Instellingen

Overzicht van telefooninstellingen

De beheerder kan de telefoon zo configureren dat de menu's voor het instellen beschikbaar zijn op het telefoonscherm of in de telefoonwebinterface. Als u een specifiek menu niet kunt vinden, neemt u contact op met de beheerder.

Instellingenoverzicht

U kunt uw telefoon op een aantal manieren aanpassen:

  • Vanuit de menu's van de telefoon, die u kunt openen met de knop Toepassingen . De algemene instellingenmenu's zijn:

    • Gebruikersvoorkeuren

    • Apparaatbeheer

  • Vanuit de webpagina van de telefoon.

Menu gebruikersvoorkeuren

U kunt veel instellingen aanpassen voor de telefoon vanuit het menu Gebruikersvoorkeuren. Het menu groepeert instellingen volgens de functies.

Gespreksvoorkeuren

Met het menu Gebruikersvoorkeuren > Gespreksvoorkeuren kunt u instellen hoe uw telefoon gesprekken afhandelt.

Gesprekken vanaf uw telefoon doorschakelen

U kunt de telefoon zo instellen dat binnenkomende gesprekken worden doorgeschakeld nadat u hebt genavigeerd naar het scherm Instellingen oproep doorsturen.

Er zijn twee andere methoden om de services voor het doorschakelen van gesprekken in te stellen. Zie Gesprekken doorschakelen voor het instellen van de services voor het doorschakelen van gesprekken via een specifieke schermtoets. Zie Gesprekken doorschakelen met de webpagina van de telefoon voor het instellen van de services voor het doorschakelen van gesprekken via de webpagina van de telefoon.

Voordat u begint

De beheerder moet de services voor het doorschakelen van gesprekken activeren.

De beheerder schakelt de synchronisatie van de functieactiveringscode uit voor gesprek doorschakelen. Als deze optie is geactiveerd, wijzigt het scherm Instellingen oproep doorsturen naar alleen-lezen, maar u kunt de instellingen voor de service voor het doorschakelen van alle gesprekken nog steeds wijzigen door op het hoofdscherm op Doorschakelen of Alles doorschakelen te drukken. Zie Alle gesprekken doorschakelen activeren met de functie voor activeringscode synchroniseren voor meer informatie.

Procedure

Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Gebruikersvoorkeuren > Gespreksvoorkeuren > Gesprek doorschakelen om toegang te krijgen tot het scherm Instellingen oproep doorsturen.

Stap 3

Selecteer een service voor het doorschakelen van gesprekken.

  • Alle gesprekken doorschakelen: alle binnenkomende gesprekken doorschakelen naar een ander telefoonnummer.
  • Doorschakelen bezet: een binnenkomend gesprek moet worden doorgeschakeld naar een doeltelefoonnummer wanneer de lijn bezet is.
  • Doorschakelen geen antwoord: een binnenkomend gesprek moet worden doorgestuurd naar een doeltelefoonnummer wanneer het gesprek niet wordt beantwoord.

Stap 4

Activeer de service voor het doorschakelen van gesprekken door op de knop Selecterente drukken in de navigatiecluster.

Stap 5

wijs een doeltelefoonnummer toe voor de service voor het doorschakelen van gesprekken.

  • (6821) Alle gesprekken doorschakelen: hiermee geeft u het telefoonnummer op om alle binnenkomende gesprekken naar door te schakelen.
  • (6841, 6851 en 6861) Alle gesprekken doorschakelen: hiermee geeft u het telefoonnummer op om alle binnenkomende gesprekken naar door te schakelen.
  • (6821) Doorschakelen bezet: hiermee geeft u het telefoonnummer op waarnaar u het inkomende gesprek wilt doorsturen wanneer de lijn bezet is.
  • (6841, 6851 en 6861) Bezet nr doorsturen: hiermee geeft u het doeltelefoonnummer aan waarnaar u het inkomende gesprek wilt doorschakelen wanneer de lijn bezet is.
  • (6821) Gesprekken doorschakelen bij geen gehoor: hiermee geeft u het telefoonnummer op waarnaar u het volgende gesprek wilt doorschakelen wanneer het gesprek niet wordt beantwoord.
  • (6841, 6851 en 6861) Gesprekken doorschakelen bij geen gehoor: hiermee geeft u het telefoonnummer op waarnaar u het volgende gesprek wilt doorschakelen wanneer het gesprek niet wordt beantwoord.
  • (alle modellen) Doorschakelen bij geen antwoord na een bepaalde tijd: hiermee geeft u een vertragingstijd op voor beantwoorden.

    Opmerking

     
    • Als de beheerder synchronisatie van functietoetsen (Feature Key Synchronization, FKS) en XSI-synchronisatie voor gesprekken doorschakelen op uw telefoon uitschakelt, kunt u de waarde invoeren als het aantal seconden waarna het gesprek moet worden doorgeschakeld.

    • Als de beheerder synchronisatie van FKS of XSI voor gesprekken doorschakelen op uw telefoon activeert, kunt u het aantal keren overgaan invoeren waarna het gesprek moet worden doorgeschakeld.

De instellingen voor het doorschakelen van gesprekken op de telefoon worden alleen van kracht wanneer FKS en XSI zijn uitgeschakeld. Neem voor meer informatie contact op met de beheerder.

Stap 6

(optioneel) Wijs een telefoon nummer toe via de schermtoets Contactpersonen.

  1. Selecteer in het scherm Instellingen oproep doorsturen een van de services voor het doorschakelen van gesprekken.

  2. Selecteer Alle gesprekken doorschakelen, Gesprekken doorschakelen bij bezet of Gesprekken doorschakelen bij geen antwoord op basis van de service voor het doorschakelen van de gesprekken die u hebt geselecteerd, en druk vervolgens op de schermtoets Contactpersonen.

    Voor 6821 zijn de servicenamen Alles doorschakelen, Doorschakelen bezet en Nummer doorschakelen bij geen gehoor.

  3. Zoek naar een contactpersoon. Zie Een contactpersoon in meerdere telefoonlijsten zoeken voor meer informatie.

  4. Druk op Bellen om het gewenste telefoonnummer toe te wijzen.

    U ziet dat het doeltelefoonnummer naast de service voor het doorschakelen van gesprekken wordt weergegeven.

Stap 7

Druk op Instellen om de instellingen toe te passen.

Stap 8

Controleer of de instelling van kracht is door te zoeken naar het pictogram gesprek doorschakelen . Het pictogram wordt weergegeven met een doelnummer in de linkerbovenhoek of in het midden van het telefoonscherm.

Nadat u een van de services voor het doorschakelen van gesprekken activeert, verandert de schermtoets Doorschakelen of Alles doorschakelen naar respectievelijk Wis Doorsch. of Alles doorsch. U kunt op de schermtoets drukken om de service of services voor het doorschakelen van gesprekken uit te schakelen, terwijl het doeltelefoonnummer blijft bestaan.

Alles doorsch. schakelt alleen de service voor het doorschakelen van alle gesprekken uit en Doorsch. schakelt alle services voor het doorschakelen van gesprekken uit.

Als de instellingen voor het doorschakelen van gesprekken op de telefoon niet werken, neemt u contact op met de beheerder.


Voicemail instellen op uw telefoon

Als uw beheerder geen telefoonnummer voor persoonlijke voicemail heeft ingesteld op uw telefoon, kunt u dit zelf instellen.
Procedure

Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Gebruikersvoorkeuren > Gespreksvoorkeuren.

Stap 3

Voer uw persoonlijke voicemailnummer in bij Voicemail.

Stap 4

Druk op Instellen.


Beller-id blokkeren

U kunt uw nummerweergave blokkeren om te voorkomen dat uw naam en telefoonnummer worden weergegeven op het scherm van de ontvanger wanneer u een gesprek voert. Met deze functie kunt u privacy behouden.

Voordat u begint

Uw beheerder schakelt de functie voor het blokkeren van nummerweergave in op uw telefoon.

Uw beheerder schakelt de functie voor het blokkeren van nummerweergave in op de XSI BroadWorks-server.

Procedure

Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Gebruikersvoorkeuren > Gespreksvoorkeuren.

Stap 3

Selecteer Nummerweergave blokkeren.

Stap 4

Druk op Selecteren om het blokkeren van nummerweergave in of uit te schakelen.

Als de beheerder de functie voor het blokkeren van nummerweergave inschakelt op de XSI BroadWorks-server, haalt de telefoon deze waarde op van de server en ziet u de waarde die de beheerder heeft ingesteld op de server. U kunt de waarde vervolgens wijzigen in het menu Nummerweergave blokkeren op de telefoon.

Stap 5

Druk op Instellen om de wijziging op te slaan.


Een anoniem gesprek blokkeren

U kunt een binnenkomend gesprek dat geen gespreksinformatie bevat blokkeren voor een bepaalde lijn of alle lijnen.

Als uw beheerder synchronisatie voor Anonieme gesprekken afwijzen tussen een lijn en een BroadSoft XSI-service heeft ingeschakeld, is uw instelling alleen van toepassing op de specifieke lijn in plaats van op alle lijnen. Meestal is de instelling van toepassing op alle lijnen, behalve voor de lijnen waarvoor de synchronisatie is ingeschakeld.

Procedure

Stap 1

Druk op het navigatiecluster, omhoog of omlaag, om een telefoonlijn te selecteren.

