, moet de gebruiker het wachtwoord opgeven en zich vervolgens aanmelden om de telefoonmenu's te openen waarvoor verificatie is vereist. De telefoon ondersteunt alle functies die worden ondersteund in de releases voorafgaand aan 11.3(2). Op de telefoon wordt het schermvergrendelingspictogram weergegeven.

    Om toegang te krijgen tot telefoonmenu's waarvoor verificatie is vereist, moet de gebruiker het wachtwoord opgeven en op Aanmelden drukken. Het vergrendelingspictogram blijft vergrendeld. Nadat de gebruiker zich heeft aangemeld, wordt het vergrendelingspictogram ontgrendeld.

  • Aangepast: wanneer deze optie is geselecteerd, hoeft de gebruiker alleen verificatie te gebruiken om de menu's Profielregel en Fabrieksinstellingen opnieuw in te stellen op de telefoon. Verificatiecontrole van deze twee menu's hangt ook af van de instellingen van het menu Fabrieksinstellingen en het menu Profielregel. De gebruiker heeft geen verificatie nodig om andere telefoonmenu's te kunnen openen.

  • Nee: wanneer u deze optie inschakelt, is het menu Aanmelden, het pictogram Afmelden, het vergrendelingspictogram en de menu's voor Wachtwoord instellen niet beschikbaar op de telefoon. De gebruiker heeft zonder verificatie toegang tot de telefoonmenu's.

Standaardwaarde: standaard

Menu fabrieksinstellingen

Geeft aan of de gebruikersverificatie is vereist om het menu Fabrieksinstellingen te openen op de telefoon.

U kunt deze parameter alleen op Ja of Nee instellen als u de parameter Verificatievereisen voor toegang tot LCD-menu instelt op Aangepast.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <Factory_Reset_Menu ua="na">Yes</Factory_Reset_Menu>
  • Stel deze parameter in de telefoonwebinterface in op Ja of Nee.

Toegestane waarden: Ja|Nee

Standaardwaarde: Ja

Menu Profielregel

Geeft aan of de gebruiker authenticatie vereist om toegang te krijgen tot het menu Profielregel op de telefoon.

U kunt deze parameter alleen op Ja of Nee instellen als u de parameter Verificatievereisen voor toegang tot LCD-menu instelt op Aangepast.

Voer een van de volgende handelingen uit:

<Profile_Rule_Menu ua="na">Yes</Profile_Rule_Menu>
  • Stel deze parameter in de telefoonwebinterface in op Ja of Nee.

Toegestane waarden: Ja|Nee

Standaardwaarde: Ja

Een inkomend gesprek dempen met de schermtoets Negeren

U kunt de schermtoets Negeren toevoegen op de telefoon. Gebruiker kan op deze schermtoets drukken om een inkomende oproep bij bezet te dempen en als hij niet wil worden gestoord. Wanneer de gebruiker op de schermtoets drukt, stopt de telefoon met overgaan. De gebruiker ziet wel een visuele melding en kan het gesprek beantwoorden.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 2

Stel in de sectie Programmable Softkeys (Programmeerbare schermtoetsen) de optie Programmable Softkey Enable (Programmeerbare schermtoetsen inschakelen) in op Ja.

Stap 3

Geef de volgende waarden op in het veld Ringing Key List (Toetsenlijst tijdens overgaan):

answer|1;ignore|2;ignoresilent|3;

Stap 4

Klik op Submit All Changes.


Een actieve oproep verplaatsen van een telefoon naar andere telefoons (locaties)

U kunt een telefoon zo configureren dat een gesprek naadloos wordt verplaatst van de ene bureautelefoon (locatie) naar een andere mobiele telefoon of bureautelefoon (locatie).

Wanneer u deze functie inschakelt, wordt het menu Anywhere toegevoegd aan het telefoonscherm. De gebruiker kan dit menu gebruiken om meerdere telefoons als locaties toe te voegen aan het toestel. Wanneer er een binnenkomende oproep is voor dit toestel, gaan alle toegevoegde telefoons over en kan de gebruiker het binnenkomende gesprek beantwoorden vanaf elke locatie. De lijst met locaties wordt ook opgeslagen op de BroadWorks XSI-server.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml). Zie de syntaxis van de tekenreeks in de tabel Parameters voor het verplaatsen van actieve gesprekken naar andere locaties voor meer informatie over het configureren van de parameters.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Toest.(n).

Stap 2

Stel in de sectie XSI Line Service (Service XSI-lijn) de parameters XSI Host Server (XSI-hostserver), XSI Authentication Type (XSI-verificatietype), Login User ID (Gebruikers-id voor aanmelden), Login Password (Aanmeldwachtwoord) en Anywhere Enable (Anywhere inschakelen) in zoals wordt beschreven in de tabel Parameters voor het verplaatsen van actieve gesprekken naar andere locaties.

Als u SIP-referenties voor XSI-verificatietype selecteert, moet u Verificatie-id en Wachtwoord voor de abonnee opgeven in de sectie Abonneegegevens.

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Parameters voor het verplaatsen van actieve gesprekken naar andere locaties

De volgende tabel definieert de functie en het gebruik van parameters voor het verplaatsen van actieve gesprekken naar locaties in de sectie XSI-lijnservice op het tabblad Ext(n) in de webinterface van de telefoon. Hij definieert ook de syntaxis van de string die aan het telefoonconfiguratiebestand is toegevoegd met XML-code (cfg.xml) om een parameter te configureren.

Tabel 16. Parameters voor het verplaatsen van actieve gesprekken naar locaties

Parameter

Beschrijving

XSI-hostserver

Voer de naam van de server in. Bijvoorbeeld:

xsi.iop1.broadworks.net

Opmerking

 
De XSI Host-server gebruikt standaard het HTTP-protocol. Als u XSI wilt inschakelen via HTTPS, geeft u https:// op in de server.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <XSI_Host_Server ua="na">https://xsi.iop1.broadworks.net</XSI_Host_Server>
  • Voer op de webpagina van de telefoon de server in.

Bijvoorbeeld:

https://xsi.iop1.broadworks.net

U kunt ook een poort voor de server specificeren. Bijvoorbeeld:

https://xsi.iop1.broadworks.net:5061

Als u geen poort specificeert, wordt de standaardpoort voor het opgegeven protocol gebruikt.

Standaard: leeg

XSI Authentication Type (Verificatietype XSI)

Bepaalt het XSI-verificatietype.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <XSI_Authentication_Type ua="na">SIP-aanmeldingsgegevens</XSI_Authentication_Type>
  • Selecteer op de webpagina van de telefoon een verificatietype.

Opties:

Aanmeldingsgegevens: verifieert toegang met gebruikers-id en wachtwoord voor aanmelding.

SIP-referenties: verifieert toegang met het geregistreerde verificatie-id en wachtwoord voor het SIP-account dat op de telefoon is geregistreerd.

Als u SIP-referenties selecteert als XSI-verificatietype, moet u het verificatie-id en het wachtwoord van de abonnee in de sectie Abonneegegevens invoeren.

Standaard: aanmeldingsgegevens

Login User ID (Gebruikers-id voor aanmelden)

BroadSoft gebruikers-ID van de telefoon gebruiker.

Bijvoorbeeld:

johndoe@xdp.broadsoft.com.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Login_User_ID ua="na">4081005300@as1bsoft22.sipurash.com</Login_User_ID>
  • Voer op de webpagina van de telefoon een geldige gebruikersnaam in.

Voor elk XSI-verificatietype moet u de Gebruikers-id voor aanmelden invoeren. De functie BroadWorks Anywhere werkt niet zonder deze parameter.

Standaard: beheerder

Aanmeldwachtwoord

Alfanumeriek wachtwoord gekoppeld aan de gebruikers-id.

Voer het aanmeldwachtwoord in wanneer u Aanmeldingsgegevens selecteert bij XSI-verificatietype.

Nadat u het gebruikerswachtwoord hebt ingevoerd, wordt met de parameter het volgende weergegeven in het configuratiebestand (cfg.xml): <ACS_Password ua="na">************</ACS_Password>

Standaard: leeg

Anywhere Enable (Anywhere inschakelen)

Hiermee schakelt u BroadWorks Anywhere in op een toestel.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Anywhere_Enable_1_ ua="na">Ja</Anywhere_Enable_1_>
  • Selecteer Ja op de telefoonwebpagina, Anywhere is op deze lijn ingeschakeld en gebruiker kan via het telefoonmenu meerdere locaties aan deze specifieke lijn toevoegen.

Geldige waarden: Ja|Nee

Standaard: Ja

De functie Beller-id blokkeren synchroniseren met de telefoon en de BroadWords XSI-server

U kunt de status voor Beller-id blokkeren op de telefoon synchroniseren met status voor de Line ID Blocking (Lijn-id blokkeren) op de BroadWorks XSI-server. Als u de synchronisatie inschakelt, worden de wijzigingen die de gebruiker aanbrengt in de instellingen voor Beller-id blokkeren ook gewijzigd in de instellingen van de BroadWorks-server.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml).

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Toest.(n).

Stap 2

Stel in de sectie XSI Line Service (Service XSI-lijn) de parameter Block CID Enable (CID blokkeren inschakelen) in. Kies Ja om in te schakelen dat de status van nummerweergave blokkeren wordt gesynchroniseerd met de server via XSI-interface. Kies Nee om de lokale instellingen voor nummerweergave blokkeren op de telefoon te gebruiken.

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<Block_CID_Enable_1_ ua="na">No</Block_CID_Enable_1_>

Opmerking

 
  • Wanneer Functietoetssynchronisatie is ingesteld op Ja, heeft FKS voorrang op XSI-synchronisatie.

  • Als de XSI-hostserver en -referenties zijn niet ingevoerd en het veld CFWD inschakelen is ingesteld op Ja, dan kan de telefoongebruiker geen gesprekken doorschakelen op de telefoon.

Opties: Ja en Nee

Standaard: Nee

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Weergeven van BroadWorks XSI-gesprekslogboeken op een lijn inschakelen

Hiermee kunt u een telefoon configureren om recente gesprekslogboeken weer te geven van de BroadWorks-server of de lokale telefoon. Nadat u de functie hebt ingeschakeld, bevat het scherm Recent het menu Recente weergeven van en kan de gebruiker de XSI-gesprekslogboeken of de lokale gesprekslogboeken kiezen.

U kunt een functie instellen om een reverse-lookup uit te voeren voor lokale contact personen voor BroadWorks-server gespreklogboeken. Op de server stelt u bijvoorbeeld een gebruiker 3280 (4085273280) in met de naam "cx400 liu" en een andere gebruiker 3281 (4085273281) met de naam "cx401 liu". Gebruiker 3280 is geregistreerd op telefoon A en gebruiker 3281 is geregistreerd op telefoon B.Vanaf telefoon A plaatst u een gemiste oproep, een ontvangen oproep of een geplaatste oproep op telefoon B. De weergave van de broadsoft-oproeplogboeken op telefoon B ziet er als volgt uit :

  • Als de persoonlijke telefoonlijst geen contactpersoon heeft die overeenkomt met de naam van de beller, wordt in de logboeken met BroadWorks-gesprekken op telefoon B de oorspronkelijke naam 'CX400 liu' weergegeven die op de server is opgeslagen als de naam van de beller.

  • Als de persoonlijke telefoonlijst een contact heeft met 'Naam' = 'B3280' en 'Werk' = '3280' die overeenkomt met het bellende nummer, wordt in de BroadWorks-oproeplogboeken op telefoon B de naam van de contactpersoon 'B3280' weergegeven als de naam van de beller.

  • Als in de persoonlijke adressenlijst een contactpersoon met "naam" = "C3280" en "werk" = "03280" staat en de gebruiker een toewijzingsregel voor beller-id's configureert (<3:03>x.), wordt met behulp van het toegewezen telefoonnummer 03280 in de BroadWorks-gesprekslogboeken op telefoon B "C3280" weergegeven. Als er een overeenkomende contactpersoon met het niet-toegewezen telefoonnummer is, wordt het toegewezen telefoonnummer niet gebruikt voor de reverse lookup voor namen.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml). Zie de syntaxis van de tekenreeks in de tabel Parameters voor logboekregistratie van BroadWorks XSI-gesprekken op een lijn voor meer informatie over het configureren van de parameters.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Het veld Gesprekslogboek inschakelen is ingeschakeld.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 2

Stel in de sectie Service XSI-telefoon de velden XSI-hostserver, XSI-verificatietype, Gebruikers-id voor aanmelden, Aanmeldwachtwoord en Telefoonlijst inschakelen in zoals wordt beschreven in de Parameters voor logboekregistratie van BroadWorks XSI-gesprekken op een lijn.

Als u SIP-referenties voor XSI-verificatietype, selecteert moet u een SIP-verificatie-id en een SIP-wachtwoord opgeven in deze sectie.

Stap 3

Stel de velden CallLog Associated Line (Gesprekslogboek voor gekoppelde lijn) en Recente weergeven van in zoals wordt beschreven in Parameters voor logboekregistratie van BroadWorks XSI-gesprekken op een lijn.

Opmerking

 

Het menu Recente weergeven van wordt niet weergegeven in het telefoonscherm Recent wanneer u de waarde van het veld CallLog Enable (Gesprekslogboek inschakelen) instelt op Nee.

Stap 4

Klik op Submit All Changes.


Parameters voor logboekregistratie van BroadWorks XSI-gesprekken op een lijn

De volgende tabel definieert de functie en het gebruik van parameters voor XSI-gesprekslogboeken op een lijn in de sectie XSI-telefoonservice op het tabblad Telefoon in de webinterface van de telefoon. Hij definieert ook de syntaxis van de string die aan het telefoonconfiguratiebestand is toegevoegd met XML-code (cfg.xml) om een parameter te configureren.

Tabel 17. Parameters voor XSI-gesprekslogboeken op een lijn

Parameter

Beschrijving

XSI-hostserver

Voer de naam van de server in, bijvoorbeeld
xsi.iop1.broadworks.net
.

Opmerking

 

De XSI Host-server gebruikt standaard het HTTP-protocol. Als u XSI wilt inschakelen via HTTPS, geeft u https:// op in de server.

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <XSI_Host_Server ua="na">https://xsi.iop1.broadworks.net</XSI_Host_Server>
  • Voer in de webinterface van de telefoon de te gebruiken XSI-server in.

Standaard: leeg

XSI Authentication Type (Verificatietype XSI)

Bepaalt het XSI-verificatietype. Selecteer Aanmeldingsgegevens om de toegang met XSI-id en woord te verifiëren. Selecteer SIP-aanmeldingsgegevens om toegang te verifiëren met de geregistreerde gebruikers-id en het wachtwoord voor het SIP-account dat op de telefoon is geregistreerd.

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <XSI_Authentication_Type ua="na">SIP Credentials</XSI_Authentication_Type>
  • Geef in de webinterface van de telefoon het verificatietype voor de XSI-service op.

Opties: SIP-aanmeldings gegevens en aanmeldings gegevens

Standaard: aanmeldingsgegevens

Login User ID (Gebruikers-id voor aanmelden)

Gebruikers-id voor BroadSoft van de telefoongebruiker, bijvoorbeeld jansmit@xdp.broadsoft.com.

Geef de SIP-verificatie-id op wanneer u Aanmeldingsgegevens of SIP-referenties selecteert voor het XSI-verificatietype.

Wanneer u SIP-verificatie-id kiest als SIP-referenties, moet u de gebruikers-id voor aanmelden invoeren. Zonder aanmeldings-id wordt de BroadSoft Directory niet weergegeven in de telefoonlijst van de telefoon.

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <Login_User_ID ua="na">username</Login_User_ID>
  • Voer in de webinterface van de telefoon de gebruikersnaam in die wordt gebruikt om de toegang tot de XSI-server te verifiëren.

Standaard: leeg

Aanmeldwachtwoord

Alfanumeriek wachtwoord gekoppeld aan de gebruikers-id.

Voer het aanmeldwachtwoord in wanneer u Aanmeldingsgegevens selecteert bij XSI-verificatietype.

Standaard: leeg

Directory Enable (Telefoonlijst inschakelen)

Hiermee schakelt u de Broadsoft Directory in voor de telefoongebruiker. Selecteer Ja om de telefoonlijst in te schakelen en Nee om deze uit te schakelen.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <Directory_Enable ua="na">Yes</Directory_Enable>
  • In de webinterface van de telefoon stelt u dit veld in op Ja om de BroadSoft-telefoonlijst in te schakelen.