Stap 2

Druk op Toepassingen .

Stap 3

Selecteer Gebruikersvoorkeuren > Gespreksvoorkeuren > Anoniem gesprek blokkeren.

Stap 4

Selecteer Aan als u het gesprek zonder gespreksinformatie wilt blokkeren of selecteer Uit om het gesprek toe te staan.

Stap 5

Druk op Instellen om de instelling op te slaan.


Niet storen inschakelen voor een specifieke lijn

Stel Niet storen (NST) in om uw telefoon te dempen en meldingen van binnenkomende gesprekken te onderdrukken als u niet wilt worden afgeleid. U kunt alle binnenkomende gesprekken onderdrukken of u kunt een melding over een specifieke beller onderdrukken.

Procedure

Stap 1

Selecteer een telefoonlijn met behulp van de navigatiecluster.

Stap 2

Druk op Toepassingen .

Stap 3

Selecteer Gebruikersvoorkeuren > Belvoorkeuren > Niet storen.

Stap 4

Selecteer Aan om NST in te schakelen of selecteer Uit om NST uit te schakelen.

Stap 5

Druk op Instellen om de instelling op te slaan.


De toon voor wachtend gesprek beheren

Wanneer u met iemand praat en tegelijkertijd een ander gesprek ontvangt, kunt u de telefoon instellen om een toon te geven voor het wachtende gesprek.

Procedure

Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Gebruikersvoorkeuren > Gespreksvoorkeuren > Wachtend gesprek.

Stap 3

Druk op Aan als u een toon wilt voor wachtende gesprekken of druk op Uit als u dit niet wilt.

Stap 4

Selecteer Instellen om de wijzigingen toe te passen.


Een gesprek beveiligen

U kunt gesprekken coderen om deze te beveiligen tegen afluisteren. U kunt de functie voor gespreksbeveiliging instellen voor alle uitgaande gesprekken of voor een specifiek gesprek.

Procedure

Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Gebruikersvoorkeuren > Gespreksvoorkeuren > Beveiligd gesprek.

Stap 3

Selecteer Aan om de functie voor gespreksbeveiliging in te schakelen of selecteer Uit om de functie voor gespreksbeveiliging uit te schakelen.

Stap 4

Druk op Instellen om de instelling op te slaan.


Een pagina Automatisch beantwoorden instellen

Procedure

Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Gebruikersvoorkeuren > Gespreksvoorkeuren > Pagina Automatisch beantwoorden.

Stap 3

Selecteer Aan om de Pagina Automatisch beantwoorden in te schakelen of selecteer Uit om de Pagina Automatisch beantwoorden uit te schakelen.

Stap 4

Druk op Instellen om de wijzigingen op te slaan.


De sneltoets Gemist gesprek inschakelen

Wanneer u de snelkoppeling voor gemist gesprek inschakelt, kunt u de schermtoets OntvOp gebruiken om de persoon wiens gesprek u hebt gemist te bellen.

Procedure

Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Gebruikersvoorkeuren > Gespreksvoorkeuren > Sneltoets gemist gesprek.

Stap 3

Druk op Aan als u de sneltoets wilt gebruiken of druk op Uit als u deze niet wilt gebruiken.

Stap 4

Selecteer Instellen om de wijzigingen toe te passen.


Meerdere locaties voor een BroadWorks XSI-gebruiker toevoegen

U kunt meerdere locaties toevoegen aan uw toestelnummer. Hiermee kunt een inkomende oproep naadloos vanaf uw telefoon verplaatsen naar andere mobiele telefoons of bureautelefoons die zijn toegevoegd aan uw toestelnummer.
Voordat u begint
De beheerder heeft de functie Overal ingeschakeld op het toestel.
Procedure

Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Gebruikersvoorkeuren > Gespreksvoorkeuren.

Stap 3

Selecteer Overal.

Stap 4

(optioneel) Selecteer een lijn als BroadWorks Overal op meerdere lijnen is geconfigureerd.

Stap 5

Voeg een contactnummer en naam toe in het scherm Locaties.

De maximumlengte van een naam die u kunt invoeren, is 25 tekens. U kunt het veld Naam ook leeg laten.

Maximumlengte van een nummer die u kunt invoeren is 20.

Stap 6

Schakel de locatie in of uit.

Stap 7

Druk op Opslaan om de locaties toe te voegen aan de lijst Locaties.


Wachtend gesprek inschakelen

U kunt wachtend gesprek inschakelen voor een specifieke lijn of alle lijnen. Als dit is ingeschakeld, kunt u de oproepmelding ontvangen (ƩƩn pieptoon en de lijnknop knippert rood) tijdens een actief gesprek.

Als uw beheerder synchronisatie voor wachtend gesprek tussen een lijn en een BroadSoft XSI-service heeft ingeschakeld, is uw instelling alleen van toepassing op de specifieke lijn in plaats van op alle lijnen. Meestal is de instelling van toepassing op alle lijnen, behalve voor de lijnen waarvoor de synchronisatie is ingeschakeld.

Procedure

Stap 1

Druk op het navigatiecluster, omhoog of omlaag, om een telefoonlijn te selecteren.

Stap 2

Druk op Toepassingen .

Stap 3

Selecteer Gebruikersvoorkeuren > Gespreksvoorkeuren > Wachtend gesprek.

Stap 4

Selecteer Aan om een binnenkomend gesprek te beantwoorden dat overgaat tijdens een ander gesprek of selecteer Uit om de functie uit te schakelen.

Stap 5

Druk op Instellen om de instelling op te slaan.


Audiovoorkeuren

Met het menu Gebruikersvoorkeuren > Audiovoorkeuren kunt u beltonen aanpassen en instellen hoe u gesprekken wilt beantwoorden.

Een audioapparaat opgeven voor een gesprek

U kunt tegelijkertijd een analoge headset en een USB-headset op uw telefoon aansluiten. U kunt echter slechts ƩƩn headset tegelijk gebruiken.

Wanneer u meerdere headsets op de telefoon aansluit, kunt u kiezen welk audioapparaat u voor een gesprek gebruikt. Uw keuze geldt wanneer u een gesprek start of beantwoordt met een lijntoets of de bijbehorende schermtoets.

Procedure

Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Gebruikersvoorkeuren > Audiovoorkeuren > Voorkeursaudioapparaat.

Stap 3

Druk op Selecteren om een van de opties te kiezen:

  • Geen: selecteert het laatst gebruikte audioapparaat.
  • Luidspreker: selecteert de luidspreker als audioapparaat.
  • Hoofdtelefoon: selecteert een hoofdtelefoon als audioapparaat.

Stap 4

Druk op Instellen om een selectie op te slaan.


De beltoon wijzigen

U kunt een beltoon instellen voor een inkomende oproep.

Procedure

Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Gebruikersvoorkeuren > Beltoon > Toestel (n) - Beltoon, waarbij n het toestelnummer is.

Stap 3

Blader door de lijst met beltonen en druk op Afspelen om een voorbeeld te horen.

Stap 4

Druk op Selecteren en vervolgens op Instellen om een selectie op te slaan.


Schermvoorkeuren

In het menu Gebruikersvoorkeuren > Schermvoorkeuren kunt u de weergaveopties voor scherm van uw telefoon instellen.

De schermbeveiliging wijzigen

U kunt schermbeveiliging voor uw telefoon instellen, opgeven hoe deze wordt weergegeven en hoe lang de telefoon buiten gebruik moet zijn, voordat de schermbeveiliging verschijnt.

Procedure

Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Gebruikersvoorkeuren > Schermvoorkeuren > Schermbeveiliging.

Stap 3

Selecteer Aan om de schermbeveiliging in te schakelen en selecteer Uit om die uit te schakelen.

Stap 4

Selecteer Instellingen schermbeveiliging om de instellingen te kiezen:

  • Type schermbeveiliging: kies een van de volgende opties:

    • Klok: een ronde klok met achtergrond.

    • Foto oph.: een afbeelding wordt gepusht vanaf de webpagina van de telefoon.

    • Logo: hiermee wordt er een logo als schermbeveiliging van de telefoon weergegeven. Deze afbeelding wordt toegevoegd in het veld Logo-URL van de webpagina van de telefoon.

  • Act. interval: geef het aantal seconden op dat de telefoon buiten gebruik moet zijn voordat de schermbeveiliging wordt ingeschakeld.

  • Vern.interval: geef het aantal seconden op voordat de schermbeveiliging wordt vernieuwd (als u bijvoorbeeld hebt gekozen voor roterende foto's).

Stap 5

Druk op Instellen.


De timer van de achtergrondverlichting instellen

U kunt de tijdsduur aanpassen waarvoor het LCD-scherm helder is voordat deze automatisch omlaag wordt gezet.

Procedure

Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Gebruikersvoorkeuren > Schermvoorkeuren > Timer achtergrondverlichting.

Stap 3

Druk op Selecteren om door de lijst te schuiven en een duur te selecteren voor hoelang de achtergrondverlichting aan moet blijven:

  • 10 seconden.

  • 20 seconden

  • 30 seconden.

  • Altijd aan

  • Uit

Stap 4

Druk op Instellen om de selectie toe te passen.


De helderheid of het contrast van het telefoonscherm aanpassen

Procedure

Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Gebruikersvoorkeuren > Schermvoorkeuren en selecteer Contrastniveau of Helderheid van display (alleen voor 6871).

Stap 3

Druk op het Navigatiecluster omhoog of omlaag om de helderheid te verhogen of te verlagen.

Stap 4

Druk op Opslaan.


De achtergrond van de telefoon instellen

U kunt de achtergrond van het telefoonscherm selecteren.

Procedure

Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Gebruikersvoorkeuren > Schemvoorkeuren > Achtergrond.

Stap 3

Druk op Selecteren om door de lijst te schuiven en selecteer een achtergrondafbeelding.

Stap 4

Druk op Instellen om de selectie toe te passen.


Voorkeuren voor Apparatuur van telefoonoperator

Met het menu Gebruikersvoorkeuren > Voorkeuren Apparatuur van telefoonoperator kunt u aanpassen hoe gesprekken worden weergegeven.

Weergavemodus wijzigen

Procedure

Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Gebruikersvoorkeuren > Voorkeuren beantwoordersconsole > Weergavemodus.

De volgende opties zijn beschikbaar:

  • Naam

  • Ext

  • Beide

Stap 3

Kies de weergavemodus en druk op Instellen.


Wi-Fi-instellingen

Wi-Fi-instellingen zijn alleen beschikbaar op Cisco IP-telefoon 6861 voor meerdere platforms.

U kunt de Wi-Fi-instellingen voor uw telefoon aanpassen via het menu Wi-Fi-configuratie onder het menu Netwerkconfiguratie op de telefoon. Sommige Wi-Fi-instellingen zijn ook beschikbaar op de telefoonwebpagina.

De telefoon verbinden met een draadloos netwerk bij de eerste keer opstarten

De telefoon zoekt automatisch naar beschikbare Wi-Fi-netwerken in een van de volgende situaties:

  • wanneer de telefoon voor het eerst wordt opgestart zonder netwerkverbinding.

  • wanneer de telefoon niet is verbonden met een netwerk nadat de fabrieksinstellingen zijn hersteld.

Er wordt een lijst met beschikbare Wi-Fi-netwerken weergegeven nadat het Wi-Fi-scanproces is voltooid.

Procedure


Stap 1

Selecteer een Wi-Fi-netwerk in de lijst.

U ziet de volgende opties:

  • Scan: de telefoon scant opnieuw naar beschikbare netwerken.

  • Instellingen: hiermee opent u de pagina Wi-Fi instellen.

  • Overslaan: het bericht Als u deze stap overslaat, dient u het netwerk handmatig te configureren wordt weergegeven. Als u bevestigt dat u de pagina Verbinden met Wi-Fi wilt overslaan, wordt de schermtoets Wi-Fi-scan weergegeven.

Stap 2

Druk op Instellingen en vul de velden in.

Stap 3

Druk op Verbinden.


Wi-Fi-scan activeren met schermtoets

U kunt de schermtoets Wi-Fi-scan gebruiken om te zoeken naar beschikbare draadloze netwerken. De schermtoets wordt op het telefoonscherm weergegeven in een van de volgende situaties:

  • wanneer u de Wi-Fi-verbinding overslaat bij de eerste keer opstarten zonder bekabelde netwerkverbinding

  • wanneer de telefoon geen netwerkverbinding verliest en de telefoon-Wi-Fi is ingeschakeld


Opmerking


De schermtoets Wi-Fi-scan wordt niet weergegeven als Wi-Fi-type is ingesteld op WPS.


Procedure


Stap 1

Druk op de schermtoets Wi-Fi-scan wanneer deze op het telefoonscherm wordt weergegeven.

Het bericht Wi-Fi-scan wordt uitgevoerd weergegeven. Nadat de scan is voltooid, wordt een lijst met netwerken weergegeven. U ziet de volgende opties:
  • Scan: scan voor beschikbare netwerken.

  • Selecteren: hiermee opent u de pagina Wi-Fi instellen.

  • Annuleren: hiermee sluit u de netwerklijst.

Stap 2

Selecteer een Wi-Fi-netwerk in de lijst.

Stap 3

Druk op Selecteren en vul de velden in.

Stap 4

(Optioneel) Druk op Opslaan om de instellingen als Wi-Fi-profiel op te slaan. U kunt later met het profiel verbinding maken met dit netwerk.

Stap 5

Druk op Verbinden.


Wi-Fi in- of uitschakelen via uw telefoon

U kunt de draadloze LAN van uw telefoon in- of uitschakelen via het menu Wi-Fi-configuratie. Het draadloze LAN van uw telefoon is standaard ingeschakeld.

Procedure


Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Netwerkconfiguratie > Wi-Fi-configuratie > Wi-Fi.

Stap 3

Druk op de knop Selecteren om de Wi-Fi in of uit te schakelen.

Stap 4

Druk op Instellen om de wijzigingen op te slaan.


Wi-Fi in- of uitschakelen via de webpagina van de telefoon

U kunt de draadloze LAN van uw telefoon in- of uitschakelen via de webpagina van de telefoon. Schakel Wi-Fi in zodat de telefoon automatisch of handmatig verbinding kan maken met een draadloos netwerk. Het draadloze LAN van uw telefoon is standaard ingeschakeld.

Procedure


Stap 1

Selecteer op de telefoonwebpagina User Login > Advanced > Voice > System.

Stap 2

Ga naar het gedeelte Wi-Fi Settings en stel het veld Phone-wifi-on in op Yes.

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


De telefoon handmatig met Wi-Fi verbinden

Wanneer u een Wi-Fi-profiel instelt, krijgt u de optie om de telefoon handmatig te verbinden met een draadloos netwerk. U kunt de verbinding tot stand brengen vanuit het scherm Wi-Fi-profiel of vanuit het scherm Wi-Fi-instellingen.

Het bovenste Wi-Fi-profiel in het scherm Wi-Fi-profiel wordt automatisch verbonden wanneer de telefoon wordt ingericht.

Voordat u begint

  • Schakel Wi-Fi in op uw telefoon.

  • Koppel uw telefoon los van het bekabelde netwerk.

Procedure


Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Netwerkconfiguratie > Wi-Fi-configuratie > Wi-Fi-profiel.

Stap 3

In het scherm Wi-Fi-profiel gebruikt u een van de acties om verbinding te maken met Wi-Fi.

  • Selecteer een van de geconfigureerde Wi-Fi-profielen en klik op Verbinden.
  • Druk op Zoeken en selecteer een draadloze verbinding in het scherm Verbinding maken met Wi-Fi. In het scherm Wi-Fi-instellingen geeft u waarden op in de velden en drukt u op Verbinden.

Zie de tabel Profielparameter in de Een Wi-Fi-profiel instellen vanaf de telefoon voor de veldwaarden.


Uw telefoon via WPS met het draadloze netwerk verbinden

Wi-Fi Protected Setup (WPS) zorgt voor een eenvoudigere manier om uw telefoon met een draadloos netwerk te verbinden. Met WPS hoeft u de gedetailleerde instellingen voor het toegangspunt niet in te voeren, zoals dat bij de verbinding via het Wi-Fi-profiel wel het geval is. U kunt de WPS-knop op uw toegangspunt of de PIN-code gebruiken om via WPS verbinding te maken met het netwerk.

De optie WPS is alleen beschikbaar in het menu op het scherm van de telefoon. Op de telefoonwebpagina kunt u uw telefoon alleen configureren om via een Wi-Fi-profiel verbinding te maken met een draadloos netwerk.

Voordat u begint

Schakel WPS in op uw toegangspunt.

Procedure


Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Netwerkconfiguratie > Wi-Fi-configuratie > Wi-Fi-type.

Stap 3

Druk op de navigatietoets om het Wi-Fi-type over te schakelen naar WPS.

Stap 4

Druk op Instellen.

Drukknopconfiguratie en PIN-configuratie worden onder Wi-Fi-type weergegeven. Voer een van de volgende stappen uit om verbinding te maken met het netwerk.

Stap 5

Maak via de WPS-knop op uw toegangspunt verbinding met het netwerk.

  1. Selecteer Drukknopconfiguratie.

  2. Druk op de WPS-knop op uw toegangspunt.

    De naam van de knop kan afwijken op uw toegangspunt.

  3. Druk op Doorgaan op uw telefoon.

Stap 6

Maak verbinding met het netwerk met een PIN-code.

  1. Selecteer PIN-configuratie.

    Er wordt een PIN-code van 8 cijfers op het scherm van uw telefoon weergegeven.
  2. Ga naar de webpagina van uw toegangspunt en voer de PIN-code in.

    De procedure voor de invoer van de PIN-code kan verschillen op uw toegangspunten. Raadpleeg de betreffende gebruikershandleiding van uw toegangspunt voor meer informatie.


Bij een succesvolle verbinding of een verbindingsfout wordt de verbindingsstatus op het scherm van uw telefoon weergegeven.

Verbinding maken met een Wi-Fi-netwerk wanneer op uw telefoon een foutbericht voor verbinding wordt weergegeven

Als uw telefoon Wi-Fi ondersteunt, krijgt u statusinformatie als deze geen netwerkverbinding heeft wanneer de telefoon wordt opgestart. U ziet het bericht Verifieer uw internetinstellingen of neem contact op met uw serviceprovider.

Voordat u begint

De telefoon mag niet zijn aangesloten op met een Ethernet-kabel.