Optie: Ja en Nee

Standaard: Nee

CallLog Associated Line (Gesprekslogboek voor gekoppelde lijn)

Hiermee kunt u een telefoonlijn selecteren waarvoor u recente gesprekslogboeken wilt weergeven.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <CallLog_Associated_Line ua="na">1</CallLog_Associated_Line>
  • Selecteer een telefoonlijn in de telefoonwebinterface.

Geldige waarden: Ja|Nee

Standaard: 1

Recente weergeven van

Hiermee kunt u instellen welk type recente gesprekslogboeken op de telefoon wordt weergegeven.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:
    <Display_Recents_From ua="na">Phone</Display_Recents_From>
  • Kies Server in de webinterface van de telefoon om recente BroadSoft XSI-gesprekslogboeken weer te geven en Telefoon om lokale recente gesprekslogboeken weer te geven.

Optie: telefoon en server

Standaard: telefoon

Opmerking

 

Recente weergeven van wordt alleen toegevoegd aan het scherm Recent van de telefoon als u CallLog Enable (Gesprekslogboek inschakelen) instelt op Ja en het type voor Recente weergeven van op Server.

Functietoets synchroniseren inschakelen

Wanneer u de functietoetssynchronisatie (FKS) inschakelt, worden de instellingen van Gesprekken doorschakelen en Niet storen (NST) op de server gesynchroniseerd met de telefoon. De wijzigingen in de instellingen van NST en Gesprekken doorschakelen die zijn gemaakt op de telefoon, worden ook gesynchroniseerd naar de server.

Wanneer u de functietoetssynchronisatie (FKS) inschakelt, worden de instellingen van Gesprekken doorschakelen en Niet storen (NST) op de server gesynchroniseerd met de telefoon. De wijzigingen in de instellingen van NST en Gesprekken doorschakelen die zijn gemaakt op de telefoon, worden ook gesynchroniseerd naar de server. Indien geconfigureerd, hebben managers toegang tot het menu Instellingen > Directie op de telefoon. Assistenten hebben op dezelfde manier toegang tot het menu Instellingen > Assisten.

Wanneer u de functietoetssynchronisatie (FKS) inschakelt, worden de instellingen van Gesprekken doorschakelen en Niet storen (NST) op de server gesynchroniseerd met de telefoon. De wijzigingen in de instellingen van NST en Gesprekken doorschakelen die zijn gemaakt op de telefoon, worden ook gesynchroniseerd naar de server.

Als voor de Cisco IP-telefoon 6871 voor meerdere platforms de FKS is ingeschakeld, hebben leidinggevenden toegang tot het menu Instellingen > Leidinggevende op de telefoon. Assistenten hebben op dezelfde manier toegang tot het menu Instellingen > Assistent.


Opmerking


Functietoetssynchronisatie moet zijn ingeschakeld voor alle managers en assistentgebruikers.



Opmerking


Cisco IP-telefoon 6871 voor meerdere platformsZorg ervoor dat de functie sleutel synchronisatie is ingeschakeld voor de Executive en Assistant-gebruikers voor de functie die de Executive Assistant ondersteunt.


Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Toest.[n], waarbij [n] een toestelnummer is.

Stap 2

In het gedeelte Gespreksfunctie-instellingen stelt u het veld Feature Key Sync (Functietoets synchroniseren) in op Ja.

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Statussynchronisatie NST en Gesprekken doorschakelen

U kunt de instellingen op de beheerwebpagina van de telefoon configureren om statussychronisatie van NST (Niet storen) en Gesprekken doorschakelen tussen de telefoon en de server in te schakelen.

Er zijn twee manieren om de functiestatus te synchroniseren:

  • Functietoetssynchronisatie (FKS)

  • XSI-synchronisatie


Opmerking


Functietoetssynchronisatie moet zijn ingeschakeld voor alle managers en assistentgebruikers.



Opmerking


Voor de Cisco IP-telefoon 6871 voor meerdere platforms zorgt u ervoor dat Feature Key Sync is ingeschakeld voor alle managers en assistentgebruikers. Alleen de Cisco IP-telefoon 6871 voor meerdere platforms ondersteunt de functie van de directieassistent.


FKS gebruikt SIP-berichten om de functiestatus te melden. XSI-synchronisatie gebruikt HTTP-berichten. Als zowel FKS als XSI-synchronisatie is ingeschakeld, gaat FKS voor op XSI-synchronisatie. Zie de volgende tabel voor de interactie tussen FKS en XSI-synchronisatie.

Tabel 18. Interactie tussen FKS en XSI-synchronisatie

Feature Key Sync (Functietoets synchroniseren)

NST ingeschakeld

CFWD ingeschakeld

NST-synchronisatie

CFWD-synchronisatie

Ja

Ja

Ja

Ja (SIP)

Ja (SIP)

Ja

Nee

Nee

Ja (SIP)

Ja (SIP)

Ja

Nee

Ja

Ja (SIP)

Ja (SIP)

Ja

Nee

Nee

Ja (SIP)

Ja (SIP)

Nee

Ja

Ja

Ja (HTTP)

Ja (HTTP)

Nee

Nee

Ja

Nee

Ja (HTTP)

Nee

Ja

Nee

Ja (HTTP)

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Als een lijntoets wordt geconfigureerd met FKS of XSI-synchronisatie en NST of Gesprekken doorschakelen ook is geactiveerd, wordt het bijbehorende pictogram NST of pictogram Gesprekken doorschakelen weergegeven naast het label van de lijntoets. Als de lijntoets een gemiste oproep, een spraakbericht of een urgente voicemailmelding heeft, worden het pictogram NST of het pictogram Gesprek doorschakelen ook weergegeven met de melding.

Statussynchronisatie Gesprekken doorschakelen via XSI-service activeren

Als het synchroniseren van Gesprekken doorschakelen is geactiveerd, worden de instellingen voor Gesprekken doorschakelen op de server gesynchroniseerd met de telefoon. De wijzigingen in de instellingen voor het doorschakelen van gesprekken die op de telefoon zijn gemaakt, worden ook naar de server gesynchroniseerd.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml).

Voordat u begint

  • Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

  • Configureer de XSI-hostserver en de bijbehorende referenties in het tabblad Spraak > Toestel (n).

    • Wanneer u aanmeldingsgegevens gebruikt voor XSI-serververificatie, voert u XSI-hostserver, Aanmeldings-id en Aanmeldwachtwoord in de sectie XSI-lijnservice in.

    • Wanneer u SIP-referenties gebruikt voor XSI-serververificatie, voert u XSI-hostserver en Aanmeldings-id in de sectie XSI-lijnservice in en Verificatie-id en Wachtwoord in de sectie Abonneegegevens in.

  • Schakel functietoetssynchronisatie (FKS) uit in de sectie Gespreksfunctie-instellingen van Spraak > Toestel (n) .

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Toest.[n], waarbij [n] een toestelnummer is.

Stap 2

Stel in de sectie XSI Line Service (Service XSI-lijn) de parameter CFWD Enable (CFWD inschakelen) in op Yes (Ja).

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<CFWD_Enable_1_ ua="na">Yes</CFWD_Enable_1_>

Opties: Ja en Nee

Standaard: Ja

Opmerking

 

Als XSI-synchronisatie voor Gesprekken doorschakelen is geactiveerd en de XSI-hostserver of het XSI-account is niet correct geconfigureerd, is de schermtoets Doorschakelen niet beschikbaar (wordt niet weergegeven). De gebruiker kan pas weer gesprekken doorschakelen op de telefoon als het XSI-account correct is geconfigureerd.

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Statussynchronisatie NST via XSI-service inschakelen

Wanneer het synchroniseren van Niet storen (NST) is ingeschakeld, wordt de NST-instelling op de server gesynchroniseerd met de telefoon. De wijzigingen in de NST-instelling die zijn gemaakt op de telefoon worden ook gesynchroniseerd naar de server.


Opmerking


Als XSI-synchronisatie voor NST is geactiveerd en de XSI-hostserver of de XSI-account is niet correct geconfigureerd, is de schermtoets NST niet beschikbaar op de telefoon. De gebruiker kan de toets niet zien en de NST modus op de telefoon inschakelen totdat de XSI-account correct is geconfigureerd.


U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml).

Voordat u begint

  • Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

  • Configureer de XSI-hostserver en de bijbehorende referenties in het tabblad Spraak > Toestel (n).

    • Wanneer u aanmeldingsgegevens gebruikt voor XSI-serververificatie, voert u XSI-hostserver, Aanmeldings-id en Aanmeldwachtwoord in de sectie XSI-lijnservice in.

    • Wanneer u SIP-referenties gebruikt voor XSI-serververificatie, voert u XSI-hostserver en Aanmeldings-id in de sectie XSI-lijnservice in en Verificatie-id en Wachtwoord in de sectie Abonneegegevens in.

  • Schakel functietoetssynchronisatie (FKS) uit in de sectie Gespreksfunctie-instellingen van Spraak > Toestel (n).

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Toest.[n], waarbij [n] een toestelnummer is.

Stap 2

Stel in de sectie XSI Line Service (Service XSI-lijn) de parameter DND Enable (DND inschakelen) in op Yes (Ja).

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<DND_Enable_1_ ua="na">Yes</DND_Enable_1_>

Opties: Ja en Nee

Standaard: Ja

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Synchronisatie van anonieme oproepweigering via XSI-service inschakelen

U kunt synchronisatie van het afwijzen van anonieme gesprekken voor elke lijn inschakelen via de XSI-service. De functie kan worden gebruikt om gesprekken van bellers die de weergave van hun nummer hebben geblokkeerd, af te wijzen.

Met uitzondering van de instelling voor elke lijn kunt u ook het veld ANC-instelling blokkeren onder het gedeelte Aanvullende services van Spraak > Gebruiker gebruiken om de functie voor alle lijnen direct in of uit te schakelen.

De prioriteit van de instelling: Anonieme gespreksblokkering inschakelen > ANC-instelling blokkeren.

Als u bijvoorbeeld Anonieme gespreksblokkering inschakelenop Ja instelt voor een bepaalde lijn, wordt de instelling in de ANC-instelling blokkeren niet van kracht voor de lijn. Deze wordt van kracht voor andere lijnen waarop Anonieme gespreksblokkering inschakelen is ingesteld op Nee.

Voordat u begint

  • Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

  • Configureer de XSI-hostserver en de bijbehorende referenties in het tabblad Spraak > Toestel (n).

    • Wanneer u aanmeldingsgegevens gebruikt voor XSI-serververificatie, voert u XSI-hostserver, Aanmeldings-id en Aanmeldwachtwoord in de sectie XSI-lijnservice in.

    • Wanneer u SIP-referenties gebruikt voor XSI-serververificatie, voert u XSI-hostserver en Aanmeldings-id in de sectie XSI-lijnservice in en Verificatie-id en Wachtwoord in de sectie Abonneegegevens in.

  • Zorg ervoor dat Anonieme gesprekken afwijzen is ingeschakeld op de lijn of in de XSI-service. Anders ontvangt uw gebruiker nog steeds anonieme gesprekken.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Toest.[n], waarbij [n] een toestelnummer is.

Stap 2

Stel in de sectie XSI Line Service (Service XSI-lijn) de parameter Blokkeren anonieme bellers inschakelen in op Yes (Ja).

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<Block_Anonymous_Call_Enable_n_ ua="na">Yes</Block_Anonymous_Call_Enable_n_>

Waarbij n het toestelnummer is.

Opties: Ja en Nee

Standaard: Nee

Stap 3

Klik op Submit All Changes.

Nadat de wijziging van kracht is, neemt de XSI-service de telefoon over om de functie te bieden. De functie werkt niet in de volgende scenario's, zelfs als Anonieme gespreksblokkering inschakelen is ingesteld op Ja :

  • De functie is uitgeschakeld in de XSI-service.

  • De functie is uitgeschakeld op de lijn.

Omdat de functie status wordt gesynchroniseerd tussen de XSI-service en de lijn.


Functie-activeringscode instellen voor het weigeren van anonieme oproepen

U kunt de activeringscode instellen om de blokkering van anonieme gesprekken te blokkeren of te verwijderen voor alle lijnen waarop synchronisatie van afwijzing van anonieme gesprekken is uitgeschakeld.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Regionaal.

Stap 2

Controleer in het gedeelte Activeringscodes verticale service of het veld ANC Act-code blokkeren is ingesteld op de waarde die door de server is gedefinieerd. De standaard waarde is * 77.

Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

<Block_ANC_Act_Code ua="na">*77</Block_ANC_Act_Code>

Stap 3

Controleer in het gedeelte Activeringscodes verticale service of het veld ANC Deact-code blokkeren is ingesteld op de waarde die door de server is gedefinieerd. De standaard waarde is * 87.

Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

<Block_ANC_Deact_Code ua="na">*87</Block_ANC_Deact_Code>

Stap 4

Klik op Submit All Changes.

Uw gebruiker kan kiezen voor *77 of *87 en op de softkey Gesprek drukken om alle anonieme gesprekken te blokkeren of de blokkering te verwijderen.

Deze bewerking is gelijk aan de instelling in het veld ANC-instelling blokkeren onder het gedeelte Aanvullende services van Spraak > Gebruiker . De functie wordt toegepast op de lijnen waarop Anonieme gespreksblokkering inschakelen is ingeschakeld (onder het gedeelte XSI-lijnservice van Spraak > Ext) is ingesteld op Nee.


Synchronisatie van gesprek in de wachtstand inschakelen via de XSI-service

U kunt de synchronisatie van wisselgesprek voor elke lijn inschakelen via de XSI-service. Met deze functie kan de gebruiker inkomende oproepen ontvangen terwijl u in gesprek bent.

Met uitzondering van de instelling kunt u ook het veld CW-instelling onder het gedeelte Aanvullende services van Spraak > Gebruiker gebruiken om de functie voor alle lijnen direct in of uit te schakelen.

De prioriteit van de instelling: Wisselgesprek inschakelen > CW-instelling.

Als u bijvoorbeeld Wachtend gesprek inschakelenop Ja instelt voor een bepaalde lijn, wordt de instelling in de CW-instelling niet van kracht voor de lijn. Deze wordt alleen van kracht voor andere lijnen waarop Wachtend gesprek inschakelen is ingesteld op Nee.

Voordat u begint

  • Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

  • Configureer de XSI-hostserver en de bijbehorende referenties in het tabblad Spraak > Toestel (n).

    • Wanneer u aanmeldingsgegevens gebruikt voor XSI-serververificatie, voert u XSI-hostserver, Aanmeldings-id en Aanmeldwachtwoord in de sectie XSI-lijnservice in.

    • Wanneer u SIP-referenties gebruikt voor XSI-serververificatie, voert u XSI-hostserver en Aanmeldings-id in de sectie XSI-lijnservice in en Verificatie-id en Wachtwoord in de sectie Abonneegegevens in.

  • Zorg ervoor dat Wisselgesprek is ingeschakeld op de lijn of in de XSI-service. Als u dit niet doet, ontvangt de gebruiker geen inkomende gesprekken tijdens een gesprek.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Toest.[n], waarbij [n] een toestelnummer is.

Stap 2

Stel in de sectie XSI Line Service (Service XSI-lijn) de parameter Call waiting Enable (wachtend gesprek inschakelen) in op Yes (Ja).

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<Call_Waiting_Enable_n_ ua="na">Yes</Call_Waiting_Enable_n_>

Waarbij n het toestelnummer is.

Opties: Ja en Nee

Standaard: Nee

Stap 3

Klik op Submit All Changes.

Nadat de wijziging van kracht is, neemt de XSI-service de telefoon over om de functie te bieden. De functie werkt niet in de volgende scenario's, ook al is Wachtend Gesprek Inschakelen is ingesteld op Yes:

  • De functie is uitgeschakeld in de XSI-service.

  • De functie is uitgeschakeld op de lijn.

Omdat de functie status wordt gesynchroniseerd tussen de XSI-service en de lijn.


Functie-activeringscode instellen voor wachtend gesprek

U kunt de activeringscode (stercode) instellen die kan worden gebruikt om de wachtstand voor alle lijnen te activeren of uit te schakelen.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Regionaal.

Stap 2

Zorg ervoor dat in het gedeelte Activeringscodes verticale service de waarde in het veld CW Act Code is ingesteld op de waarde die door de server is gedefinieerd. De standaardwaarde is *56.

Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

<CW_Act_Code ua="na">*56</CW_Act_Code>

Stap 3

Zorg ervoor dat in het gedeelte Activeringscodes verticale service de waarde in het veld CW_Deact_Code is ingesteld op de waarde die door de server is gedefinieerd. De standaardwaarde is *57.

Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

<CW_Deact_Code ua="na">*57</CW_Deact_Code>

Stap 4

Zorg ervoor dat in het gedeelte Activeringscodes verticale service de waarde in het veld CW_Per_Call_Act_Code is ingesteld op de waarde die door de server is gedefinieerd. De standaardwaarde is *71.

Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

<CW_Per_Call_Act_Code ua="na">*71</CW_Per_Call_Act_Code>

Stap 5

Zorg ervoor dat in het gedeelte Activeringscodes verticale service de waarde in het veld CW_Per_Call_Deact_Code is ingesteld op de waarde die door de server is gedefinieerd. De standaardwaarde is *70.

Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

<CW_Per_Call_Deact_Code ua="na">*70</CW_Per_Call_Deact_Code>

Stap 6

Klik op Submit All Changes.

Uw gebruiker kan * 56 of * 57 kiezen en op de schermtoets Oproep drukken om een wisselgesprek in of uit te schakelen voor alle inkomende oproepen. Deze bewerking is gelijk aan de instelling in het veld CW-instelling onder het gedeelte Aanvullende services van Spraak > Gebruiker . Deze activeringscodes worden niet van kracht voor de lijnen waarvoor synchronisatie van wachtende gesprekken is ingeschakeld via de XSI-service.

Uw gebruiker kan *71 of *70 kiezen en druk op de softkey Gesprek om de functie voor het volgende inkomende gesprek in een actief gesprek tijdelijk te deactiveren of in de wacht te zetten. Deze activeringscodes worden nog steeds van kracht voor de lijnen waarvoor de synchronisatie van wachtende gesprekken is ingeschakeld via de XSI-service. Als wachtende gesprekken is uitgeschakeld in de XSI-service, blokkeert de server alle binnenkomende gesprekken. Deze activeringscodes worden daarom niet van kracht.


Leidinggevenden en assistenten (8800 Series en 6871)


Opmerking


Alleen de Cisco IP-telefoon 6871 voor meerdere platforms ondersteunt de functies van de directieassistent.


U kunt instellen dat managers en hun assistenten het beheer van gesprekken kunnen delen.

U kunt gebruikers als managers en assistenten configureren in BroadWorks. In de BroadWorks-configuratie worden ook de relaties tussen de managers en assistenten ingesteld. Zie de documentatie van BroadWorks voor meer informatie.

Na de configuratie in BroadWorks moet u de volgende telefooninstellingen configureren.

  • Schakel de synchronisatie in van de manager-assistentinstellingen tussen telefoon en server.

  • Wijzig het nummerplan waarmee gebruikers serviceactiveringcodes kunnen kiezen.

  • Configureer indien nodig een lijntoets voor toegang tot het menu Directie/Assistent.

  • Wijzig desgewenst de serviceactiveringscodes.

  • Wijzig desgewenst de programmeerbare schermtoetsen.

  • De voorkeur voor de rol van Executive-assistent voor de telefoon instellen.


Belangrijk


  • Managers en assistenten kunnen niet hun telefoon delen. Configureer geen toestelnummers op dezelfde telefoon voor een manager en een assistent.

  • De functie manager-assistent wordt aanbevolen voor privé lijnen.

  • Het aantal oproepen dat een assistent parallel kan starten, is beperkt tot de instelling voor Call Appearances Per Line (Gespreksweergave per lijn) onder Miscellaneous Line Key Settings (Diverse instellingen voor lijntoetsen) op de webpagina van de telefoon > Spraak > tabblad Telefoon.


De voorkeur voor de rol van directie-assistent instellen.

Voer deze taak uit als u de voorkeur wilt instellen voor de rol van directie-assistent die door een toestel wordt geselecteerd. De instelling voor voorkeuren kan niet rechtstreeks bepalen wat de rol van de directie-assistent van de telefoon is. De voorkeursinstelling op de telefoon en de instelling voor de relatierol op BroadWorks kan uiteindelijk de daadwerkelijke rol voor de telefoon bepalen. Meer informatie over de logica van de geselecteerde rollen vindt u in Selectie logica van de rol van Executive-assistent.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Zorg ervoor dat de functietoetssynchronisatie (FKS) is ingeschakeld. Zie Functietoets synchroniseren inschakelen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 2

Stel in het gedeelte Directie-assistenthet veld Rol directie-assistent in op Standaard, Leidinggevende of Assistent.

U kunt deze parameter ook configureren in het telefoonconfiguratiebestand (cfg.xml). De parameter is specifiek voor een telefoon. Voer een tekenreeks in met deze indeling:
<Executive_Assistant_Role ua="na">Default</Executive_Assistant_Role>

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Selectie logica van de rol van Executive-assistent

In dit gedeelte wordt de selectielogica van de rol van directie-assistent voor een toestel en een telefoon beschreven.

Selectielogica van de rol van Directie-Assistent voor een toestel

De rol van directie-assistent voor een toestelnummer wordt bepaald aan de hand van de volgende criteria:

  • De gewenste rol ("Standaard", "Leidinggevende" of "Assistent") die is ingesteld op de webpagina van de telefoon of in het configuratiebestand van de telefoon (cfg. XML)

  • De relatie-instelling tussen leidinggevenden en assistenten van de BroadWorks-server

In de volgende informatie wordt de selectielogica van de verschillende rollen van directie-assistent weergegeven:

  • Eerste prioriteit: als een assistent geen lijst met leidinggevenden heeft, betekent dit dat de assistent geen relatie heeft met een leidinggevende. In dit geval fungeert het toestelnummer van de telefoon als de rol van assistent.

  • Als de Rol van Executive-assistent is ingesteld op Standaard:

    • Een toestel die alleen de assistentrol heeft, fungeert als assistentrol.

      Als de assistentrol van het toestel geen lijst van directie heeft, fungeert het toestel niet als een rol.

    • Een toestelnummer dat alleen de rol Leidinggevende heeft, treedt op als leidinggevende-rol.

    • Een extensie die zowel de assistent- als de directierol heeft, fungeert als assistentrol.


      Opmerking


      De assistent-rol van een toestelnummer heeft een hogere prioriteit dan de leidinggevende-rol. Als de assistent-rol van het toestelnummer geen lijst met leidinggevenden heeft, fungeert het toestel volgens Eerste prioriteit als leidinggevende-rol.


  • Als de Rol van Executive-assistent is ingesteld op Directie:

    Een toestel fungeert als de directierol nadat deze de rol heeft opgehaald van de BroadWorks-server. Daarvoor fungeert het niet als een rol.

    Wanneer de BroadWorks-server beide rollen toewijst aan een toestel, fungeert het toestel als de directie-rol volgens de instelling op de telefoon.

  • Als de Rol van Executive-assistent is ingesteld op Assistent:

    Een toestel fungeert als de assistentrol nadat deze de rol heeft opgehaald van de BroadWorks-server. Daarvoor fungeert het niet als een rol.

    Wanneer de BroadWorks-server beide rollen toewijst aan een toestel, fungeert het toestel als de assistent-rol volgens de instelling op de telefoon.

    Als de assistentrol geen leidinggevende lijst heeft, fungeert het toestel niet als een rol.

Selectielogica van de rol van Directie-Assistent voor een telefoon

De rol van Directie-assistent voor een telefoon wordt bepaald door de eerste beschikbare toestel van een leidinggevende of directie-assistent:

  1. De telefoon zoekt alle toestelnummers vanaf de eerste (toestelnummer 1).

  2. De telefoon selecteert het eerste toestelnummer dat fungeert als de rol van leidinggevende of assistent als het toestel van directie-assistent van de telefoon.

  3. De telefoon heeft dezelfde rol als het geselecteerde toestel.

In de volgende tabel worden de voorbeelden weergegeven de rol die een telefoon in verschillende scenario's zal aannemen:

Voorbeelden van geselecteerde rollen voor een telefoon
Rol van de directie-assistent Toestel 1 Toestel 2 De rol van de telefoon Toestelnummer van de directie-assistent
Uitvoerende rol krijgen Assistent-rol krijgen Assistent heeft lijst met directie Uitvoerende rol krijgen Assistent-rol krijgen Assistent heeft lijst met directie
Standaard Nee Ja Nee Nee Ja Nee Geen N.v.t
Standaard Nee Ja Nee Nee Ja Ja Assistent Ext 2
Standaard Ja Nee Nee Ja Ja Ja Leidinggevende Ext 1
Assistent Ja Nee Nee Nee Ja Nee Geen N.v.t
Assistent Nee Nee Nee Ja Ja Ja Assistent Ext 2
Leidinggevende Nee Ja Ja Nee Ja Ja Geen N.v.t
Leidinggevende Ja Nee Nee Ja Ja Ja Leidinggevende Ext 1

Synchronisatie van instellingen voor managers-assistenten

Functies voor managers en assistenten moeten worden gesynchroniseerd tussen de telefoons en de server met functietoetssynchronisatie (FKS). Nadat u FKS hebt ingeschakeld, hebben managers toegang tot het menu Instellingen > Leidinggevende op de telefoon. Assistenten hebben op dezelfde manier toegang tot het menu Instellingen > Assistent.

Zie Functietoets synchroniseren inschakelen om FKS in te schakelen.

Nummerplan voor managers en assistenten

Het nummerplan voor managers en assistenten moet de volgende reeksen cijfers bevatten:

  • #xx of een variant die de expressie omvat, zodat gebruikers #-codes kunnen kiezen.

  • *xx of een variant die de expressie omvat, zodat gebruikers *-codes kunnen kiezen.

  • #xx+xxxxxxxxxxx*xxxxxxxxxx zodat gebruikers #-codes kunnen kiezen gevold door cijfers.

Zie Overzicht nummerplan voor informatie over het nummerplan.

Zie Het nummerplan op de IP-telefoon bewerken voor meer informatie over het toevoegen van gegevens aan het nummerplan.

Alfanumeriek kiezen inschakelen voor leidinggevenden

De leidinggevenden kunnen rechtstreeks gesprekken voeren met hun assistenten wanneer ze de lijst met assistenten controleren.

Het doeltelefoonnummer kan alfanumerieke tekens bevatten. Voor deze functie moet u URI kiezen instellen op Ja inschakelen op de webpagina van de telefoon. Zie Alfanumeriek kiezen configureren voor meer informatie.

Een lijntoets configureren voor toegang tot het menu Directie en Assistent

U kunt een lijntoets instellen voor toegang tot met menu Instellingen > Directie op de telefoon van een manager en het menu Instellingen > Assistent op de telefoon van een assistent.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 2

Selecteer een beschikbare lijntoets waarop u het directie- of assistentmenu wilt openen.

Stap 3

(optioneel) Stel de parameter Toestel in op Uitgeschakeld om het toestel uit te schakelen.

Opmerking

 

Als de functie Directe PLK-configuratie is uitgeschakeld, moet u het toestel uitschakelen om de toegang tot het menu Directie en Assistent op de lijntoets te configureren. Als de functie is ingeschakeld, kunt u deze stap overslaan. Zie Directe PLK-configuratie inschakelen voor meer informatie.

U kunt deze parameter ook configureren in het telefoonconfiguratiebestand (cfg.xml). De parameter is lijnspecifiek. Voer een tekenreeks in met deze indeling:
<Extension_2_ ua="na">Disabled</Extension_2_>

Stap 4

Stel de parameter Gespreksweergave delen in op Privé.

U kunt deze parameter ook configureren in het telefoonconfiguratiebestand (cfg.xml). De parameter is lijnspecifiek. Voer een tekenreeks in met deze indeling:
<Share_Call_Appearance_2_ ua="na">private</Share_Call_Appearance_2_>

Stap 5

Voer in de parameter Uitgebreide functie een tekenreeks in de volgende indeling in:

fnc=bw-exec-assist
U kunt deze parameter ook configureren in het telefoonconfiguratiebestand (cfg.xml). De parameter is lijnspecifiek. Voer een tekenreeks in met deze indeling:
<Extended_Function_2_ ua="na">fnc=bw-exec-assist</Extended_Function_2_>

Stap 6

Klik op Submit All Changes.


Serviceactiveringscodes voor managers en assistenten

Managers en assistenten kunnen de meeste functies openen via een serviceactiveringscode of een programmeerbare schermtoets.

  • Voor leidinggevenden:

    • Gespreksfilter activeren

    • Gespreksfilter deactiveren

    • Deelnemen aan lopende gesprekken

    • Lopende gesprekken doorverbinden naar zichzelf

  • Voor assistenten:

    • Deelnemen aan lopende gesprekken

    • Lopende gesprekken doorverbinden naar zichzelf

De volgende functies kunnen alleen worden geopend met serviceactiveringscodes.


Belangrijk


U moet de gebruikers van de serviceactiveringscodes op de hoogte stellen van deze functies zodat ze de volgende acties kunnen uitvoeren:


Alle serviceactiveringscodes voor de functie worden standaard ingesteld.

U kunt de serviceactiveringscodes voor bepaalde functies wijzigen, afhankelijk van de vereisten van uw organisatie. Zie Activeringscodes verticale service voor meer informatie.


Belangrijk


Als u een serviceactiveringscode via de telefoonwebsite wijzigt, moet u de bijbehorende instelling bijwerken in BroadWorks-server en vice versa.


Serviceactiveringscodes voor manager-assistent in het XML-configuratiebestand


Belangrijk


Als u een serviceactiveringscode wijzigt in het XML-configuratiebestand, moet u de bijbehorende instelling in BroadWorks-server bijwerken.


In de volgende sectie wordt een voorbeeldbestand met XML-configuratie getoond met de parameters (XML-tags) en de waarden van de serviceactiveringscodes voor de functie manager-assistent.

<!-- Vertical Service Activation Codes -->
<Exec_Assistant_Call_Initiate_Code ua="na">#64</Exec_Assistant_Call_Initiate_Code>
<Exec_Call_Filter_Act_Code ua="na">#61</Exec_Call_Filter_Act_Code>
<Exec_Call_Filter_Deact_Code ua="na">#62</Exec_Call_Filter_Deact_Code>
<Exec_Assistant_Call_Push_Code ua="na">#63</Exec_Assistant_Call_Push_Code>
<Exec_Call_Retrieve_Code ua="na">*11</Exec_Call_Retrieve_Code>
<Exec_Call_Bridge_Code ua="na">*15</Exec_Call_Bridge_Code>

In de volgende tabel worden deze parameters en waarden beschreven.

Parameter

Waarde

Beschrijving

Exec_Assistant_Call_Initiate_Code

De #- of *-code die u wilt gebruiken voor de functie

Voor assistenten om gesprekken te starten uit naam van de manager

Exec_Call_Filter_Act_Code

De #- of *-code die u wilt gebruiken voor de functie

Voor managers om gespreksfiltering te activeren

Exec_Call_Filter_Deact_Code

De #- of *-code die u wilt gebruiken voor de functie

Voor managers om gespreksfiltering te deactiveren

Exec_Assistant_Call_Push_Code

De #- of *-code die u wilt gebruiken voor de functie

Voor assistenten om een lopend gesprek naar een manager door te verbinden

Exec_Call_Bridge_Code

De #- of *-code die u wilt gebruiken voor de functie

Voor managers en assistenten om deel te nemen aan een lopend gesprek

Exec_Call_Retrieve_Code

De #- of *-code die u wilt gebruiken voor de functie

Voor managers of assistenten om een lopend gesprek naar zichzelf door te verbinden

Programmeerbare schermtoetsen voor managers en assistenten

Alle programmeerbare schermtoetsen voor managers en assistenten worden standaard ingesteld.

Zie Programmeerbare schermtoetsen voor meer informatie over programmeerbare schermtoetsen.

Programmeerbare schermtoetsen managementassistent in het XML-configuratiebestand

In het volgende gedeelte wordt een voorbeeldbestand met XML-configuratie getoond met de parameters (XML-tags) en de waarden voor de programmeerbare schermtoetsen voor managers en assistenten.

<!-- Programmable Softkeys -->
<Programmable_Softkey_Enable ua="na">No</Programmable_Softkey_Enable>
<Idle_Key_List ua="na">em_login;acd_login;acd_logout;astate;avail;unavail;redial;
recents;cfwd;dnd;lcr;pickup;gpickup;unpark;em_logout;guestin;guestout;callretrieve;
bridgein;</Idle_Key_List>
<Hold_Key_List ua="na">resume|1;endcall|2;newcall|3;redial;dir;cfwd;dnd;
callpush;</Hold_Key_List>
<Shared_Active_Key_List ua="na">newcall|1;barge|2;bargesilent|3;cfwd|4;dnd|5;
callretrieve;bridgein</Shared_Active_Key_List>
<Shared_Held_Key_List ua="na">resume|1;barge|2;cfwd|3;dnd|4;</Shared_Held_Key_List>
<Exec_Assistant_Key_List ua="na">proxycall|2;divert|3;</Exec_Assistant_Key_List>

In de volgende tabel worden deze parameters en waarden beschreven.

Parameters

Waarde

Beschrijving

Idle_Key_List, Shared_Active_Key_List

bridgein

Hiermee kunnen managers deelnemen aan een lopend gesprek

Idle_Key_List, Shared_Active_Key_List

callretrieve

Hiermee kunnen managers lopend gesprek doorverbinden met zichzelf

Hold_Key_List
callpush

Hiermee kunnen assistenten een lopend gesprek doorverbinden met een manager, nadat ze het gesprek in de wacht hebben gezet

Exec_Assistant_Key_List
proxycall

Hiermee kunnen assistenten gesprekken starten voor de managers vanuit het menu Instellingen > Assistent

Exec_Assistant_Key_List
divert

Hiermee kunnen assistenten het omleiden van gesprekken in- of uitschakelen vanuit het menu Instellingen > Assistent

Prioriteiten voor spraak- en videogegevens configureren (alleen 8800- en 6800-videotelefoons)

U kunt de prioriteit bepalen van spraak- of videogegevens in situaties met beperkte bandbreedte.

U moet de prioriteiten voor elke lijn van een telefoon afzonderlijk configureren.

Configureer verschillende prioriteiten voor verschillende verkeersomstandigheden. U kunt bijvoorbeeld verschillende prioriteiten configureren voor intern en extern verkeer door verschillende configuraties op interne en externe lijnen in te stellen. Geef voor een effectief verkeersmanagement dezelfde instellingen op voor alle telefoonlijnen in een groep.

Het veld Type of Service (ToS) van een gegevenspakket bepaalt de prioriteit van het pakket in het gegevensverkeer. U configureert de gewenste prioriteit door voor elke telefoonlijn de juiste waarden op te geven voor de ToS-velden voor spraak- en videopakketten.

Voor spraakgegevens past de telefoon de ToS-waarde toe die wordt ontvangen via LLDP. Als er geen ToS-waarde beschikbaar is via LLDP, past de telefoon de waarde toe die u opgeeft voor spraakpakketten.

Voor videogegevens past de telefoon altijd de ToS-waarde toe die u opgeeft voor videopakketten.

In de standaardwaarden heeft spraak voorrang boven video.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml). Zie de syntaxis van de tekenreeks in de tabel Parameters voor de configuratie van prioriteiten voor spraak- en videogegevens voor meer informatie over het configureren van de parameters.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Toest.(n), waarbij n een toestelnummer is.

Stap 2

Stel in de sectie Netwerkinstellingen de parameterwaarden in zoals wordt beschreven in Parameters voor de configuratie van prioriteiten voor spraak- en videogegevens.

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Parameters voor de configuratie van prioriteiten voor spraak- en videogegevens

In de volgende tabel worden de functie en het gebruik gedefinieerd van de parameters voor de configuratie van prioriteiten voor spraak- en videogegevens in de sectie Netwerkinstellingen op het tabblad Ext(n) in de telefoonwebinterface. Hij definieert ook de syntaxis van de string die aan het telefoonconfiguratiebestand is toegevoegd met XML-code (cfg.xml) om een parameter te configureren.

Tabel 19. Parameters voor het verplaatsen van actieve gesprekken naar locaties

Parameter

Beschrijving

Waarde SIP TOS/DiffServ

Veldwaarde Tijd van service (ToS)/gedifferentieerde services (DiffServ) in UDP IP-pakketten met een SIP-bericht.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <SIP_TOS_DiffServ_Value_1_ ua="na">0x68</SIP_TOS_DiffServ_Value_1_>
  • Geef in de telefoonwebpagina de veldwaarde op in UDP-IP-pakketten waarmee een SIP-bericht wordt overgebracht.

Standaard: 0x68

Waarde RTP ToS/DiffServ

De waarde voor het veld ToS van spraakgegevenspakketten.

Hiermee stelt u de prioriteit in voor spraakpakketten in het gegevensverkeer.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <RTP_TOS_DiffServ_Value_1_ ua="na">0xb8</RTP_TOS_DiffServ_Value_1_>
  • Voer in de telefoonwebpagina de waarde voor het veld ToS in.

Standaard: 0xb8

Waarde Video RTP ToS/DiffServ

De waarde voor het veld ToS van videogegevenspakketten.

Hiermee stelt u de prioriteit in voor videopakketten in het gegevensverkeer.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Video_RTP_TOS_DiffServ_Value_1_ ua="na">0x80</Video_RTP_TOS_DiffServ_Value_1_>
  • Voer op de telefoonwebpagina een geldige waarde in voor het veld ToS van videogegevenspakketten. .

Standaard:

Rapporten voor gespreksstatistieken inschakelen in SIP-berichten

U kunt op de telefoon inschakelen dat gespreksstatistieken worden verzonden in SIP-berichten (Session Initiation Protocol) (BYE- en re‑INVITE-berichten). De telefoon verzendt gespreksstatistieken naar de andere partij van het gesprek wanneer het gesprek wordt beëindigd of wanneer het gesprek in de wacht staat. De statistieken zijn:

  • Verzonden of ontvangen RTP-pakketten (Real-time Transport Protocol)

  • Totaal aantal verzonden of ontvangen bytes

  • Totaal aantal verloren pakketten

  • Vertraging en jitter

  • Vertraging retour

  • Gespreksduur

De gespreksstatistieken worden verzonden als headers in SIP BYE-berichten en SIP BYE-antwoordberichten (200 OK en re-INVITE tijdens wacht). Voor audiosessies zijn RTP-RxStat en RTP-TxStat de kopteksten. Voor videosessies zijn RTP-VideoRxStat en RTP-VideoTxStat de kopteksten.

Voorbeeld van gespreksstatistieken in een SIP BYE-bericht:


Rtp-Rxstat: Dur=13,Pkt=408,Oct=97680,LatePkt=8,LostPkt=0,AvgJit=0,VQMetrics="CCR=0.0017;
ICR=0.0000;ICRmx=0.0077;CS=2;SCS=0;VoRxCodec=PCMU;CID=4;VoPktSizeMs=30;VoPktLost=0;
VoPktDis=1;VoOneWayDelayMs=281;maxJitter=12;MOScq=4.21;MOSlq=3.52;network=ethernet;
hwType=CP-8865;rtpBitrate=60110;rtcpBitrate=0"

Rtp-Txstat: Dur=13,Pkt=417,Oct=100080,tvqMetrics="TxCodec=PCMU;rtpbitrate=61587;rtcpbitrate=0

Rtp-Videorxstat: Dur=12;pkt=5172;oct=3476480;lostpkt=5;avgjit=17;rtt=0;
ciscorxvm="RxCodec=H264 BP0;RxBw=2339;RxReso=1280x720;RxFrameRate=31;
RxFramesLost=5;rtpBitRate=2317653;rtcpBitrate=0"

Rtp-Videotxstat: Dur=12;pkt=5303;oct=3567031;ciscotxvm="TxCodec=H264 BP0;TxBw=2331;
TxReso=1280x720;TxFrameRate=31;rtpBitrate=2378020;rtcpBitrate=0"

Zie Attributen voor gespreksstatistieken in SIP-berichten voor een beschrijving van de attributen in gespreksstatistieken.

U kunt deze functie ook inschakelen in het configuratiebestand van de telefoon met de parameter Call_Statistics.

<Call_Statistics ua="na">Yes</Call_Statistics>

Voordat u begint

Open de webpagina voor telefoonbeheer. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > SIP.

Stap 2

Stel in de sectie RTP Parameters (RTP-parameters) het veld Call Statistics (Gespreksstatistieken) in op Yes (Ja) om te configureren dat de telefoon gespreksstatistieken verzendt in SIP BYE- en re‑INVITE-berichten.

U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:
<Call_Statistics ua="na">Yes</Call_Statistics>

De toegestane waarden zijn Ja | Nee. De standaardwaarde is Nee.

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Attributen voor gespreksstatistieken in SIP-berichten

Tabel 20. Audio: RTP-RxStat-payload

Attribuut

Beschrijving

Verplicht

Duur

Duur van mediasessie/gesprek

Ja

pakket

Aantal ontvangen RTP-pakketten

Ja

Okt

Aantal ontvangen RTP-pakket-octets

Nee

LatePkt

Aantal RTP-pakketten dat is ontvangen en verwijderd als vertraagd omdat deze buiten het buffervenster vielen

Ja

LostPkt

Aantal verloren gegane RTP-pakketten

Ja

AvgJit

Gemiddelde jitter gedurende sessie

Ja

VoRxCodec

Stream-/sessie-codec onderhandeld

Ja

VoPktSizeMs

Pakketgrootte in milliseconden

Ja

maxJitter

Maximale jitter gedetecteerd

Ja

VoOneWayDelayMs

Latentie/eenrichtingsvertraging

Ja

MOScq

Gemiddelde adviesscore voor de gesprekskwaliteit van de sessie per RFC https://tools.ietf.org/html/rfc3611

Ja

maxBurstPktLost

Maximumaantal verloren gegane opeenvolgende pakketten

Nee

avgBurstPktLost

Het gemiddelde aantal opeenvolgende verloren gegane pakketten in een burst. Dit aantal kan samen met het totale verlies worden gebruikt om de gevolgen van het verlies voor de gesprekskwaliteit te vergelijken.

Nee

networkType

Type netwerk waarmee het apparaat is verbonden (indien mogelijk).

Ja

hwType

Hardwareclient waarop de sessie/media worden uitgevoerd. Meer relevant voor soft-clients, maar nog steeds nuttig voor telefoons. Bijvoorbeeld modelnummer CP-8865.

Ja

Tabel 21. Audio: RTP-TxStat-payload

Attribuut

Beschrijving

Verplicht

Duur

Duur van sessie

Ja

pakket

Aantal verzonden RTP-pakketten

Ja

Okt

Aantal verzonden RTP-pakket-octetten

Ja

TxCodec

Codec verzenden

Ja

rtpBitRate

Totale bitsnelheid voor RTP-transmissie (bits/sec)

Ja

rctpBitRate

Totale bitsnelheid voor RCTP-transmissie (bits/sec)

Ja

Tabel 22. Video: RTP-VideoRxStat-payload

Attribuut

Beschrijving

Verplicht

Duur

Duur van sessie in seconden

Ja

pakket

Aantal ontvangen pakketten

Ja

Okt

Aantal ontvangen octetten

Ja

LostPkt

Aantal verloren gegane pakketten

Ja

AvgJit

Gemiddelde jitter gedurende sessie

Ja

RTT

End-to-end retourtijd

Ja

CiscoRxVm.RxCodec

Videocodec die is gebruikt voor ontvangen videostream

Ja

CiscoRxVm.RxBw

Onderhandelde bandbreedte voor de ontvangen videostream

Nee

CiscoRxVm.RxReso

Resolutie van de ontvangen videostream

Ja

CiscoRxVm.RxFrameRate

Framesnelheid voor de ontvangen videostream

Ja

CiscoRxVm.RxFrameLost

Verloren gegane frames voor de ontvangen videostream

Ja

CiscoRxVm.rtpBitRate

De RTP-bitsnelheid in seconden (inclusief FEC, opnieuw verzenden, enzovoort). Wordt gebruikt voor het inschatten van bandbreedtegebruik (bits/sec.).

Ja

CiscoRxVm.rtcpBitRate

RTCP-bitsnelheid in seconden (inclusief FEC, opnieuw verzenden, enzovoort). Wordt gebruikt voor het inschatten van bandbreedtegebruik (bits/sec.).

Ja

Tabel 23. Video: RTP-VideoTxStat-payload

Attribuut

Beschrijving

Verplicht

Duur

Duur van sessie in seconden

Ja

pakket

Aantal verzonden pakketten

Ja

Okt

Aantal verzonden octetten

Ja

CiscoTxVm.TxCodec

Videocodec die wordt gebruikt voor de verzonden videostream

Ja

CiscoTxVm.TxBw

Onderhandelde bandbreedte voor de verzonden videostream

Nee

CiscoTxVm.TxReso

Resolutie van de verzonden videostream

Ja

CiscoTxVm.TxFrameRate

Framesnelheid voor de verzonden videostream

Ja

CiscoRxVm.rtpBitRate

De RTP-bitsnelheid in seconden (inclusief FEC, opnieuw verzenden, enzovoort). Wordt gebruikt voor het inschatten van bandbreedtegebruik (bits/sec.).

Ja

CiscoTxVm.rtcpBitRate

RTCP-bitsnelheid in seconden (inclusief FEC, opnieuw verzenden, enzovoort). Wordt gebruikt voor het inschatten van bandbreedtegebruik (bits/sec.).

Ja

SIP-sessie-id

De multi platform-telefoons ondersteunen nu ' Session identifier '. Deze functie helpt de beperkingen met de bestaande gespreks-id's te overwinnen en maakt end-to-end tracering van een SIP-sessie mogelijk in op IP gebaseerde multimedia communicatiesystemen conform RFC 7989. Om de sessie-id te ondersteunen, wordt de koptekst "Sessie-id" toegevoegd in de SIP-aanvraag en de antwoordberichten.

"sessie-id" verwijst naar de waarde van de id, terwijl "sessie-id" verwijst naar het veld header dat wordt gebruikt om de id door te geven.

  • Wanneer een gebruiker het gesprek initieert, wordt de telefoon tijdens het verzenden van het SIP-INVITe-bericht door de gebruiker gegenereerd met de lokale-UUID.

  • Wanneer de UAS de SIP-uitnodiging ontvangt, worden de lokale UUIDs door de telefoon opgehaald en aan de ontvangen sessie-ID-header toegevoegd en wordt de header in antwoorden verzonden.

  • Dezelfde UUIDs worden in alle SIP-berichten van een bepaalde sessie bewaard.

  • De telefoon behoudt dezelfde lokale UUID tijdens andere functies, zoals verg aderen of doorverbinden.

  • Deze header wordt geïmplementeerd in de REGI ster-methode, de lokale-UUID blijft hetzelfde voor alle berichten in het REGI ster totdat de telefoon niet wordt geregistreerd.

De sessie-ID bestaat uit de Universally Unique Identifier (UUID) voor elke gebruikers agent die deelneemt aan een gesprek. Elk gesprek bestaat uit twee UUIDjes die de lokale UUID en de externe UUID worden genoemd. Lokale UUID is de UUID die is gegenereerd op basis van de oorspronkelijke gebruikers agent en de externe UUID wordt gegenereerd op basis van de beëindiging van de gebruikers agent. De UUID-waarden worden weer gegeven als teken reeksen van hexadecimale tekens van kleine letters, met de meest significante octetten van de UUID die het eerst worden weer gegeven. De sessie-id bestaat uit 32 tekens en blijft hetzelfde voor de hele sessie.

Indeling sessie-ID

Er wordt een sessie-ID voor de globale sessie-id voor de componenten geïmplementeerd.

Een voor beeld van een huidige sessie-ID die is door gegeven in de http-header door telefoons (streepjes die net zijn opgenomen voor duidelijkheid) is 00000000-0000-0000-0000-5ca48a65079a.

Een indeling van de sessie-ID: UUUUUUUUSSSS5000y000DDDDDDDDDDDD waar,

UUUUUUUU-een wille keurig gegenereerde unieke ID [0-9-bis-f] voor de sessie. Voor beelden van gegenereerde nieuwe sessie-Id's zijn:

  • Telefoon neemt de Hoorn van de haak

  • Vermelding van de activerings code tot de eerste registratie van de SIP (de onboarding-stroom)

SSSS-de bron waarmee de sessie wordt gegenereerd. Als het bron type bijvoorbeeld "Cisco MPP-" kan de bron waarde (ssss) "0100".

J-elk van de waarden 8, 9, A of B en moet compatibel zijn met UUID V5 RFC.

DDDDDDDDDDDD-MAC-adres van de telefoon.

Voor beeld van SessionID in SIP-berichten

Deze header wordt ondersteund in de gespreks dialoogvenster berichten, zoals uitnodigen/bevestiging/annuleren/vervalt/bijwerken/INFO/verbreken en hun antwoorden, en ook niet-gespreks berichten in principe het REGI ster.