Procedure


Stap 1

Druk op Wi-Fi-scan.

Er wordt een lijst met Wi-Fi-netwerken weergegeven.

Stap 2

Druk op een van deze opties:

  • Scannen: als u opnieuw wilt scannen voor netwerken.

  • Selecteren: om het gemarkeerde netwerk te configureren.

Stap 3

Markeer een netwerk in de lijst.

Stap 4

Druk op Selecteren.

Stap 5

Selecteer een van de volgende opties:

  • Annuleren: hiermee gaat u terug naar het vorige scherm.

  • Opslaan: sla het netwerk op met de informatie die u hebt ingevoerd.

  • Verbinden: maak verbinding met het geselecteerde netwerk.

Stap 6

Druk op Verbinden.

Opmerking

 

De bovenstaande stappen zijn ook van toepassing als uw telefoon de netwerkverbinding verliest nadat deze is opgestart, en deze niet is aangesloten op een Ethernet-kabel.


Een Wi-Fi-profiel instellen vanaf de telefoon

U kunt maximaal vier Wi-Fi-profielen toevoegen. U kunt dit profiel gebruiken om uw telefoon te verbinden met een Wi-Fi-netwerk.

Procedure


Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Netwerkconfiguratie > Wi-Fi-configuratie > Wi-Fi-profiel.

Stap 3

In het scherm Wi-Fi-profiel verplaatst u naar een rij in de lijst waarop u het profiel wilt instellen.

Stap 4

Druk op de knop Selecteren.

U kunt ook drukken op Opties en vervolgens Bewerken selecteren.

Stap 5

In het scherm Profiel bewerken stelt u de parameters in zoals beschreven in de tabel Profielparameters.

Tabel 1. Profielparameters

Parameter

Beschrijving

Beveiligingsmodus

Hiermee kunt u de verificatiemethode selecteren die wordt gebruikt voor beveiligde toegang tot het Wi-Fi-netwerk. Afhankelijk van de methode die u kiest, wordt er een veld weergegeven voor wachtwoord, wachtwoordzin of sleutel weergegeven zodat u de referenties kunt opgeven om deel te nemen aan dit Wi-Fi-netwerk. Opties zijn:

  • Auto

  • EAP-FAST

  • PEAP-GTC

  • PEAP-MSCHAPV2

  • PSK

  • WEP

  • Geen

Standaard: PSK

Netwerknaam

Hiermee kunt u een naam invoeren voor de SSID's. Deze naam wordt weergegeven op de telefoon. Meerdere profielen kunnen dezelfde netwerknaam hebben met een verschillende beveiligingsmodus. Deze naam wordt weergegeven op de telefoon.

Gebruikers-id

Hiermee kunt u een gebruikers-id invoeren voor het netwerkprofiel.

Dit veld is beschikbaar wanneer u de beveiligingsmodus instelt op automatisch, EAP-FAST, PEAP-GTC of PEAP-MSCHAPV2. Dit is een verplicht veld en kan maximaal 32 alfanumerieke tekens bevatten.

Wachtwoord

Hiermee kunt u een wachtwoord invoeren voor het netwerkprofiel dat u maakt.

Dit veld is beschikbaar wanneer u de beveiligingsmodus instelt op automatisch, EAP-FAST, PEAP-GTC of PEAP-MSCHAPV2. Dit is een verplicht veld en kan maximaal 64 alfanumerieke tekens bevatten.

WEP-sleutel

Hiermee kunt u een wachtwoord invoeren voor het netwerkprofiel dat u maakt.

Dit veld is beschikbaar wanneer u de beveiligingsmodus instelt op WEP. Dit is een verplicht veld en kan maximaal 32 alfanumerieke tekens bevatten.

Wachtwoordzin

Hiermee kunt u een wachtwoord invoeren voor het netwerkprofiel dat u maakt. U moet deze waarde invoeren wanneer de beveiligingsmodus PSK is.

Frequentieband

Hiermee kunt u de frequentieband van het draadloze signaal kiezen dat wordt gebruikt in het WLAN. Opties zijn:

  • Auto

  • 2,4 GHz

  • 5 GHz

Standaard: automatisch

Stap 6

Druk op Opslaan.


Een Wi-Fi-profiel instellen

U kunt een Wi-Fi-profiel configureren op de webpagina van de telefoon of externe hersynchronisatie van het appraatprofiel en dit profiel vervolgens koppelen met de beschikbare Wi-Fi-netwerken. U kunt dit Wi-Fi-profiel gebruiken om verbinding te maken met een Wi-Fi-netwerk. U kunt maximaal vier profielen configureren.

Procedure


Stap 1

Selecteer op de telefoonwebpagina User Login > Advanced > Voice > System.

Stap 2

Stel de velden Wi-Fi Profile in met de informatie die uw beheerder heeft bezorgd.

Stap 3

Klik op Submit All Changes.

Als de telefoon een actief gesprek heeft, kunt u de wijzigingen niet opslaan.


Een Wi-Fi-profiel verwijderen

U kunt een Wi-Fi-profiel uit de lijst verwijderen wanneer het profiel niet meer nodig is.

Procedure


Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Netwerkconfiguratie > Wi-Fi-configuratie > Wi-Fi-profiel.

Stap 3

Selecteer in het scherm Wi-Fi-profiel het Wi-Fi-profiel dat u wilt verwijderen.

Stap 4

Druk op Opties.

Stap 5

Selecteer Verwijderen en bevestig het verwijderen.


De volgorde van een Wi-Fi-profiel wijzigen

U kunt de positie van een Wi-Fi-profiel in de lijst bepalen. Het Wi-Fi-profiel bovenaan de lijst heeft de hoogste prioriteit. Als de Wi-Fi is ingeschakeld, gebruikt de telefoon het Wi-Fi-profiel bovenaan de lijst om tijdens de inrichting automatisch verbinding te maken met een draadloos netwerk.

Procedure


Stap 1

Als u de volgorde van de Wi-Fi-profielen van de telefoon wijzigt, volg dan deze stappen:

  1. Druk op Toepassingen .

  2. Selecteer Netwerkconfiguratie > Wi-Fi-configuratie > Wi-Fi-profiel.

  3. In het scherm Wi-Fi-profiel scherm, selecteert u een Wi-Fi-netwerk waarvan u de volgorde wilt wijzigen.

  4. Druk op Opties.

  5. Selecteer Omhoog of Omlaag om het Wi-Fi-profiel ƩƩn niveau omhoog of ƩƩn niveau omlaag in de lijst te verplaatsen.

Stap 2

Als u de volgorde van de Wi-Fi-profielen van de telefoonwebpagina wijzigt, volg dan deze stappen:

  1. Selecteer op de telefoonwebpagina User Login > Advanced > Voice > System.

  2. Stel in het gedeelte Wi-Fi Profile (n) het veld Wi-Fi Profile Order in op de gewenste volgorde.

  3. Klik op Submit All Changes.


Een Wi-Fi-netwerk scannen en opslaan

U kunt een Wi-Fi-profiel scannen om de lijst met beschikbare draadloze netwerken (SSID) te krijgen. De beveiligingsmodus en de netwerknaam hebben dezelfde waarde als de gescande SSID. U kunt vervolgens de velden de draadloze netwerken bewerken. Wanneer u de wijzigingen opslaat, worden deze opgeslagen als een Wi-Fi-profiel in de lijst met Wi-Fi-profielen op de telefoon. U kunt dit nieuwe Wi-Fi-profiel vervolgens gebruiken om de telefoon met een draadloos netwerk te verbinden.


Opmerking


  • Wanneer de beveiligingsmodus van een draadloos netwerk op Geen, PSK en WEP is ingesteld, kunt u de beveiligingsmodus niet wijzigen. Op het scherm Beveiligingsmodus zie u alleen de beveiligingsmodus die voor het netwerk is ingesteld. Als de beveiligingsmodus van een netwerk bijvoorbeel is ingesteld op PSK, ziet u alleen PSK in het scherm Beveiligingsmodus.

  • Wanneer u een draadloos netwerk (SSID) scant dat het huidige verbonden netwerk is, kunt u de Netwerknaam van deze SSID niet bewerken.


Procedure


Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Netwerkconfiguratie > Wi-Fi-configuratie > Wi-Fi-profiel.

Stap 3

In het scherm Wi-Fi-profiel drukt u op Scannen om alle beschikbare draadloze netwerken op te halen.

Stap 4

(Optioneel) In het scherm Verbinding maken met Wi-Fi drukt u opnieuw op Scannen om de lijst opnieuw te scannen.

Stap 5

Selecteer een draadloos netwerk en druk op Selecteren of de knop Selecteren.

Stap 6

In het scherm Wi-Fi instellen stelt u de parameters in zoals beschreven in de tabel Profielparameters.

Tabel 2. Profielparameters

Parameter

Beschrijving

Beveiligingsmodus

Hiermee kunt u de verificatiemethode selecteren die wordt gebruikt voor beveiligde toegang tot het Wi-Fi-netwerk. Afhankelijk van de methode die u kiest, wordt er een veld weergegeven voor wachtwoord, wachtwoordzin of sleutel weergegeven zodat u de referenties kunt opgeven om deel te nemen aan dit Wi-Fi-netwerk. Opties zijn:

  • Auto

  • EAP-FAST

  • PEAP-GTC

  • PEAP-MSCHAPV2

  • PSK

  • WEP

  • Geen

Standaard: PSK

Netwerknaam

Hiermee kunt u een naam invoeren voor de SSID's. Deze naam wordt weergegeven op de telefoon. Meerdere profielen kunnen dezelfde netwerknaam hebben met een verschillende beveiligingsmodus. Deze naam wordt weergegeven op de telefoon.