Request-Line: INVITE sip:901@10.89.107.37:5060 SIP/2.0
        Session-ID: 298da61300105000a00000ebd5cbd5c1;remote=00000000000000000000000000000000
Status-Line: SIP/2.0 100 Trying
Session-ID: fbaa810a00105000a00000ebd5cc118b;remote=298da61300105000a00000ebd5cbd5c1
Status-Line: SIP/2.0 180 Ringing
        Session-ID: fbaa810a00105000a00000ebd5cc118b;remote=298da61300105000a00000ebd5cbd5c1
Status-Line: SIP/2.0 200 OK
        Session-ID: fbaa810a00105000a00000ebd5cc118b;remote=298da61300105000a00000ebd5cbd5c1
Request-Line: ACK sip:901@10.89.107.37:5060 SIP/2.0
        Session-ID: 298da61300105000a00000ebd5cbd5c1;remote=fbaa810a00105000a00000ebd5cc118b
Request-Line: BYE sip:901@10.89.107.37:5060 SIP/2.0
        Session-ID: 298da61300105000a00000ebd5cbd5c1;remote=fbaa810a00105000a00000ebd5cc118b
Status-Line: SIP/2.0 200 OK
        Session-ID: fbaa810a00105000a00000ebd5cc118b;remote=298da61300105000a00000ebd5cbd5c1

SIP-sessie-id inschakelen

U kunt de SIP-sessie-id inschakelen om de beperkingen van de bestaande gespreks-id's te overwinnen en om end-to-endtracering van een SIP-sessie toe te staan.

Voordat u begint

De webinterface van de telefoon openen

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Toest.(n).

Stap 2

Ga naar de sectie SIP Settings (SIP-instellingen).

Stap 3

Stel het veld SIP SessionID Support (Ondersteuning SIP SessionID) in zoals wordt beschreven in de tabel Parameters voor sessie-id.

Stap 4

Klik op Submit All Changes.


Parameters voor sessie-id

De volgende tabel definieert de functie en het gebruik van elke parameter in de sectie SIP-instellingen op het tabblad Spraak > Ext(n) op de webpagina van de telefoon. Hij definieert ook de syntaxis van de tekenreeks die aan het telefoonconfiguratiebestand is toegevoegd met XML-code (cfg.xml) om een parameter te configureren.

Naam van parameter

Beschrijving en standaardwaarde

Ondersteuning SIP SessioID

Hiermee wordt de ondersteuning voor de SIP-sessie-ID bepaald.

Voer een van de volgende handelingen uit

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <SIP_SessionID_Support_1_ ua="na">Ja</SIP_SessionID_Support_1_>
  • Op de webpagina telefoon selecteert u Ja om de functie in te scha kelen.

Toegestane waarden: Ja/Nee

Standaard: Nee

De werking van de LED voor de lijntoets selecteren

U kunt de werking van de LED voor de lijntoets kiezen op uw telefoon voor meerdere platforms.

Op de webpagina van de telefoon kunt u een van de volgende opties kiezen:

  • Standaard

  • Voorinstelling 1

  • Aangepast

Voordat u begint

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 2

Kies in de sectie Line Key LED Pattern (Patroon lijntoets-LED) een optie in de vervolgkeuzelijst Custom LED Type (Aangepast LED-type).

U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:
<Custom_LED_Type ua="na">Default</Custom_LED_Type>

De toegestane waarden zijn Standaard|Voorinstelling 1|Aangepast. De standaardwaarde is Default.

Stap 3

Klik op Submit All Changes.

Wanneer u uw selectie in de vervolgkeuzelijst Custom LED Type (Aangepast LED-type) doorvoert, worden er ook wijzigingen aangebracht op het tabblad Att Console (Beantwoordersconsole). Dit gebeurt alleen wanneer u gelijktijdig de LED-werking configureert voor telefoonlijntoetsen en lijntoetsen voor de toetsuitbreidingsmodule.

De LED-werking van de toetsuitbreidingsmodule bekijken:

  1. Selecteer Spraak > Beantwoordersconsole.

  2. Bekijk de sectie Att Console Key LED Pattern (LED-patroon beantwoordersconsoletoets).

  3. Wijzig het LED-patroon en de kleur van de velden MWI Geen LED, MWI Nieuwe LED en MWI Urgent LED.


Het LED-gedrag lijntoets aanpassen

De LED voor de lijn toets in uw telefoons met meerdere platforms heeft drie optionele instellingen. Op de webpagina van de telefoon kunt u een van de volgende opties kiezen:

  • Standaard

  • Voorinstelling 1

  • Aangepast

In de volgende tabel worden de standaard instellingen voor de stand van standaard en vooraf ingestelde gedrags instellingen voor 1 regel vergeleken.

Tabel 24. OnLine toetsen voor het gedrag van de basis LED

Veld en beschrijving

Standaardpatroon en -kleur

Voorinstelling 1 Patroon en kleur

Inactief: de lijn is inactief.

Continu groen

Uit

Registratie mislukt: lijn is niet geregistreerd bij de-server.

Continu oranje

Uit

Registreren: er wordt geprobeerd u aan te melden bij de-server.

Knippert langzaam oranje

Uit

Uitgeschakeld: lijn is uitgeschakeld of wordt niet gebruikt.

Uit

Uit

Tabel 25. Standaard LED-gedrag op het PLK voor voicemail

Status

Standaardpatroon en -kleur

Voorinstelling 1 Patroon en kleur

Nieuw bericht

Continu rood

Continu rood

Registratie mislukt: lijn is niet geregistreerd bij de-server.

Continu oranje

Uit

Geen nieuwe berichten

Continu groen

Uit

Urgente berichten

Continu rood

Continu rood

Voor de aangepaste optie gebruikt u de volgende kleurpatroonsleutel:

  • KLEUR (c)

    • g = GROEN

    • r = ROOD

    • a = AMBER (ORANJE)

    • o = UIT

      Wanneer u KLEUR instelt op UIT, wordt het PATROON genegeerd, ongeacht of u dit instelt.

  • PATROON (p)

    • b = Knipperen met een kleur

      Dit is gelijk aan de standaardwaarde van langzaam knipperen van het systeem.

    • n = Niet knipperen, kleur continu


Opmerking


Als u een willekeurig veld onjuist configureert, past het systeem de standaar4dinstellingen op dat veld toe.


De volgende tabel bevat drie voorbeelden van aangepaste LED-gedragsinstellingen beschreven.

Tabel 26. Voorbeelden van LED-configuraties

Led

Gebruikersinvoer

Continu rood

c=r;p=n

c=r

Knippert oranje

c=a;p=b

UIT

c=o

Elk van de volgende functies heeft LED-instellingen voor gedrag. In de volgende tabellen wordt het LED-gedrag voor elke functie beschreven.

  • Standaardlijn en Bluetooth handsfreelijn

  • Gedeelde lijn

In de volgende tabel wordt het LED-gedrag voor zowel de basislijn als de functies voor Bluetooth handsfree beschreven. In de tabel worden de standaardinstelling en de voorinstelling 1 vergeleken.

Tabel 27. Standaardlijntoets en Bluetooth handsfree

Veld en beschrijving

Standaardpatroon en -kleur

Voorinstelling 1 Patroon en kleur

Lokale LED voor voortgang: de lijn verzendt een uitgaand gesprek en het externe einde wordt overgebeld.

Continu rood

Continu groen

LED voor lokale microfoon: lokale gebruiker zet de lijn in de wacht stand.

Langzaam knipperend rood

Knippert groen

Lokale actieve LED: lijn bevindt zich in een verbonden gesprek.

Continu rood

Continu groen

Lokaal doorverbonden LED: de lijn gaat uit op de haak. Continu rood Continu groen
LED voor lokale gesprekken: de lijn wordt overgebeld op het inkomende gesprek. Snel knipperend rood Knippert geel

In de volgende tabel wordt het LED-gedrag voor de functie gedeelde lijn beschreven. In de tabel worden de standaardinstelling en de voorinstelling 1 vergeleken.

Tabel 28. Gedeelde lijn

Veld en beschrijving

Standaardpatroon en -kleur

Voorinstelling 1 Patroon en kleur

Remote Active LED: de gedeelde lijn op het lokale apparaat ontvangt de status die een ander apparaat in een verbonden gesprek is. Pulserend (dubbel knipperend) rood Continu rood
LED voor afstand in wacht: gedeelde lijn op het lokale apparaat ontvangt de status die een ander apparaat in de wacht heeft gezet. Langzaam knipperend rood Knippert rood
LED voor voortgang op afstand: de gedeelde lijn op het lokale apparaat ontvangt de status dat een ander apparaat een uitgaand gesprek verstuurt. Pulserend (dubbel knipperend) rood Continu rood
LED voor externe gesp rekken: de gedeelde lijn op het lokale apparaat ontvangt de status die een ander apparaat overgaat op het inkomende gesprek. Pulserend (dubbel knipperend) rood Knippert geel
LED voor extern vastlopen: de gedeelde lijn op het lokale apparaat ontvangt de status die een ander apparaat op de haak zet. Pulserend (dubbel knipperend) rood Continu rood
Afstand niet-gedefinieerde LED: de gedeelde lijn op het lokale apparaat heeft geen operationele status. Continu rood Uit

U kunt het LED-gedrag instellen dat van toepassing is op zowel telefoonlijntoetsen als toetsen voor de knopuitbreidingsmodule.

Voor de toetsuitbreidingsmodules zijn de instellingen voor aangepaste LED alleen van toepassing op de telefoontoetsen. Als u aangepast LED-gedrag op de telefoonlijntoetsen configureert, nemen de knoppen van de uitbreidingsmodule in plaats daarvan het standaardgedrag voor de uitbreidingsmodule.

  • Cisco IP Phone 8851/8861 Toetsuitbreidingsmodule

  • Cisco IP Phone 8865 Toetsuitbreidingsmodule

U kunt het LED-gedrag instellen dat van toepassing is op zowel telefoonlijntoetsen als toetsen voor de knopuitbreidingsmodule.

Voor de Cisco 6800 toetsuitbreidingsmodulezijn de instellingen voor aangepaste LED alleen van toepassing op de telefoon toetsen. Als u aangepast LED-gedrag op de telefoonlijntoetsen configureert, nemen de knoppen van de uitbreidingsmodule in plaats daarvan het standaardgedrag voor de uitbreidingsmodule.

In de volgende tabel wordt het LED-gedrag van de basisabonnementslijntoets voor gelijktijdige instellingen van de toetsen voor de telefoon- en toetsuitbreidingsmodule beschreven. In de tabel worden de standaardinstelling en de voorinstelling 1 vergeleken.

Tabel 29. Instellingen voor basislijntoetsen en lijntoetsen voor de toetsuitbreidingsmodule

Veld en beschrijving

Standaardpatroon en -kleur

Voorinstelling 1 Patroon en kleur

LED voor niet abonneren mislukt: het service abonnement is mislukt. Continu oranje Uit
LED voor het abonneren van de service — het service abonnement wordt voortgezet. Knippert langzaam oranje Uit

In de volgende tabel worden de instellingen voor LED-gedrag beschreven voor het snelkeuzenummer, de XML-toepassingen en het PLK-gedeelte van de functie voor executive assistant. In de tabel worden de standaardinstelling en de voorinstelling 1 vergeleken.

In de volgende tabel worden de instellingen voor de werking van de LED's voor de snelkeuzenummers, de XML-toepassingen en het PLK-gedeelte van de functie Directie-assistent (alleen voor de Cisco IP-telefoon 6871 voor meerdere platforms) beschreven. In de tabel worden de standaardinstelling en de voorinstelling 1 vergeleken.

In de volgende tabel worden de instellingen voor LED-gedrag voor de Snelkeuze-en XML-toepassingen beschreven. In de tabel worden de standaardinstelling en de voorinstelling 1 vergeleken.

Tabel 30. Instellingen voor Speed Dial and XML Application feature

Veld en beschrijving

Standaardpatroon en -kleur

Voorinstelling 1 Patroon en kleur

LED voor toepassing: uitgebreide service toepassing is operationeel. Continu groen Uit

In de volgende tabel wordt het LED-gedrag voor de functie gesprek parkeren beschreven. In de tabel worden de standaardinstelling en de voorinstelling 1 vergeleken.

Tabel 31. Instellingen voor de functie Gesprek parkeren

Veld en beschrijving

Standaardpatroon en -kleur

Voorinstelling 1 Patroon en kleur

LED voor inactiviteit parkeren: de gecontroleerde lijn heeft geen geparkeerde oproep. Continu groen Uit
LED voor parkeer gesprek: de gecontroleerde lijn heeft een geparkeerd gesprek. Trager knipperend rood Knippert rood

In de volgende tabel wordt het LED-gedrag voor de functie van het BLF (Busy Lamp Field, veld bezet lampje) beschreven. In de tabel worden de standaardinstelling en de voorinstelling 1 vergeleken.

Tabel 32. Instellingen voor BLF-functie

Veld en beschrijving

Standaardpatroon en -kleur

Voorinstelling 1 Patroon en kleur

BLF inactief-LED: de bewaakte lijn is inactief. Continu groen Uit
BLF gaat over LED: de bewaakte lijn gaat over.

Snel knipperend rood

Voor de toetsuitbreidingsmodule knippert deze langzaam rood omdat de toetsuitbreidingsmodule beperkt is tot:

  • AAN

  • UIT

  • Knippert langzaam

Knippert geel
LED voor BLF bezet: de gecontroleerde lijn is bezet in een gesprek. Continu rood Continu rood
LED voor BLF-wacht: de gecontroleerde lijn heeft een gesprek in de wacht gezet.

Is van toepassing op telefoon lijn toetsen, alleen:

De LED voor BLF bezet is van toepassing op de toetsen voor de toetsuitbreidingsmodule.

Langzaam knipperend rood Continu rood

Nadat u een telefoon hebt geconfigureerd met een aangepast LED-gedrag en u een downgrade naar een oudere versie van de firmware hebt, blijven de instellingen voor aangepaste LED behouden. Als u de aangepaste LED-instellingen wilt verwijderen, stelt u het LED-gedrag in op het systeem standaard voordat u de downgrade uitvoert.

Een telefoon instellen voor externe SDK

U kunt externe SDK configureren voor een telefoon voor meerdere platforms. De externe SDK biedt een WebSocket-protocol waarmee de telefoon kan worden gecontroleerd.

Voordat u begint

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 2

Ga naar de sectie WebSocket API.

Stap 3

Stel de velden Control Server URL (URL beheerserver) en Allowed APIs (Toegestane API's) in zoals wordt beschreven in de tabel Parameters voor de WebSocket-API.

Stap 4

Klik op Submit All Changes.


Parameters voor de WebSocket-API

De volgende tabel definieert de functie en het gebruik van elke parameter in de sectie WebSocket API op het tabblad Spraak > Telefoon op de webpagina van de telefoon. Hij definieert ook de syntaxis van de tekenreeks die aan het telefoonconfiguratiebestand is toegevoegd met XML-code (cfg.xml) om een parameter te configureren.

Naam van parameter

Beschrijving en standaardwaarde

URL besturingsserver

De URL van een WebSocket-server waarmee de telefoon verbinding probeert te blijven.

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Control_Server_URL ua="na"/>
  • Op de webpagina van de telefoon voert u de URL van een WebSocket-server in.

    Bijvoorbeeld:

    <Control_Server_URL>wss://my-server.com
    /ws-server-path</Control_Server_URL>

De URL moet een van de volgende indelingen hebben:

  • Voor een niet-beveiligde HTTP-verbinding:

    ws://naam-van-uw-server/pad

  • Voor een veilige HTTPS-verbinding:

    wss://naam-van-uw-server/een-pad

We raden u aan een veilige verbinding te voeren.

Standaard: leeg.

Toegestane API's

Een reguliere expressie die kan worden gebruikt om de API-gesp rekken te beperken die van de beheer server zijn toegestaan.

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML (cfg.xml) een tekenreeks met de volgende notatie in:

    <Allowed_APIs ua="na">.*</Allowed_APIs>
  • Geef op de webpagina telefoon een geschikte reguliere expressie op.

De opgegeven reguliere uitdrukking wordt vergeleken met het pad naar de aanvraag-URI dat is opgegeven in de API-aanvraag van de beheer server. Als het hele pad niet overeenkomt met de opgegeven reguliere expressie, wordt het API-gesprek afgewezen.

Toegestane waarden zijn:

  • . *: Alle API's zijn toegestaan

  • /api/Call/v1/.*: All v1 Call interfaceoproepen zijn toegestaan.

  • /api/Call/v1/(Dial|Hangup): Alleen de v1 Call-interfaceoproepen Kiezen en Ophangen zijn toegestaan.

Standaard: .*

Functie voor spraakfeedback

Met spraakfeedback kunnen personen met visuele beperkingen hun Cisco IP-telefoon gebruiken. Indien ingeschakeld helpt een gesproken instructie u bij het navigeren met de telefoonknoppen en het gebruiken en configureren van de telefoonfuncties. De spraakfeedback leest ook de nummerweergave van inkomende oproepen, weergegeven schermen en instellingen en knopfuncties voor.

  • Spraakfeedback wordt in- en uitgeschakeld met de selectieknop die zich in het midden van het navigatiecluster bevindt. Als de telefoon niet actief is, tikt u snel drie keer op Selecteren om deze functie in of uit te schakelen. U hoort een gesproken instructie met de status van de functie.

    Druk één keer op een schermtoets en gesproken feedback leest de functie voor die is gekoppeld aan de toets. Druk snel twee keer op de schermtoets voor het uitvoeren van de functie.

  • Vaste toetsen zoals die voor Contactpersonen, Toepassingen en Berichten worden anders behandeld. Druk eenmaal op een vaste toets en een stem leest de schermnaam voor, gevolgd door de toepassing of de instelling die op de telefoon wordt weergegeven.

Het kan zijn dat u de spraakfeedback niet hoort als u de hoofdtelefoonknop selecteert, terwijl er geen hoofdtelefoon is aangesloten. Selecteer Luidspreker en u hoort opnieuw de spraakfeedback. Wanneer u in gesprek bent, hoort u als enige de spraakfeedback, zodat de privacy gegarandeerd is.

Spraakfeedback is alleen beschikbaar voor gebruikers van de Engelse taal. Als deze functie niet beschikbaar is, wordt deze uitgeschakeld op uw telefoon.

Spraakfeedback inschakelen

Volg deze procedure om de functie Gesproken feedback op de webpagina van de telefoon in te schakelen.

Voordat u begint

Open de webpagina van de telefoon.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Gebruiker.

Stap 2

In het gedeelte Gesproken feedback (alleen Engels) stelt u de velden in zoals beschreven in de Parameters voor spraakfeedback.

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Parameters voor spraakfeedback

De volgende tabel definieert de functie en het gebruik van elke spraakfeedbackparameter in de sectie Spraak onder het tabblad Spraak > Gebruiker in de webinterface van de telefoon. Hij definieert ook de syntaxis van de string die aan het telefoonconfiguratiebestand is toegevoegd met XML-code (cfg.xml) om een parameter te configureren.

Tabel 33. Parameters voor spraakfeedback

Parameter

Beschrijving

Spraakfeedback inschakelen

Hiermee schakelt u de functie voor spraakfeedback in voor de gebruiker.

Selecteer Ja om de functie in te schakelen en Nee om deze uit te schakelen.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Voice_Feedback_Enable ua="rw">Yes</Voice_Feedback_Enable>
  • In de webinterface van de telefoon stelt u dit veld in op Ja om de kenmerken spraakfeedback in te schakelen.

Geldige waarden: Ja en Nee

Standaard: Nee

De snelheid van spraakfeedback

Selecteert een gewenste spraaksnelheid voor de functie:

  • Langzaamste

  • Langzamer

  • Normaal

  • Sneller

  • Snelste

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Voice_Feedback_Speed ua="rw">Normaal</Voice_Feedback_Speed>
  • Selecteer op de webpagina van de telefoon een gewenste spraaksnelheid in het veld.

Geldige waarden: Langzaamst, Langzamer, Normaal, Sneller en Snelst.

Standaard: Normaal

Toets tijd opnieuw instellen

Stelt de resettijd in die nodig is om een toets nogmaals tweemaal of driemaal in te drukken.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Key_Again_Reset_Time ua="rw">1200</Key_Again_Reset_Time>
  • Voer op de webpagina van de telefoon een geheel getal in het veld in.

Toegestane waarden: een geheel getal tussen 100 en 2000

Standaard: 1200

Druk twee keer op de toets

Stelt de maximale vertragingstijd (in milliseconden) in voor het dubbel indrukken van een toets om een benoemde functie op de telefoon uit te voeren.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Key_Double_Press_Time ua="rw">600</Key_Double_Press_Time>
  • Voer op de webpagina van de telefoon een geheel getal in het veld in.

Toegestane waarden: een geheel getal tussen 100 en 2000

Standaard: 600

Druk drie keer op de toets

Stelt de maximale vertragingstijd (in milliseconden) in voor het drie keer indrukken van een toets om de functie Spraakfeedback op de telefoon in of uit te schakelen.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Key_Triple_Press_Time ua="rw">1000</Key_Triple_Press_Time>
  • Voer op de webpagina van de telefoon een geheel getal in het veld in.

Toegestane waarden: een geheel getal tussen 100 en 2000

Standaard: 1000

Volume spraakfeedback

Selecteert een gewenst volume van de spraakfeedback:

  • Laagste

  • Laag

  • Normaal

  • Hoog

  • Hoogst

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Voice_Feedback_Volume ua="rw">Normaal</Voice_Feedback_Volume>
  • Selecteer op de webpagina van de telefoon een gewenst volume voor spraakfeedback in het veld.

Geldige waarden: laagste, laag, normaal, hoog en hoogst.

Standaard: Normaal

Een menu-item verbergen zodat deze niet wordt weergegeven op het telefoonscherm

Standaard zijn alle menu-opties op het telefoonscherm Informatie en instellingen zichtbaar voor gebruikers. U kunt de telefoon zo configureren dat bepaalde menu-opties worden verborgen of weergegeven. Indien verborgen, worden de opties niet weergegeven op het telefoonscherm.

U kunt de volgende menu-opties indien nodig verbergen:

  • Toegankelijkheid

  • Snelkiesnummers

  • Directie Assistent

  • Directie Assistent (alleen Cisco IP-telefoon 6871 voor meerdere platforms)

  • Assistent gespreksfilter ( Cisco IP-telefoon 6871 voor meerdere platformsalleen)

  • Gebruikersvoorkeuren

  • Bluetooth

  • Netwerkconfiguratie

  • Apparaatbeheer

  • Video

  • Status

  • Rap. problem

U kunt ook de zichtbaarheid van de menu-items in het configuratiebestand (cfg.xml) configureren met de tekenreeks in dit formaat:
<Device_Administration ua="na">No</Device_Administration>

Zie de parametersyntaxis en geldige waarden in Parameters voor het menu Zichtbaarheid.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 2

Stel in het gedeelte Menu Zichtbaarheid de menu-opties die u wilt verbergen in op Nee .

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Parameters voor het menu Zichtbaarheid

De volgende tabel definieert de functie en het gebruik van elke parameter in de sectie Menu Zichtbaarheid van het tabblad Spraak > Telefoon.

Tabel 34. Parameters voor het menu Zichtbaarheid

Naam van parameter

Beschrijving en standaardwaarde

Toegankelijkheid

Dit veld is alleen beschikbaar op de Cisco IP Phone 8800-serie Telefoons voor meerdere platforms.

Hiermee wordt bepaald of het menu Toegankelijkheid moet worden weergegeven op het telefoonscherm. Stel dit veld in op Ja om het menu weer te geven. Anders stelt u deze in op Nee.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) een tekenreeks in deze notatie in:

    <Accessability ua="na">Yes</Accessability>
  • Selecteer in de telefoonwebinterface Ja of Nee om het menu weer te geven of te verbergen.

Geldige waarden: Ja en Nee

Standaard: Ja

Snelkeuzetoetsen

Bepaalt of het menu Snelkeuzenummers op het telefoonscherm moet worden weergegeven. Stel dit veld in op Ja om het menu weer te geven. Anders stelt u deze in op Nee.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) een tekenreeks in deze notatie in:

    <Speed_Dials ua="na">Yes</Speed_Dials>
  • Selecteer in de telefoonwebinterface Ja of Nee om het menu weer te geven of te verbergen.

Geldige waarden: Ja en Nee

Standaard: Ja

Directie Assistent

Dit veld is alleen beschikbaar op de Cisco IP Phone 8800-serie Telefoons voor meerdere platforms.

Hiermee wordt bepaald of het menu Directie moet worden weergegeven op de telefoon van de directie en het menu Assistent op de telefoon van de assistent. Stel dit veld in op Ja om het menu weer te geven. Anders stelt u deze in op Nee.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) een tekenreeks in deze notatie in:

    <Executive_Assistant ua="na">Yes</Executive_Assistant>
  • Selecteer in de telefoonwebinterface Ja of Nee om het menu weer te geven of te verbergen.

Geldige waarden: Ja en Nee

Standaard: Ja

Directie Assistent

Dit veld is alleen beschikbaar op de Cisco IP-telefoon 6871 voor meerdere platforms.

Hiermee wordt bepaald of het menu Directie moet worden weergegeven op de telefoon van de directie en het menu Assistent op de telefoon van de assistent. Stel dit veld in op Ja om het menu weer te geven. Anders stelt u deze in op Nee.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) een tekenreeks in deze notatie in:

    <Executive_Assistant ua="na">Yes</Executive_Assistant>
  • Selecteer in de telefoonwebinterface Ja of Nee om het menu weer te geven of te verbergen.

Geldige waarden: Ja en Nee

Standaard: Ja

Gespreksfilter Assistent

Dit veld is alleen beschikbaar op de Cisco IP Phone 8800-serie Telefoons voor meerdere platforms.

Dit veld is alleen beschikbaar op de Cisco IP-telefoon 6871 voor meerdere platforms.

Hiermee wordt bepaald of het menu Gesprekfilter moet worden weergegeven op het telefoonscherm voor de rol van assistent. Stel dit veld in op Ja om het menu weer te geven. Anders stelt u deze in op Nee.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) een tekenreeks in deze notatie in:

    <Assistant_Call_Filter ua="na">Yes</Assistant_Call_Filter>
  • Selecteer in de telefoonwebinterface Ja of Nee om het menu weer te geven of te verbergen.

Geldige waarden: Ja en Nee

Standaard: Ja

Gebruikersvoorkeuren

Bepaalt of het menu Gebruikersvoorkeuren op het telefoonscherm moet worden weergegeven. Stel dit veld in op Ja om het menu weer te geven. Anders stelt u deze in op Nee.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) een tekenreeks in deze notatie in:

    <User_Preferences ua="na">Yes</User_Preferences>
  • Selecteer in de telefoonwebinterface Ja of Nee om het menu weer te geven of te verbergen.

Geldige waarden: Ja en Nee

Standaard: Ja

Bluetooth

Dit veld is alleen beschikbaar op Cisco IP-telefoons 8851, 8861, 8845 en 8865 voor meerdere platforms.

Bepaalt of het menu Bluetooth op het telefoonscherm moet worden weergegeven. Stel dit veld in op Ja om het menu weer te geven. Anders stelt u deze in op Nee.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) een tekenreeks in deze notatie in:

    <Bluetooth ua="na">Yes</Bluetooth>
  • Selecteer in de telefoonwebinterface Ja of Nee om het menu weer te geven of te verbergen.

Geldige waarden: Ja en Nee

Standaard: Ja

Netwerkconfiguratie

Bepaalt of het menu Netwerkconfiguratie op het telefoonscherm moet worden weergegeven. Stel dit veld in op Ja om het menu weer te geven. Anders stelt u deze in op Nee.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) een tekenreeks in deze notatie in:

    <Network_Configuration ua="na">Yes</Network_Configuration>
  • Selecteer in de telefoonwebinterface Ja of Nee om het menu weer te geven of te verbergen.

Geldige waarden: Ja en Nee

Standaard: Ja

Apparaatbeheer

Bepaalt of het menu Apparaatbeheer op het telefoonscherm moet worden weergegeven. Stel dit veld in op Ja om het menu weer te geven. Anders stelt u deze in op Nee.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) een tekenreeks in deze notatie in:

    <Device_Administration ua="na">Yes</Device_Administration>
  • Selecteer in de telefoonwebinterface Ja of Nee om het menu weer te geven of te verbergen.

Geldige waarden: Ja en Nee

Standaard: Ja

Video

Dit veld is alleen beschikbaar op de Cisco IP-telefoon 8845 en 8865-telefoons voor meerdere platforms.

Bepaalt of het menu Video op het telefoonscherm moet worden weergegeven. Stel dit veld in op Ja om het menu weer te geven. Anders stelt u deze in op Nee.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) een tekenreeks in deze notatie in:

    <Video_Menu ua="na">Yes</Video_Menu>
  • Selecteer in de telefoonwebinterface Ja of Nee om het menu weer te geven of te verbergen.

Geldige waarden: Ja en Nee

Standaard: Ja

Status

Bepaalt of het menu Status op het telefoonscherm moet worden weergegeven. Stel dit veld in op Ja om het menu weer te geven. Anders stelt u deze in op Nee.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) een tekenreeks in deze notatie in:

    <Status ua="na">Yes</Status>
  • Selecteer in de telefoonwebinterface Ja of Nee om het menu weer te geven of te verbergen.

Geldige waarden: Ja en Nee

Standaard: Ja

Rap. probleem

Bepaalt of het menu Probleemrapport onder het menu Status op het telefoonscherm moet worden weergegeven. Stel dit veld in op Ja om het menu weer te geven. Anders stelt u deze in op Nee.

Wanneer het menu Status onzichtbaar is, is het menu Probleem rapporteren ook onzichtbaar.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) een tekenreeks in deze notatie in:

    <Report_Problem_Menu ua="na">Yes</Report_Problem_Menu>
  • Selecteer in de telefoonwebinterface Ja of Nee om het menu weer te geven of te verbergen.

Geldige waarden: Ja en Nee

Standaard: Ja

Kantooruren configureren (alleen 8800)

Kantooruren is een energiebesparingsfunctie op uw telefoon waarmee u minder stroom verbruikt tijdens periodes van inactiviteit. Wanneer de functie Kantooruren is ingeschakeld, schakelt de telefoon de modus Scherm uit in. Het telefoonscherm wordt uitgeschakeld om stroom te besparen buiten de opgegeven werkuren. Het scherm wordt weer ingeschakeld als u een toets op de telefoon indrukt of als er gesprekken of voicemails zijn. Het scherm blijft ingeschakeld totdat de telefoon een bepaalde tijd inactief is geweest, vervolgens wordt het scherm automatisch uitgeschakeld. Als het telefoonscherm is uitgeschakeld, kunt u ook bepalen of de achtergrondverlichting van de knop Selecteren in het navigatiecluster moet worden ingeschakeld.

Volg deze procedure om de functie spraakfeedback op de webpagina Telefoon in te schakelen.

Voordat u begint

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 2

Schakel in het gedeelte Kantooruren de functie Kantooruren in en pas de werktijden en werkdagen aan zoals beschreven in Parameters voor kantooruren.

Stap 3

(optioneel) Bepaal in het gedeelte Weergave buiten kantooruren uit of u het achtergrondlampje van de knop Selecteren moet uitschakelen als het telefoonscherm is uitgeschakeld. Pas vervolgens de time-outperiode aan zoals beschreven in Parameters voor kantooruren.

Stap 4

Klik op Submit All Changes.


Parameters voor kantooruren

De volgende tabellen definiëren de functie en het gebruik van de parameters voor Kantooruren in het gedeelte Kantooruren en het gedeelte Scherm uit buiten kantooruren op het tabblad Spraak > Telefoon van de webinterface van de telefoon. Hij definieert ook de syntaxis van de string die aan het telefoonconfiguratiebestand is toegevoegd met XML-code (cfg.xml) om een parameter te configureren.

Tabel 35. Parameters voor kantooruren

Parameter

Beschrijving

Kantooruren ingeschakeld

Schakel de functie Kantooruren in voor Cisco IP-telefoon 8800-serie voor meerdere platforms.

De functie Kantooruren is ontworpen om het stroomverbruik tijdens perioden van inactiviteit op de telefoon tot een minimum te beperken. U kunt de telefoon zo configureren dat de modus Scherm uit automatisch wordt ingeschakeld en het scherm buiten de aangegeven werkperioden wordt uitgeschakeld.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) een tekenreeks in deze notatie in:

    <Office_Hours_Enabled ua="na">Waar</Office_Hours_Enabled>
  • Selecteer op de webpagina voor telefoonbeheer de optie Waar om de functie in te schakelen en selecteer Onwaar om deze uit te schakelen.

Geldige waarden: Waar en Onwaar

Standaardwaarde: Onwaar

Opmerking

 

Wanneer u de functie Kantooruren inschakelt, blijft de parameter Timer achtergrondverlichting tijdens kantooruren werken.