Gebruikers-id

Hiermee kunt u een gebruikers-id invoeren voor het netwerkprofiel.

Dit veld is beschikbaar wanneer u de beveiligingsmodus instelt op automatisch, EAP-FAST, PEAP-GTC of PEAP-MSCHAPV2. Dit is een verplicht veld en kan maximaal 32 alfanumerieke tekens bevatten.

Wachtwoord

Hiermee kunt u een wachtwoord invoeren voor het netwerkprofiel dat u maakt.

Dit veld is beschikbaar wanneer u de beveiligingsmodus instelt op automatisch, EAP-FAST, PEAP-GTC of PEAP-MSCHAPV2. Dit is een verplicht veld en kan maximaal 64 alfanumerieke tekens bevatten.

WEP-sleutel

Hiermee kunt u een wachtwoord invoeren voor het netwerkprofiel dat u maakt.

Dit veld is beschikbaar wanneer u de beveiligingsmodus instelt op WEP. Dit is een verplicht veld en kan maximaal 32 alfanumerieke tekens bevatten.

Wachtwoordzin

Hiermee kunt u een wachtwoord invoeren voor het netwerkprofiel dat u maakt. U moet deze waarde invoeren wanneer de beveiligingsmodus PSK is.

Frequentieband

Hiermee kunt u de frequentieband van het draadloze signaal kiezen dat wordt gebruikt in het WLAN. Opties zijn:

  • Auto

  • 2,4 GHz

  • 5 GHz

Standaard: automatisch

Stap 7

Druk op Opslaan.


De Wi-Fi-status weergeven

U kunt problemen ondervinden met betrekking tot de Wi-Fi-verbinding. U kunt informatie verzamelen van de pagina Wi-Fi-status om uw beheerder te helpen bij het oplossen van de problemen.

U kunt ook de status weergeven vanaf de webpagina van de telefoon door Gebruikersaanmelding > Geavanceerd > Info > Status > Systeeminformatie te selecteren.

Procedure


Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Netwerkconfiguratie > Wi-Fi-configuratie > Wi-Fi-status.

U ziet de informatie:

  • Wi-Fi-status: hier wordt weergegeven of het Wi-Fi-netwerk is verbonden of niet.

  • Netwerknaam: geeft de naam van de SSID.

  • Signaalsterkte: geeft de sterkte aan van het netwerksignaal.

  • MAC-adres: geeft het MAC-adres van de telefoon.

  • AP MAC-adres: geeft het MAC-adres van het toegangspunt (SSID).

  • Kanaal: geeft het kanaal waarop het Wi-Fi-netwerk gegevens verzendt en ontvangt.

  • Frequentie: geeft de frequentieband gebruikt voor het draadloos signaal.

  • Beveiligingsmodus: geeft de beveiligingsmodus die is ingesteld voor het draadloze LAN-netwerk.


Wi-Fi-statusberichten op de telefoon weergeven

U kunt berichten over de status van de Wi-Fi-verbinding van uw telefoon bekijken. De berichten kunnen u helpen bij de diagnose van Wi-Fi-verbindingsproblemen. De berichten bevatten:

  • verbindingstijd en MAC-adres van het toegangspunt

  • verbrekingstijd en diagnosecode

  • tijd van verbindingsfout

  • tijd dat zwak signaal van het toegangspunt meer dan 12 seconden aanhoudt

  • de status van het firmwaregeheugen wanneer het vrije geheugen kleiner is 50K

  • de status van het verlies van het toegangspuntbaken wanneer de telefoon geen signaal kan ontvangen van het toegangspunt

  • de status van geen reactie op Wi-Fi-verificatie of koppelingsaanvragen

  • de status van de TX-fout

  • de status van WPS-verbindingsfout

Procedure


Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Status > Wi-Fi-berichten.

Stap 3

Gebruik de buitenste ring van de navigatiecluster om door de berichten te scrollen.

Stap 4

Druk op Details om meer details van het geselecteerd berichte weer te geven.

Stap 5

(Optioneel) Druk op Wissen om alle berichten te verwijderen.


HTTP-proxyinstellingen

U kunt via het menu HTTP-proxyinstellingen onder het menu Netwerkconfiguratie een HTTP-proxy op uw telefoon instellen. De HTTP-proxy-instellingen zijn ook beschikbaar op de webpagina van de telefoon.

Een proxyserver instellen met de automatische proxymodus

U kunt de automatische proxymodus kiezen om een HTTP-proxyserver op de telefoon in te stellen.

Procedure


Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Netwerkconfiguratie > HTTP-proxyinstellingen > Proxymodus.

Stap 3

Druk op de knop Selecteren van het navigatiecluster om Automatisch te kiezen.

Stap 4

Markeer Automatisch detecteren (WPAD), selecteer Aan om Web Proxy Auto-Discovery (WPAD) in te schakelen waarmee een PAC-bestand automatisch wordt opgehaald, en selecteer tot slot Uit om WPAD uit te schakelen.

Standaard wordt WPAD in de automatische proxymodus gebruikt.

Stap 5

(optioneel) Als u WPAD in de vorige stap uitschakelt, moet u verder een geldige PAC URL (Proxy Auto-Configuration) in PAC URL invoeren. Bijvoorbeeld:

http://proxy.department.branch.example.com/pac

Neem contact op met uw beheerder als u de PAC URL niet hebt.

Stap 6

Druk op Instellen om de instellingen toe te passen.


Een proxyserver instellen met de handmatige proxymodus

U kunt de handmatige proxymodus kiezen om een HTTP-proxyserver op de telefoon in te stellen.

Voordat u begint

Uw beheerder geeft u het serveradres en de poort van de proxyserver.

Procedure


Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Netwerkconfiguratie > HTTP-proxyinstellingen > Proxymodus.

Stap 3

Druk op de knop Selecteren van het navigatiecluster om Handmatig te kiezen.

Stap 4

Voer een geldige hostnaam of geldig IP-adres van een proxyserver in Proxy-host in.

Opmerking

 

Geef het schema (http:// of https://) niet op voor de proxy- host.

Stap 5

Voer een geldige serverpoort voor de opgegeven proxyserver in Proxypoort in.

Stap 6

(optioneel) Als uw proxyserver moet worden geverifieerd, markeert u Proxyverificatie en selecteert u vervolgens Aan.

Stap 7

(optioneel) Voer voor toegang tot de proxyserver uw gebruikersnaam en wachtwoord in.

Neem contact op met uw beheerder als u geen gebruikersnaam en wachtwoord hebt.

Stap 8

Druk op Instellen om de instellingen toe te passen.


Een proxyserver instellen op de webpagina van de telefoon

Voor het instellen van een HTTP-proxyserver vanaf de webpagina van de telefoon kunt u de automatische of de handmatige proxymodus kiezen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Systeem op de webpagina van de telefoon.

Stap 2

Stel in de sectie HTTP-proxyinstellingen de parameterwaarden in zoals wordt beschreven in de volgende tabel:

Tabel 3. HTTP-proxyinstellingen

Parameter

Beschrijving

Proxymodus

Kies de proxymodus voor de HTTP-proxy-instelling. Opties zijn:

  • Auto

  • Handmatig

  • Uit

Standaard: Uit

Automatisch ontdekken (WPAD) gebruiken

Selecteer Ja als u Web Proxy Auto-Discovery (WPAD) wilt gebruiken om automatisch een PAC-bestand (Proxy Auto-Configuration) te laten ophalen.

Als de parameter staat ingesteld op Nee, moet u PAC URL configureren.

Deze parameter is beschikbaar wanneer u de proxymodus instelt op Automatisch.

Standaard: Ja

PAC-URL

URL voor het opzoeken van het PAC-bestand.

Deze parameter is beschikbaar wanneer u de proxymodus instelt op Automatisch en Automatische detectie gebruiken (WPAD) op Nee.

Proxyhost

Serveradres (hostnaam of IP-adres) van de proxyserver.

Geef het schema niet op (http:// of https://).

Deze parameter is beschikbaar wanneer u de proxymodus instelt op Handmatig.

Proxypoort

Poortnummer van de proxyserver.

Deze parameter is beschikbaar wanneer u de proxymodus instelt op Handmatig.

De proxyserver moet worden geverifieerd

Selecteer Ja als de proxyserver moet worden geverifieerd. Selecteer anders Nee. De parameterconfiguratie hangt af van de werkelijke werking van de proxyserver.

Deze parameter is beschikbaar wanneer u de proxymodus instelt op Handmatig.

Gebruikersnaam

Voer een gebruikersnaam van een bekende gebruiker op de proxyserver in.

Deze parameter is beschikbaar wanneer u de proxymodus instelt op Handmatig en Proxyserver moet worden geverifieerd op Ja.

Wachtwoord

Voer een wachtwoord in voor de opgegeven gebruikersnaam voor het doel van de proxyverificatie.