Werkdagen

Pas de werkdagen aan door de gewenste dagen op te geven.

Buiten werkdagen wordt het scherm van de telefoon automatisch uitgeschakeld. Werkdagen zijn standaard ingesteld van maandag tot en met vrijdag. U kunt de werktijden voor werkdagen instellen in de velden Werktijden starten en Werktijden beëindigen.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) een tekenreeks in deze notatie in:

    <Work_Days ua="na">Maandag|Dinsdag|Woensdag|Donderdag|Vrijdag</Work_Days>
  • Geef een geldige waarde op op de webpagina van Telefoonbeheer.

Geldige waarden: zaterdag|zondag|maandag|dinsdag|woensdag|donderdag|vrijdag

Standaard: maandag|dinsdag|woensdag|donderdag|vrijdag

Werkuren starten

Stel de begintijd voor de werkuren in met de 24-uursnotatie. Buiten de opgegeven werkuren wordt het scherm automatisch uitgeschakeld.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) een tekenreeks in deze notatie in:

    <Working_Hours_Start ua="na">06:00</Working_Hours_Start>
  • Voer op de webpagina voor telefoonbeheer een geldige waarde in. Bijvoorbeeld 09:00 voor 9 uur ′s morgens, 17:30 voor half zes ′s middags.

Standaard: 07:00

Einde werktijden

Stel de eindtijd voor de werkuren in met de 24-uursnotatie. Buiten de opgegeven werkuren wordt het scherm automatisch uitgeschakeld.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) een tekenreeks in deze notatie in:

    <Working_Hours_End ua="na">21:00</Working_Hours_End>
  • Voer op de webpagina voor telefoonbeheer een geldige waarde in. Bijvoorbeeld 09:00 voor 9 uur ′s morgens, 17:30 voor half zes ′s middags.

Standaard: 19:00

Opmerking

 

Zorg ervoor dat het interval tussen de begin- en eindtijd langer is dan 60 minuten.

Tabel 36. Parameters voor Scherm uit buiten kantooruren

Parameter

Beschrijving

LED-lampje in de modus Scherm uit

Bepaal of de achtergrondverlichting van de knop Selecteren in het navigatiecluster moet worden uitgeschakeld wanneer de telefoon overschakelt op de modus Scherm uit.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) een tekenreeks in deze notatie in:

    <LED_Indicator_In_Display_Off_Mode ua="na">Ingeschakeld</LED_Indicator_In_Display_Off_Mode>
  • Selecteer Ingeschakeld of Uitgeschakeld op de webpagina telefoonbeheer.

    Wanneer de achtergrondverlichting is Ingeschakeld, blijft dit ook buiten werkuren branden. Wanneer de telefoon op Uitgeschakeld staat, gaat de verlichting uit nadat de telefoon overschakelt op de modus Scherm uit.

Geldige waarden: Ingeschakeld en Uitgeschakeld

Standaard: Ingeschakeld

Time-out voor inactiviteit (minuten)

Stel de time-outperiode in minuten in zodat de telefoon het scherm automatisch uitschakelt nadat de telefoon weer inschakelt vanuit de modus Scherm uit.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) een tekenreeks in deze notatie in:

    <Display_Off_Idle_Timeout__mins_ ua="na">5</Display_Off_Idle_Timeout__mins_>
  • Voer op de webpagina voor telefoonbeheer een geldige waarde in.

Toegestane waarden: 1 tot 60

Standaard: 5

Bellernummer weergeven in plaats van naam niet-omgezette beller

De telefoon geeft standaard zowel de naam als het nummer van de beller weer in een melding van een inkomend gesprek. Wanneer de telefoon de tekens in de naam van de beller niet kan omzetten, ziet de gebruiker vakjes in plaats van de naam van de beller. U kunt de telefoon zo configureren dat alleen het nummer wordt weer gegeven wanneer niet-omgezette tekens worden gevonden in de naam van de beller.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Regionaal.

Stap 2

In het gedeelte Taal stelt u het veld Naam van niet-omgezette beller vervangen door nummer in op Ja.

U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:

<Replace_Unresolved_Caller_Name_with_Number ua="na">Yes</Replace_Unresolved_Caller_Name_with_Number>

De geldige waarden zijn Ja en Nee. De standaardinstelling is Nee.

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Een menusnelkoppeling toevoegen aan een lijntoets

U kunt een lijntoets configureren als een snelkoppeling naar een telefoonmenu.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 2

Selecteer een lijntoets.

Stap 3

(optioneel) Stel de parameter Toestel in op Uitgeschakeld om het toestel uit te schakelen.

Opmerking

 

Als de functie Directe PLK-configuratie is uitgeschakeld, moet u het toestel uitschakelen om een snelmenu aan de lijntoets toe te voegen. Als de functie is ingeschakeld, kunt u deze stap overslaan. Zie Directe PLK-configuratie inschakelen voor meer informatie.

U kunt deze parameter ook configureren in het telefoonconfiguratiebestand (cfg.xml). De parameter is lijnspecifiek. Voer een tekenreeks in met deze indeling:

<Extension_n_ ua="na">Disabled</Extension_n_>

waarbij n het toestelnummer is.

Stap 4

Voer in de parameter Uitgebreide functie een tekenreeks in de volgende indeling in:

fnc=shortcut;url=userpref;nme=User Preferences

Waarbij:

  • FNC = snelkoppeling betekent functie = snelkoppeling naar telefoonmenu.

  • URL = userpref is het menu dat wordt geopend met deze lijnsleutel. In dit voorbeeld wordt het menu Gebruikersvoorkeuren gebruikt. Zie Sneltoetsen voor menu koppeling op PLK en PSK voor meer snelkoppelingen.

  • NME = XXXX is de naam van de menusnelkoppeling die op de telefoon wordt weergegeven. Als u geen weergavenaam opgeeft, wordt op de lijntoets de doelmenu-optie weergegeven. In het voorbeeld worden op de lijntoets Gebruikersvoorkeuren weergegeven.

U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml). Voer een tekenreeks in met deze indeling:
<Extended_Function_n_ ua="na">fnc=shortcut;url=userpref;nme=User Preferences</Extended_Function_n_>

waarbij n het toestelnummer is.

Stap 5

Klik op Submit All Changes.


Sneltoetsen voor menu koppeling op PLK en PSK

Tabel 37. Koppeling snelkoppelingsmenu

Functie

(fnc=)

URL-string

(url=)

Doelmenu

sneltoets

instellingen

Instellingen

sneltoets

toegankelijkheid

Instellingen > Toegankelijkheid

sneltoets

recent

Instellingen > Recent

sneltoets

allcalls

Instellingen > Recent > Alle gesprekken

sneltoets

Gemist gesprek

Instellingen > Recent > Gemiste oproepen

sneltoets

receivedcalls

Instellingen > Recent > Ontvangen oproepen

sneltoets

placedcalls

Instellingen > Recent > Gevoerde gesprekken

sneltoets

snelkiesnummers

Instellingen > Snelkeuze

sneltoets

Cisco IP-telefoon 6871 alleen

leidinggevende

Instellingen > Leidinggevende

sneltoets

Cisco IP-telefoon 6871 alleen

assistent

Instellingen > Assistent

sneltoets

userpref

Instellingen > Gebruikersvoorkeuren

sneltoets

callpref

Instellingen > Gebruikersvoorkeuren > Gespreksvoorkeuren

sneltoets

cfwsetting

Instellingen > Gebruikersvoorkeuren > Gespreksvoorkeuren > Gesprek doorschakelen

sneltoets

anywhere

Instellingen > Gebruikersvoorkeuren > Gespreksvoorkeuren > Overal

sneltoets

audiopref

Instellingen > Gebruikersvoorkeuren > Audiovoorkeuren

sneltoets

screenpref

Instellingen > Gebruikersvoorkeuren > Schermvoorkeuren

sneltoets

screensaver

Instellingen > Gebruikersvoorkeuren > Schermvoorkeuren > Screensaver

sneltoets

attconsole

Instellingen > Gebruikersvoorkeuren > Voorkeuren apparatuur van telefoonoperator

sneltoets

beltoon

Instellingen > Gebruikersvoorkeuren > beltoon

sneltoets

bluetooth

Instellingen > Bluetooth

sneltoets

networkconf

Instellingen > Netwerkconfiguratie

sneltoets

ethernetconf

Instellingen > netwerkconfiguratie > Ethernet-configuratie

sneltoets

Cisco IP-telefoon 6861 alleen

wificonf

Instellingen > netwerkconfiguratie > Wi-Fi-configuratie

sneltoets

Cisco IP-telefoon 6861 alleen

wifiprofile

Instellingen > Netwerkconfiguratie > Wi-Fi-configuratie > Wi-Fi-profiel

sneltoets

Cisco IP-telefoon 6861 alleen

wpspbc

Hiermee kan de telefoon verbinding maken met een draadloze router met de WPS-knop.

sneltoets

Cisco IP-telefoon 6861 alleen

wpspin

Hiermee kan de telefoon verbinding maken met een draadloze router met een WPS-PIN-code.

sneltoets

Cisco IP-telefoon 6861 alleen

wifistatus

Instellingen > Netwerkconfiguratie > Wi-Fi-configuratie > Wi-Fi-status

sneltoets

ipv4setting

Instellingen > Netwerkconfiguratie > IPv4-adres instellingen

sneltoets

ipv6setting

Instellingen > Netwerconfiguratie > IPv6-adres instellingen

sneltoets

adminsetting

Instellingen > Apparaatbeheer

sneltoets

setpassword

Instellingen > Apparaatbeheer > Wachtwoord instellen

sneltoets

usersignin

Instellingen > Apparaatbeheer > Aanmelden

sneltoets

usersignout

Instellingen > Apparaatbeheer > Afmelden

sneltoets

datumtijd

Instellingen > Apparaatbeheer > Datum/Tijd

sneltoets

taal

Instellingen > Apparaatbeheer > Taal

sneltoets

opnieuw starten

Instellingen > Apparaatbeheer > Heropstarten

sneltoets

powersave

Instellingen > Apparaatbeheer > Slaapstand

sneltoets

Fabrieksinstellingen herstellen

Instellingen > Apparaatbeheer > Fabrieksinstellingen herstellen

sneltoets

Profielregel

Instellingen > Apparaatbeheer > Profielregel

sneltoets

profileaccount

Instellingen > Apparaatbeheer > Profielaccountinstellingen

sneltoets

videosetting

Instellingen > Video.

sneltoets

status

Instellingen > Status.

sneltoets

productinfo

Instellingen > Status > ProductInformatie

sneltoets

Netwerkstatus

Instellingen > Status > Netwerkstatus

sneltoets

ipv4status

Instellingen > Status > Netwerkstatus > IPv4-status

sneltoets

ipv6status

Instellingen > Status > Netwerkstatus > IPv6-status

sneltoets

phonestatus

Instellingen > Status > Telefoonstatus

sneltoets

phonestat

Instellingen > Status > Telefoonstatus > Telefoonstatus

sneltoets

linestatus

Instellingen > Status > Telefoonstatus > Lijnstatus

sneltoets

provstatus

Instellingen > status > telefoonstatus > Inrichten

sneltoets

callstat

Instellingen > Status > Telefoonstatus > Gespreksstatistieken

sneltoets

reportproblem

Instellingen > Status > rapportprobleem

sneltoets

reboothistory

Instellingen > Status > Geschiedenis opnieuw opstarten

sneltoets

accessoires

Instellingen > Status > Accessoires

sneltoets

statusmessage

Instellingen > Status > Statusbericht

sneltoets

Cisco IP-telefoon 6861 alleen

wifimessage

Instellingen > Status > Wi-Fi-berichten

sneltoets

telefoonlijsten

Adreslijsten

sneltoets

personaldir

Adresboek > Persoonlijk adresboek

sneltoets

alldir

Adresboek > All

sneltoets

ldapdir

Adresboek > bedrijfstelefoonlijst (LDAP)

De naam van de LDAP-namenlijst is aanpasbaar.

sneltoets

broadsoftdir

Adresboek > Broadsoft Directory

De naam van de BroadSoft-telefoonlijst kan worden aangepast.

sneltoets

bsdirpers

Adresboek > BroadSoft directory > Persoonlijk

De naam van de BroadSoft-telefoonlijst kan worden aangepast.

sneltoets

bsdirgrp

Adresboek > BroadSoft directory > Groep

De naam van de BroadSoft-telefoonlijst kan worden aangepast.

sneltoets

bsdirent

Adresboek > BroadSoft directory > Onderneming

De naam van de BroadSoft-telefoonlijst kan worden aangepast.

sneltoets

bsdirgrpcom

Adresboek > BroadSoft directory > Algemene Groep

De naam van de BroadSoft-telefoonlijst kan worden aangepast.

sneltoets

bsdirentcom

Adresboek > BroadSoft directory > Algemene onderneming

De naam van de BroadSoft-telefoonlijst kan worden aangepast.

sneltoets

bluetoothdir

Adresboeken > Bluetooth adresboek

De naam van de Bluetooth-telefoonlijst kan worden aangepast.

sneltoets

xmppdir

Adresboeken > IM & P contactpersonen

De naam van de XMPP--telefoonlijst kan worden aangepast.

sneltoets

xmlapp

Instellingen > Cisco XML-services

De naam van de XML-toepassing is aanpasbaar.

sneltoets

xmldir

Adresboek > bedrijfstelefoonlijst (XML)

De naam van de XML-telefoonlijst kan worden aangepast.

sneltoets

webexdir

Adresboeken > Webex-adresboek

De naam van het Webex-adresboek kan worden aangepast. Standaard wordt in de schermtoets de naam van de telefoonlijst weergegeven als Webex Dir.

sneltoets

proxyset

Instellingen > Netwerkconfiguratie > HTTP-proxyinstellingen

sneltoets

vpnstatus

Instellingen > Status > VPN-status

sneltoets

vpnsetting

Instellingen > Netwerkconfiguratie > VPN-instellingen

Een uitgebreide functie aan een lijntoets toevoegen

U kunt een functie toevoegen aan een lijntoets. Vervolgens kan de gebruiker op de geconfigureerde lijntoets drukken om toegang te krijgen tot de functie. Zie voor de ondersteunde functies Configureren op lijntoetsen.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 2

Selecteer een lijntoets.

Stap 3

(optioneel) Stel de parameter Toestel in op Uitgeschakeld om het toestel uit te schakelen.

Opmerking

 

Als de functie Directe PLK-configuratie is uitgeschakeld, moet u het toestelnummer uitschakelen om een uitgebreide functie aan de lijntoets toe te voegen. Als de functie is ingeschakeld, kunt u deze stap overslaan. Zie Directe PLK-configuratie inschakelen voor meer informatie.

U kunt deze parameter ook configureren in het telefoonconfiguratiebestand (cfg.xml). De parameter is lijnspecifiek. Voer een tekenreeks in met deze indeling:

<Extension_n_ ua="na">Disabled</Extension_n_>

waarbij n het toestelnummer is.

Stap 4

Voer in de parameter Uitgebreide functie een tekenreeks in de volgende indeling in:

fnc=cfwd

waarbij fnc= cfwd functie=doorschakelen betekent.

U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml). Voer een tekenreeks in met deze indeling:
<Extended_Function_n_ ua="na">fnc=cfwd</Extended_Function_n_>

waarbij n het toestelnummer is.

Stap 5

Klik op Submit All Changes.


Configureren op lijntoetsen

De volgende tabel bevat de ondersteunde functies op de lijntoetsen.

Tabel 38. Configureren op lijntoetsen

Functie

Configuratiecode

(fnc=)

Syntaxis voor beschrijving en tekenreeks

Aanmelden en afmelden bij agent

acd

Meldt de gebruiker aan of af bij automatische oproepverdeling (ACD).

De ACD-status kan Automatisch beschikbaar zijn wanneer de gebruiker zich aanmeldt bij ACD.

Zie de beschrijving voor Automatisch beschikbaar na aanmeldingParameters voor instellen van callcenter-agent.

Syntaxis tekenreeks:
fnc=acd[;nme=<softkey_display_name>]

Bridge in

Cisco IP-telefoon 6871 alleen

bridgein

Hiermee wordt de gebruiker (manager) toegevoegd aan een lopend gesprek met een assistent.

Alleen beschikbaar voor managers met assistenten.

Syntaxis tekenreeks:
fnc=bridgein[;nme=<softkey_display_name>]

Busy lamp field

blf

Status van een collega controleren

Syntaxis tekenreeks:
fnc=blf[;nme=<softkey_display_name>]

Gesprek opnemen

blf;cp

Hiermee worden inkomende gesprekken voor de gecontroleerde lijn beantwoord.

Syntaxis tekenreeks:
fnc=blf;cp[;nme=<softkey_display_name>]

BLF, gesprek opnemen en snelkeuze

blf;cp;sd

Hiermee wordt de gecontroleerde lijn gebeld of inkomende gesprekken voor de gecontroleerde lijn beantwoord.

Syntaxis tekenreeks:
fnc=blf;cp;sd[;nme=<softkey_display_name>]

Gespreksgegevens

callinfo

Hiermee wordt informatie over het lopende gesprek weergegeven.

Syntaxis tekenreeks:
fnc=callinfo[;nme=<softkey_display_name>]

Gesprekslijst

gespr.lijst

Biedt toegang tot de lijst met gesprekken terwijl u in een verbonden videogesprek bent.

Syntaxis tekenreeks:
fnc=calllist[;nme=<softkey_display_name>]

Gesprek pushen

Cisco IP-telefoon 6871 alleen

callpush

Alleen beschikbaar voor assistent-lijnen.

Hiermee wordt een lopend gesprek van de gebruiker (assistent) doorgeschakeld naar de manager.

Syntaxis tekenreeks:
fnc=callpush[;nme=<softkey_display_name>]

Gesprek terughalen

Cisco IP-telefoon 6871 alleen

callretrieve

Alleen beschikbaar voor Directie-lijnen.

Hiermee wordt een lopend gesprek van de assistent doorgeschakeld naar de gebruiker (manager).

Syntaxis tekenreeks:
fnc=callretrieve[;nme=<softkey_display_name>]

Gesprek doorschakelen

dstrn

Hiermee wordt het doorschakelen van gesprekken uitgeschakeld of wordt het scherm Instellingen voor Gesprek doorschakelen geopend.

Syntaxis tekenreeks:
fnc=cfwd[;nme=<softkey_display_name>]

Terugbellen

LtstG

Hiermee wordt de laatste gemiste oproep of het laatste ontvangen gesprek opnieuw gekozen (als er geen gemiste oproepen zijn). Als er geen gemiste of ontvangen gesprekken in de geschiedenis staan, wordt het kiesscherm geopend.

Syntaxis tekenreeks:
fnc=lcr[;nme=<softkey_display_name>]

Omleiden

Cisco IP-telefoon 6871 alleen

omleiden

Alleen beschikbaar voor managentassistenten.

Hiermee wordt het omleiden van het gesprek ingeschakeld voor de gebruiker (assistant).

Syntaxis tekenreeks:
fnc=divert[;nme=<softkey_display_name>]

Niet storen

nStor

Niet storen (NST) in- of uitschakelen

Syntaxis tekenreeks:
fnc=dnd[;nme=<softkey_display_name>]

Directie-assistent

Cisco IP-telefoon 6871 alleen

bw-exec-assist

Voor leidinggevenden geeft u de status voor het filteren van gesprekken weer en opent u het telefoonscherm Directie.

Voor assistenten wordt aangegeven of het omleiden van gesprekken is geactiveerd en opent u het telefoonscherm Assistent.

Syntaxis tekenreeks:
fnc=bw-exec-assist[;nme=<softkey_display_name>]

Menusnelkoppeling

sneltoets

Hiermee opent u de opgegeven menu-optie.

Syntaxis tekenreeks:
fnc=shortcut;url=<menu_shortcut_code>[;nme=<softkey_display_name>]

waar,

  • fnc=shortcut betekent functie = snelkoppeling naar telefoonmenu.

  • URL is het menu dat met deze lijnsleutel moet worden geopend. Zie Sneltoetsen voor menu koppeling op PLK en PSK voor meer snelkoppelingen.

  • nme is de naam van de menusnelkoppeling die op de telefoon wordt weergegeven. Als u geen weergavenaam opgeeft, wordt op de lijntoets de doelmenu-optie weergegeven.

Indicator voor wachtend bericht

mwi

Hiermee wordt de voicemail van een gebruiker of groep gecontroleerd.

Syntaxis tekenreeks:

fnc=mwi;sub=<group_vm>@<domain>[;vid=<n>][;nme=<softkey_display_name>]
  • fnc=mwi betekent function=indicator voor wachtend bericht

  • sub = group_vm @ domein is de SIP URI van een voicemailaccount dat MWI controleert.

  • vid is de extensie-ID waarmee de MWI wordt geassocieerd. Het is een optionele tekenreeks.

  • nme is de naam die op de telefoon wordt weergegeven voor de MWI-lijntoets. Het is een optionele tekenreeks.

Zie String-syntaxis voor voicemail PLK voor meer informatie.

Indicator voor wachtend bericht + Snelkeuze

mwi+sd

Hiermee kunt u snelkeuze voor de voicemail van een gebruiker of groep controleren en inschakelen.

Syntaxis tekenreeks:

fnc=mwi+sd;ext=<number> ,<id>#,<pin>#@<domain>;
sub=<group_vm>@<domain>[;vid=<n>][;nme=<softkey_display_name>]
  • fnc = mwi + SD betekent function = indicator voor wachtend bericht en snelkeuze

  • Ext bestaat uit:

    • ext is het snelkiesnummer

      Als de SIP-proxy een domein vereist, voegt u een domein toe voor het snelkeuzenummer. Bijvoorbeeld: 8000@domain.

    • ,id#,pin# bestaat uit DTMF-tekens, waarbij id en pin respectievelijk de ID van het voicemailaccount en de pincode zijn. Er moet een spatie tussen het snelkeuzenummer en de voicemail-ID staan. Dit deel van de tekenreeks is optioneel. We raden u af om de pincode in de tekenreeks toe te voegen.

    Zie DTMF-parameters voor wachten en onderbreken voor informatie over de gesprekken met snelkiestoetsen.

  • sub = group_vm @ domein is de SIP URI van een voicemailaccount dat MWI controleert.

  • vid is de extensie-ID waarmee de PLK wordt geassocieerd. Het is een optionele tekenreeks.

  • nme is de naam die op de telefoon wordt weergegeven voor de MWI-snelkeuzelijntoets. Het is een optionele tekenreeks.

Zie String-syntaxis voor voicemail PLK voor meer informatie.

Proxy-gesprek

Cisco IP-telefoon 6871 alleen

proxycall

Alleen beschikbaar voor assistent-lijnen.

Hiermee start u een gesprek voor de geselecteerde manager.

Syntaxis tekenreeks:
fnc=proxycall;ext=<number>[;vid=<n>][;nme=<softkey_display_name>]
waar,
  • fnc=proxycall means function = proxy call.

  • ext is het telefoonnummer van de leidinggevende of het toestelnummer waarvoor de lijn als proxy fungeert.

  • vid is de lijnindex die is gekoppeld aan het toestelnummer van de leidinggevende. Het is een optionele tekenreeks.

  • nme is de weergavenaam van de proxylijn. Het is een optionele tekenreeks.

Snelkeuze

sd

Hiermee kiest u het opgegeven snelkiesnummer.

Syntaxis tekenreeks:

fnc=sd;ext=<number>@$PROXY[;vid=<n>][;nme=<softkey_display_name>]

waar,

  • fnc= sd betekent functie=snelkiezen.

  • ext is de telefoon die met de lijntoets wordt gebeld.

  • vid is de lijnindex van de telefoon. Het is een optionele tekenreeks.

  • nme is de naam die op de telefoon wordt weergegeven voor de lijntoets voor snelkiezen. Het is een optionele tekenreeks.

Inert

inert

Sluit de lijntoets af om deze volledig uit te schakelen. De lijntoets is niet beschikbaar wanneer die zich in de inerte modus bevindt.

Syntaxis tekenreeks:

fnc=inert;

Voeg een menusnelkoppeling aan een programmeerbare softkey toe

U kunt een toets configureren als een snelkoppeling naar een telefoonmenu.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 2

Stel in de sectie Programmeerbare schermtoetsen het veld Programmeerbare schermtoetsen inschakelen in op Ja.

U kunt de parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:

<Programmable_Softkey_Enable ua="rw">Yes</Programmable_Softkey_Enable>

Stap 3

Configureer een PSK-veld van PSK 1 tot en met PSK 16 met een reeks in deze indeling:

fnc=shortcut;url=userpref;nme=User preferences

Waarbij:

  • FNC = snelkoppeling betekent functie = snelkoppeling naar telefoonmenu.

  • URL = userpref is het menu dat wordt geopend met deze lijnsleutel. In dit voorbeeld wordt het menu Gebruikersvoorkeuren gebruikt. Zie Sneltoetsen voor menu koppeling op PLK en PSK voor meer informatie over het toewijzen van snelkoppelingen .

  • NME = XXXX is de naam van de menusnelkoppeling die op de telefoon wordt weergegeven. In het voorbeeld worden op de softkey Gebruikersvoorkeuren weergegeven.

U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml). Voer een tekenreeks in met deze indeling:
<PSK_n ua="rw">fnc=shortcut;url=userpref;nme=User preferences</PSK_n>

Waarbij n het PSK-nummer is.

Stap 4

Voeg de geconfigureerde PSK toe aan de gewenste toetsenlijst.

Bijvoorbeeld: voeg de geconfigureerde PSK 2 toe aan de Lijst met inactieve sleutels. Voer een van de volgende acties uit:

  • Voeg PSK 2 toe aan het veld Lijst met inactieve sleutels.
    psk2;em_login;acd_login;acd_logout;astate;redial;cfwd;dnd;lcr;
  • Voer in het configuratiebestand (cfg.xml) een tekenreeks met deze notatie in:
    <Idle_Key_List ua="rw">psk2;em_login;acd_login;acd_logout;astate;redial;cfwd;dnd;lcr;</Idle_Key_List>

Stap 5

Klik op Submit All Changes.


LDAP Unified-zoekopdracht inschakelen

U kunt de unified zoekopdracht inschakelen in de LDAP-namenlijst. U kunt dan elke waarde als een filter opgeven. Bijvoorbeeld naam, achternaam, toestel of telefoonnummer. De telefoon brengt het verzoek als een enkelvoudige zoekverzoek over.

Voordat u begint

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Telefoon.

Stap 2

Stel in de sectie LDAP de parameter Unified zoekopdracht inschakelen in op Ja om de LDAP Unified-zoekopdracht in te schakelen. Als de parameter is ingesteld op Ja, worden op de telefoon verzoeken met het filter OR doorgeschakeld.

Als u de waarde instelt op Nee, wordt er eenvoudig of geavanceerd gezocht op de telefoon en worden verzoeken met het filter AND doorgeschakeld.

De standaardwaarde is Nee.

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<LDAP_Unified_Search_Enable>Ja</LDAP_Unified_Search_Enable>

Voorwaarden op basis van de parameterwaarden Bladermodus inschakelen en Unified zoekopdracht inschakelen:

  • De parameter Bladermodus inschakelen is Nee en de parameter Unified zoekopdracht inschakelen is Nee: wanneer de gebruiker de LDAP-namenlijst op de telefoon kiest, worden op het scherm Aanvraag LDAP-server de menu's Eenvoudige zoekopdracht en Geavanceerde zoekopdracht weergegeven.

  • De parameter Bladermodus inschakelen is Nee en de parameter Unified zoekopdracht inschakelen is Ja: wanneer de gebruiker de LDAP-adressenlijst kiest, gaat de telefoon rechtstreeks naar het LDAP-aanvraagformulier (unified zoekscherm). Als het zoekvak leeg is, worden in de zoekopdracht alle contactpersonen uit de adressenlijst weergegeven.

  • De parameterBladermodus inschakelen is Ja en de parameter Unified zoekopdracht inschakelen is Nee: wanneer de gebruiker naar de LDAP-namenlijst gaat en op de schermtoets Optie klikt, worden op de telefoon de menu's Eenvoudige zoekopdracht en Geavanceerde zoekopdracht weergegeven.

  • De parameterBladermodus inschakelen is Ja en de parameter Unified zoekopdracht inschakelen is Ja: wanneer de gebruiker naar de LDAP-namenlijst gaat en op de schermtoets Optie klikt, wordt op de telefoon het menu Zoeken weergegeven. Nadat u op het menu Zoeken hebt geklikt, wordt het unified zoekscherm LDAP-aanvraagformulier geopend.

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


Een lijntoets afsluiten

U kunt een lijntoets afsluiten door de inerte modus voor die lijntoets vanaf de webpagina van de telefoon in te stellen. Wanneer de lijntoets zich in de inerte modus bevindt, wordt die volledig uitgeschakeld. De LED voor de lijntoets is bijvoorbeeld uitgeschakeld, er wordt geen pictogram of tekst naast de lijntoets weergegeven en de knop voor de lijntoets reageert niet. Met andere woorden, de lijntoets is definitief niet meer beschikbaar.

Voordat u begint

Open de beheerwebinterface van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Schakel de lijntoets uit die de inerte modus gebruikt. Voer een van de volgende handelingen uit op de webpagina van de telefoon:

  • Stel Toestel in op Uitgeschakeld voor de specifieke lijntoets op het tabblad Spraak > Telefoon.

    U kunt de lijntoets ook uitschakelen in het configuratiebestand (cfg.xml):
    <Extension_n_ ua="na">Disabled</Extension_n_>

    waarbij n het toestelnummer is.

  • Stel Lijn inschakelen in op Nee voor de specifieke lijntoets op het tabblad Spraak > Toestel (n).

    U kunt de lijntoets ook uitschakelen in het configuratiebestand (cfg.xml):
    <Line_Enable_n_ ua="na">No</Line_Enable_n_>

    waarbij n het toestelnummer is.

Stap 2

(optioneel) Als u de lijntoets niet handmatig wilt uitschakelen, zoals wordt beschreven in stap 1, kunt u de functie Directe PLK-configuratie inschakelen. Zie Directe PLK-configuratie inschakelen voor meer informatie.

Stap 3

De inerte modus voor de specifieke lijntoets instellen.

  1. Selecteer Spraak > Telefoon.

  2. Selecteer de beoogde lijntoets.

  3. Voer in de parameter Uitgebreide functie een tekenreeks in de volgende indeling in:

    fnc=inert;

    Waarbij fnc=inert betekent functie=inert.

    U kunt deze parameter ook configureren in het telefoonconfiguratiebestand (cfg.xml). De parameter is lijnspecifiek. Voer een tekenreeks in met deze indeling:

    <Extended_Function_n_ ua="na">fnc=inert;</Extended_Function_n_>

    waarbij n het toestelnummer is.

  4. Klik op Submit All Changes.


Ondersteuning van LLDP X-SWITCH-INFO inschakelen voor E911

U kunt de ondersteuningsfunctie LLDP X-SWITCH-INFO inschakelen door een extra kop (genaamd ′X-SWITCH-INFO′) toe te voegen aan het sip-bericht REGISTER. Dit bericht bevat de volgende switch-informatie zoals geadverteerd in de gegevenseenheid LLDP:

Voordat u begint

  • Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

  • Zorg dat u de SIP-registratie hebt geconfigureerd in Ext n en dat de Ext n goed kan worden geregistreerd op de server.

Procedure


Stap 1

Selecteren Spraak > Systeem > Optionele netwerkconfiguratie.

Stap 2

Selecteer Ja voor de parameter Ondersteuning X-SWITCH-INFO.

Als u de functie wilt uitschakelen, selecteert u Nee.

U kunt deze parameter ook configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<X-SWITCH-INFO_Support ua=”na“>Yes</X-SWITCH-INFO_Support>

Standaardwaarde: No (Nee).

Stap 3

Doe het volgende voor vaste telefoons:

  1. Selecteer Spraak > Systeem > VLAN-instellingen > LLDP-MED inschakelen.

Stap 4

Klik op Submit All Changes.


PoE-vermogensdistributie

Voer deze taak uit om de PoE-vermogensdistributie van uw telefoon te beheren.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon. Zie De webinterface van de telefoon openen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Systeem.

Stap 2

Stel in de sectie Vermogensinstellingen de parameter PoE-vermogen vereist in op Normaal of Maximum.

In de modus Normaal distribueert de telefoon vermogen met een schakelaar via CDP/LLDP.

In de modus Maximum is vermogensdistributie uitgeschakeld. De telefoon geeft alleen zijn maximale vermogensbehoefte aan op basis van de PoE-klasse en het brontype van de inline-voeding (AT, AF).

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<PoE_Power_Required ua="na">Normal</PoE_Power_Required>

Opties: Normaal en Maximum

Standaard: Normaal

Stap 3

Klik op Submit All Changes.