Deze parameter is beschikbaar wanneer u de proxymodus instelt op Handmatig en Proxyserver moet worden geverifieerd op Ja.

Stap 3

Klik op Submit All Changes.


VPN-verbindingsinstellingen

U kunt via het menu VPN-instellingen onder het menu Netwerkconfiguratie een VPN-verbinding op uw telefoon instellen en inschakelen. U kunt de instellingen vereenvoudigen door de parameters voor de VPN-instellingen op de webpagina van de telefoon te configureren. Als u de VPN-verbinding wilt inschakelen, moet u de telefoon opnieuw opstarten.

Cisco IP Phone 6821 voor meerdere platforms ondersteunt geen VPN-verbindingen.

Een VPN-verbinding instellen

U kunt een VPN-verbinding op de telefoon instellen. Nadat u de procedure hebt uitgevoerd die in dit onderwerp wordt beschreven, zijn alleen de VPN-instellingen voltooid. U moet de VPN-verbinding toch inschakelen door de telefoon opnieuw handmatig of automatisch op te starten.

Zie Een VPN-verbinding instellen op de webpagina van de telefoon voor het instellen van de VPN-verbinding op de webpagina van de telefoon.

Cisco IP Phone 6821 voor meerdere platforms ondersteunt geen VPN-verbindingen.

Voordat u begint

De beheerder zorgt voor de noodzakelijke informatie die nodig is om een VPN-verbinding tot stand te brengen.

Procedure


Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Netwerkconfiguratie > VPN-instellingen.

Stap 3

Voer het IP-adres of de FQDN van een VPN-server in VPN-server in.

Stap 4

Voer de referenties in Gebruikersnaam en Wachtwoord in.

Stap 5

(optioneel) Voer indien nodig de naam van een tunnelgroep in Tunnelgroep in.

Als het veld leeg is, betekent dit dat er geen tunnelgroep wordt gebruikt voor deze VPN-verbinding.

Stap 6

Markeer Verbinden met VPN na opstarten en druk op de knop Selecteren van het navigatiecluster om Aan te selecteren.

Stap 7

Druk op Instellen om de instellingen op te slaan.

De VPN-instellingen zijn voltooid. Zie Een VPN-verbinding inschakelen voor meer informatie over het inschakelen van de VPN-verbinding.


Een VPN-verbinding inschakelen

U kunt een geconfigureerde VPN-verbinding inschakelen door uw telefoon automatisch opnieuw te laten opstarten. Zie Uw telefoon opnieuw opstarten voor het handmatig opnieuw opstarten van uw telefoon om de VPN-verbinding in te schakelen.

Voordat u begint

De VPN-instellingen zijn voltooid. Zie Een VPN-verbinding instellen of Een VPN-verbinding instellen op de webpagina van de telefoon voor meer informatie.

Procedure


Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Netwerkconfiguratie > VPN-instellingen.

Stap 3

Markeer VPN-verbinding inschakelen en druk op de knop Selecteren van het navigatiecluster om Aan te selecteren en de wijzigingen toe te passen.

Opmerking

 

Nadat u VPN-verbinding inschakelen hebt ingesteld op Aan, wordt geprobeerd de telefoon direct verbinding met de VPN-server te laten maken. Tegelijkertijd wordt de telefoon automatisch opnieuw opgestart.

Het duurt ongeveer ƩƩn minuut om de VPN-verbinding tot stand te brengen.

Nadat de telefoon opnieuw is opgestart, geeft het pictogram van de VPN-verbinding rechtsboven op het telefoonscherm aan dat de VPN-verbinding tot stand is gebracht.

Als de VPN-verbinding niet tot stand kan worden gebracht, staat VPN-verbinding inschakelen op Uit.

Stap 4

(optioneel) Bekijk de details van de VPN-verbinding. Bijvoorbeeld de status van de huidige VPN-verbinding en het VPN IP-adres. Zie De VPN-status weergeven voor meer informatie.


Een VPN-verbinding uitschakelen

U kunt een VPN-verbinding uitschakelen door uw telefoon automatisch of handmatig opnieuw op te starten.

Voordat u begint

Er is een VPN-verbinding ingeschakeld op uw telefoon.

Procedure


Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Netwerkconfiguratie > VPN-instellingen.

Stap 3

Markeer Verbinden met VPN na opstarten en druk op de knop Selecteren van het navigatiecluster om Uit te selecteren.

Stap 4

Druk op Instellen om de instelling op te slaan.

Stap 5

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Markeer VPN-verbinding inschakelen en selecteer Uit.

    Opmerking

     

    Nadat u VPN-verbinding inschakelen hebt ingesteld op Uit, wordt geprobeerd de verbinding van de VPN-server te verbreken. Tegelijkertijd wordt de telefoon automatisch opnieuw opgestart.

  • Zie Uw telefoon opnieuw opstarten voor het handmatig opnieuw opstarten van uw telefoon.

Het duurt ongeveer ƩƩn minuut om de VPN-verbinding te verbreken.

Nadat de telefoon opnieuw is opgestart, verdwijnt het pictogram van de VPN-verbinding van het telefoonscherm. Dit betekent dat de VPN-verbinding is uitgeschakeld.

Stap 6

(optioneel) Controleer of de VPN-verbinding is verbroken. Zie De VPN-status weergeven voor meer informatie.


Een VPN-verbinding instellen op de webpagina van de telefoon

U kunt een VPN-verbinding instellen op de webpagina van de telefoon.

U kunt dezelfde configuratie op uw telefoon gebruiken; zie Een VPN-verbinding instellen.

Cisco IP Phone 6821 voor meerdere platforms ondersteunt geen VPN-verbindingen.

Procedure


Stap 1

Selecteer Spraak > Systeem op de webpagina van de telefoon.

Stap 2

Stel in de sectie VPN-Instellingen de parameterwaarden in zoals wordt beschreven in de volgende tabel.

Tabel 4. VPN-instellingen

Parameter

Beschrijving

VPN-server

IP-adres of FQDN van de VPN-server.

Standaard: leeg

VPN-gebruikersnaam

Voer een gebruikersnaam voor een bekende gebruiker op de VPN-server in.

Standaard: leeg

VPN-wachtwoord

Voer voor toegang tot de VPN-server een wachtwoord voor de opgegeven gebruikersnaam in.

Standaard: leeg

VPN-tunnelgroep

Voer een tunnelgroep in die is toegewezen aan de VPN-gebruiker.

Met de tunnelgroep wordt het groepsbeleid voor de VPN-verbinding aangegeven.

Standaard: leeg

Verbinding maken na opstarten

Kies of uw telefoon automatisch moet worden verbonden met de VPN-server nadat de telefoon opnieuw is opgestart.

Standaard: Nee

Stap 3

Klik op Alle wijzigingen verzenden om de wijzigingen op te slaan.

De VPN-instellingen zijn voltooid. Zie Een VPN-verbinding inschakelen voor meer informatie over het inschakelen van de VPN-verbinding.


De VPN-status weergeven

U kunt de details van de VPN-verbinding controleren. Bijvoorbeeld de huidige VPN-status en het VPN IP-adres van uw telefoon.

U kunt de VPN-status ook op de webpagina van de telefoon bekijken door Info > Status > VPN-status te selecteren.

Procedure


Stap 1

Druk op Toepassingen .

Stap 2

Selecteer Status > VPN-status.

U kunt de volgende informatie weergeven:

  • VPN-verbinding: geeft aan of de telefoon verbinding maakt met de VPN-server. De status kan zijn Verbonden of Verbinding verbroken.

  • IP-adres van VPN: het IP-adres van VPN dat vanaf de VPN-server is toegewezen.

  • VPN-subnetmasker: het VPN-subnetmasker dat vanaf de VPN-server is toegewezen.

  • Verzonden bytes: het totale aantal bytes dat vanaf de telefoon via de VPN-server naar het netwerk is verzonden.

  • Ontvangen bytes: het totale aantal bytes dat de telefoon via de VPN-server van het netwerk heeft ontvangen.


Directie-instellingen

De instellingen voor directie zijn alleen beschikbaar op Cisco IP Phone 6871 voor meerdere platforms.

Als uw beheerder u als een directiegebruiker heeft geconfigureerd met een groep van assistenten, kunt u de volgende instellingen configureren om het beheer van uw gesprekken met uw assistenten te delen:

    • U kunt gespreksfiltering activeren of deactiveren. Als uw toestel verbinding maakt met de XSI BroadWorks-server, kunt u ook de gespreksfiltermodus en het type gespreksfiltering selecteren.

      Als gespreksfiltering is ingeschakeld, gaan uw inkomende oproepen naar uw assistenten volgens de criteria die uw beheerder heeft geconfigureerd.

      U ontvangt de inkomende oproepen die naar uw assistenten gaan ook, als de beheerder gespreksscreening voor u heeft ingeschakeld.

    • U kunt de aan-/afmeldstatus van uw assistenten controleren.

      De assistenten met de aanmeldstatus hebben controle over de gesprekken van de directeur.


    Belangrijk


    De menuopties die op het telefoonscherm worden weergegeven, zijn in de volgende gevallen anders:

    • Uw beheerder schakelt de synchronisatie van functietoetsen (Feature Key Synchronization, FKS) in voor uw toestelnummer.

    • Uw beheerder verbindt uw toestel met de XSI BroadWorks-server.


    Gespreksfiltering als directeur activeren

    Voer deze taak uit om gespreksfiltering te activeren. Als uw beheerder uw extensie configureert om verbinding te maken met de XSI BroadWorks-server, kunt u ook de gespreksfiltermodus en het type gespreksfiltering selecteren.

    Als gespreksfiltering actief is, gaan uw inkomende oproepen naar uw assistenten volgens de criteria die uw beheerder heeft geconfigureerd.

    U ontvangt de inkomende oproepen die naar uw assistenten gaan ook, als de beheerder gespreksscreening voor u heeft ingeschakeld. Als een gesprek wordt beantwoord door een assistent, ziet u het gesprek niet meer op uw toestel.


    Belangrijk


    Als u NST op uw telefoon activeert, ontvangen de assistenten uw inkomende oproepen niet.


    Kies de service-activeringscode die u hebt gekregen van uw beheerder of volg de procedure die hieronder wordt beschreven om gespreksfiltering te activeren.

    Voordat u begint

    Uw beheerder geeft u de directiegebruikersrechten.

    Uw beheerder configureert en schakelt de criteria voor het filteren van oproepen in op de XSI BroadWorks-server.

    Procedure


    Stap 1

    Voer een van de volgende handelingen uit:

    • Als uw beheerder de functie Directie op een lijntoets heeft geprogrammeerd, wordt op de telefoon Directie met de gespreksfilterstatus (Aan of Uit) weergegeven op het hoofdscherm. Druk op de lijntoets.
    • Als u de functie Directie niet op een lijntoets hebt geconfigureerd:
      1. Druk op Toepassingen .

      2. Selecteer Directie.

    Stap 2

    Volg de onderstaande procedure volgens de werkelijke menu's die worden weergegeven op de telefoon.

    • Als uw beheerder uw toestel configureert om verbinding te maken met de XSI BroadWorks-server:
      1. Selecteer Gespreksfilter > Gespreksfilter.

      2. Druk op om Aan te selecteren.

      3. Selecteer de modus en het type voor het gespreksfilter.

        • Gespreksfiltermodus: kies een van de volgende opties:

          • Eenvoudig: uw inkomende oproepen gaan naar uw assistenten volgens de criteria voor gespreksfiltering die in de eenvoudige modus zijn geconfigureerd.

          • Geavanceerd: uw inkomende oproepen gaan naar uw assistenten volgens de criteria voor gespreksfiltering die in de geavanceerde modus zijn geconfigureerd.

        • Gespreksfiltertype: kies een van de volgende opties:

          Opmerking

           

          Dit menu-item is beschikbaar wanneer de gespreksfiltermodus is ingesteld op Eenvoudig.

          • Alle oproepen: al uw inkomende oproepen gaan naar uw assistenten.

          • Interne gesprekken: als u en de bellers in dezelfde BroadSoft-groep zitten, gaan hun inkomende oproepen naar uw assistenten.

          • Externe gesprekken: als u en de bellers in dezelfde BroadSoft-groep zitten, gaan hun inkomende oproepen naar uw assistenten.

      4. Druk op Instellen om de wijzigingen toe te passen.

    • Als uw beheerder alleen de synchronisatie van functietoetsen (Feature Key Synchronization, FKS) inschakelt voor uw toestelnummer:
      1. Druk op de schermtoets Aan om gespreksfiltering te activeren.

      2. Druk op om af te sluiten.


    Gespreksfiltering als directeur deactiveren

    Als gespreksfiltering is uitgeschakeld, gaan geen van uw inkomende oproepen naar uw assistenten.

    Kies de service-activeringscode die u hebt gekregen van uw beheerder of volg de procedure die hieronder wordt beschreven om gespreksfiltering te deactiveren.

    Voordat u begint

    Uw beheerder geeft u de directiegebruikersrechten.

    Procedure


    Stap 1

    Voer een van de volgende handelingen uit:

    • Als uw beheerder de functie Directie op een lijntoets heeft geprogrammeerd, wordt op de telefoon Directie met de gespreksfilterstatus (Aan of Uit) weergegeven op het hoofdscherm. Druk op de lijntoets.
    • Als u de functie Directie niet op een lijntoets hebt geconfigureerd:
      1. Druk op Toepassingen .

      2. Selecteer Directie.

    Stap 2

    Volg de onderstaande procedure volgens de werkelijke menu's die worden weergegeven op de telefoon.

    • Als uw beheerder uw toestel configureert om verbinding te maken met de XSI BroadWorks-server:
      1. Selecteer Gespreksfilter > Gespreksfilter

      2. Druk op om Uit te selecteren.

      3. Druk op Instellen om de wijzigingen toe te passen.

    • Als uw beheerder alleen de synchronisatie van functietoetsen (Feature Key Synchronization, FKS) inschakelt voor uw toestelnummer:
      1. Druk op de schermtoets Uit om gespreksfiltering te deactiveren.

      2. Druk op om af te sluiten.


    Lijst van assistent controleren als directeur

    U kunt het menu Lijst met assistenten op de telefoon openen om te controleren welke assistenten aan u zijn toegewezen. In het menu wordt ook de aan- of afmeldstatus voor de toegewezen assistenten weergegeven.

    Voordat u begint

    De beheerder heeft ten minste ƩƩn assistent aan u toegewezen.

    Uw beheerder heeft uw toestelnummer geconfigureerd om verbinding te maken met de XSI BroadWorks-server. Anders wordt het menu Lijst met assistenten niet weergegeven op de telefoon.

    De beheerder heeft alfanumerieke nummering ingeschakeld. Anders kunt u niet bellen met een assistent vanuit de assistentenlijst.

    Procedure


    Stap 1

    Voer een van de volgende handelingen uit:

    • Als uw beheerder de functie Directie op een lijntoets heeft geprogrammeerd, wordt op de telefoon Directie met de gespreksfilterstatus (Aan of Uit) weergegeven op het hoofdscherm. Druk op de lijntoets.
    • Als u de functie Directie niet op een lijntoets hebt geconfigureerd:
      1. Druk op Toepassingen .

      2. Selecteer Directie .

    Stap 2

    Selecteert Lijst met assistenten.

    In het scherm Lijst met assistenten worden maximaal 10 assistenten op de telefoon weergegeven.

    Als de beheerder meerdere leidinggevenden op de telefoon configureert, worden in het scherm alleen de assistenten van de eerst beschikbare directeur weergegeven.

    Stap 3

    (optioneel) Als u een gesprek wilt voeren met een van uw assistenten, markeert u het telefoonnummer van de assistent en drukt u op Bellen.


    Directie-assistentinstellingen

    De instellingen voor directie-assistent zijn alleen beschikbaar op Cisco IP Phone 6871 voor meerdere platforms.

    Als uw beheerder u heeft geconfigureerd als een directie-assistent, kunt u de volgende instellingen configureren voor gedeeld beheer van de gesprekken van de directeur:

    • U kunt de gekoppelde leidinggevenden weergeven.

    • U kunt ervoor kiezen om wel of niet deel te nemen aan de groep assistenten van een directeur als uw beheerder deze optie heeft ingeschakeld voor de groep.

    • Als u deelneemt aan een groep en wilt dat iemand anders de oproepen beantwoordt namens de directeuren in plaats van u, kunt u gesprekken omleiden naar een nummer van uw keuze.

      U kunt gesprekken omleiden op elk moment deactiveren.

    • Als u deelneemt aan een groep, kunt u gespreksfiltering voor een directeur activeren of deactiveren.

      Als gespreksfiltering is ingeschakeld, ontvangen u en andere assistenten die zijn gekoppeld met de directeur de inkomende oproepen van de directeur volgens de criteria die door de beheerder zijn geconfigureerd.


    Belangrijk


    De menuopties die op het telefoonscherm worden weergegeven, zijn in de volgende gevallen anders:

    • Uw beheerder schakelt de synchronisatie van functietoetsen (Feature Key Synchronization, FKS) in voor uw toestelnummer.

    • Uw beheerder verbindt uw toestel met de XSI BroadWorks-server.


    Lijst van directie controleren als assistent

    U kunt het menu Lijst van directie op de telefoon openen om de leidinggevenden te controleren die de beheerder aan u heeft toegewezen. In het menu wordt ook uw huidige aan-/afmeldstatus voor de gekoppelde leidinggevenden weergegeven, samen met hun telefoonnummers.

    Voordat u begint

    De beheerder geeft u de gebruikersrechten van een assistent-gebruiker en zet u in de groep assistenten van de directeur.

    Uw beheerder heeft uw toestelnummer geconfigureerd om verbinding te maken met de XSI BroadWorks-server.

    Procedure


    Stap 1

    Voer een van de volgende handelingen uit:

    • Als uw beheerder de functie Assistent heeft geprogrammeerd op een lijntoets, drukt u op de lijntoets.
    • Als u niet de functie Assistent op een lijntoets hebt:
      1. Druk op Toepassingen .

      2. Selecteer Assistent .

    Stap 2

    Selecteer Lijst van directie.

    In het scherm Lijst van directie worden maximaal 10 leidinggevenden op de telefoon weergegeven.

    Als de beheerder meerdere assistenten op de telefoon configureert, worden in het scherm alleen de leidinggevenden van de eerst beschikbare assistent weergegeven.


    Deelnemen aan/niet meer deelnemen aan de groep van een directeur als een assistent

    Als u ervoor kiest deel te nemen aan de groep van een directeur, krijgt u gedeeld beheer van de gesprekken van de directeur.

    Als u ervoor kiest niet deel te nemen aan de groep van een directeur, krijgt u geen beheer van de gesprekken van de directeur.

    Als uw beheerder alleen de functie FSK (Feature Key Synchronization) activeert op uw toestelnummer, kiest u de juiste service-activeringscode die u hebt gekregen van uw beheerder om deel te nemen aan of niet deel te nemen aan de groep van een directeur. Sla de onderstaande procedure over.

    Als de beheerder uw toestel heeft geconfigureerd om verbinding te maken met de XSI BroadWorks-server, kunt u de betreffende service-activeringscode kiezen of de hieronder beschreven procedure volgen.

    Voordat u begint

    De beheerder geeft u de gebruikersrechten van een assistent-gebruiker en zet u in de groep assistenten van de directeur.

    De beheerder verleent u de bevoegdheid om u aan of af te melden bij de groep van de directeur.

    Procedure


    Stap 1

    Voer een van de volgende handelingen uit:

    • Als uw beheerder de functie Assistent heeft geprogrammeerd op een lijntoets, drukt u op de lijntoets.
    • Als u niet de functie Assistent op een lijntoets hebt:
      1. Druk op Toepassingen .

      2. Selecteer Assistent .

    Stap 2

    Selecteer Lijst van directie.

    Stap 3

    Selecteer een directeur met een assistentgroep bij wie u zich wilt aan- of afmelden.

    Stap 4

    Druk op voor de optie Opt-in om u aan te melden bij de groep van de directeur of kies Opt-out om u af te melden bij de groep van directuer.

    Stap 5

    Druk op Instellen om de wijzigingen toe te passen.


    Gespreksfiltering directeur activeren of deactiveren als directie-assistent

    Open het scherm Gespreksfilterom het filteren van oproepen te activeren of te deactiveren. Op het scherm wordt een lijst met directeurs gekoppeld aan alle assistenttoestelnummers op de telefoon samen met de gespreksfilterstatus (Aan of Uit).

    Als gespreksfiltering is ingeschakeld voor een directeur, ontvangen u en andere assistenten die zijn gekoppeld met de directeur de inkomende oproepen van de directeur volgens de criteria die door de beheerder zijn geconfigureerd.

    Als een gesprek wordt beantwoord door de directeur of een andere assistent, ziet u het gesprek niet meer op uw toestel.


    Belangrijk


    Gespreksfiltering activeren of deactiveren voor een directeur activeert of deactiveert de instelling voor alle assistenten in de groep van de directeur.


    Voordat u begint

    U bevindt zich in de groep assistenten van een directeur.

    Uw beheerder schakelt het menu-item Gespreksfilter in op het telefoonscherm.

    Procedure


    Stap 1

    Voer een van de volgende handelingen uit:

    • Als uw beheerder de functie Assistent heeft geprogrammeerd op een lijntoets, drukt u op de lijntoets.
    • Als u de functie Assistent niet op een lijntoets hebt:
      1. Druk op Toepassingen .

      2. Selecteer Assistent.

    Stap 2

    Volg de onderstaande procedure volgens de werkelijke menu's die worden weergegeven op de telefoon.

    • Als uw beheerder uw toestel configureert om verbinding te maken met de XSI BroadWorks-server:
      1. Selecteer Gespreksfilter.

      2. Markeer een leidinggevende, druk op om gespreksfiltering in of uit te schakelen voor de gemarkeerde leidinggevende.

      3. Druk op Instellen en druk vervolgens op OK om de wijzigingen toe te passen.

    • Als uw beheerder alleen de synchronisatie van functietoetsen (Feature Key Synchronization, FKS) inschakelt voor uw toestelnummer:
      1. Markeer de directeur voor wie u gespreksfiltering wilt activeren of deactiveren.

      2. Druk op om gespreksfiltering in of uit te schakelen voor de gemarkeerde leidinggevende.

      3. Druk op om af te sluiten.


    Gesprek omleiden activeren als directie-assistent

    Open het scherm Omleiden om gesprekken omleiden te activeren wanneer u wilt dat iemand anders de inkomende oproepen van een directeur ontvangt.


    Belangrijk


    Als u NST op uw toestel activeert, worden gesprekken niet omgeleid.


    U kunt gesprekken omleiden activeren voor het toestelnummer van een assistent. Wanneer u gesprekken omleiden activeert voor een toestelnummer, en u voor meerdere directeuren werkt via dat toestelnummer, worden de inkomende oproepen voor alle directeuren omgeleid van dat toestelnummer.

    Andere assistenten in de groep van de directeur blijven de inkomende oproepen van de directeur ontvangen.

    Ook andere assistenttoestelnummers op uw telefoon blijven de inkomende oproepen van directeurs ontvangen.

    Voordat u begint

    U bevindt zich in de groep assistenten van een directeur.

    Procedure


    Stap 1

    Voer een van de volgende handelingen uit:

    • Als uw beheerder de functie Assistent heeft geprogrammeerd op een lijntoets, drukt u op de lijntoets.
    • Als u de functie Assistent niet op een lijntoets hebt:
      1. Druk op Toepassingen .

      2. Selecteer Assistent.

    Stap 2

    Volg de onderstaande procedure volgens de werkelijke menu's die worden weergegeven op de telefoon.

    • Als uw beheerder uw toestel configureert om verbinding te maken met de XSI BroadWorks-server:
      1. Selecteer Omleiden > Omleiden.

      2. Selecteer Aan om gespreksomleiding te activeren.

      3. Markeer Nummer omleiden en voer het bestemmingsnummer in waarnaar u wilt dat de gesprekken worden omgeleid.

      4. Druk op Instellen om de wijzigingen toe te passen.

    • Als uw beheerder alleen de synchronisatie van functietoetsen (Feature Key Synchronization, FKS) inschakelt voor uw toestelnummer:
      1. Op het scherm wordt gewoonlijk een lijst met directeurs gekoppeld aan alle assistenttoestelnummers op de telefoon weergegeven. Selecteer een directeur die is gekoppeld met het toestelnummer waarvoor u gesprekken omleiden wilt activeren.

        Het toestelnummer waaraan de geselecteerde directeur is gekoppeld wordt bovenaan weergegeven.

      2. Druk op Omleiden.

      3. Voer het bestemmingsnummer in waarnaar u wilt dat de gesprekken worden omgeleid.

      4. Druk op Bellen om de actie te voltooien.

      5. Druk op om af te sluiten.


    Als de beheerder de functie Assistent heeft geprogrammeerd op een lijntoets, verandert het pictogram in het lijntoetslabel in om weer te geven dat gesprekken omleiden is ingeschakeld.

    Als u de enige directie-assistent bent met een toestelnummer op de telefoon, verschijnt het bestemmingsnummer voor de omleiding onder de lijntoets Assistent.

    Gesprek omleiden deactiveren als directie-assistent

    Voordat u begint

    U bent in de groep assistenten van een directeur en gesprek omleiden is ingeschakeld.

    Procedure


    Stap 1

    Voer een van de volgende handelingen uit:

    • Als uw beheerder de functie Assistent heeft geprogrammeerd op een lijntoets, drukt u op de lijntoets.
    • Als u de functie Assistent niet op een lijntoets hebt:
      1. Druk op Toepassingen .

      2. Selecteer Assistent.

    Stap 2

    Volg de onderstaande procedure volgens de werkelijke menu's die worden weergegeven op de telefoon.

    • Als uw beheerder uw toestel configureert om verbinding te maken met de XSI BroadWorks-server:
      1. Selecteer Omleiden > Omleiden.

      2. Selecteer Uitom gespreksomleiding te deactiveren.

      3. Druk op Instellen om de wijziging toe te passen.

    • Als uw beheerder alleen de synchronisatie van functietoetsen (Feature Key Synchronization, FKS) inschakelt voor uw toestelnummer:
      1. Druk op Omleiden wissen.

      2. Druk op om af te sluiten.


    Als de beheerder de functie Assistent heeft geprogrammeerd op een lijntoets en gespreksomleiding is niet ingeschakeld voor een toestelnummer van een andere assistent op de telefoon, verandert het pictogram in het lijntoetslabel Assistent terug van naar .

    Problemen oplossen met directie-assistentinstellingen

    Gesprekken mislukken ondanks dat gesprekken omleiden is ingeschakeld

    Zorg ervoor dat NST niet is ingeschakeld voor uw toestel.

    Beheerinstellingen van het apparaat

    U kunt enkele andere voorkeuren vanuit de telefoon instellen in het menu Apparaatbeheer.

    De tijdnotatie wijzigen

    U kunt de notatie wijzigen van de huidige tijd die op het telefoonscherm wordt weergegeven.

    Procedure


    Stap 1

    Druk op Toepassingen .

    Stap 2

    Selecteer Apparaatbeheer > Datum/Tijd > Tijdnotatie.

    Selecteer Apparaatbeheer > Datum/Tijd > Zomertijd om de zomertijd in te stellen. Selecteer Aan om de zomertijd in te schakelen of selecteer Uit om deze uit te schakelen.

    Stap 3

    (optioneel) Selecteer Apparaatbeheer > Datum/Tijd > Tijdzone.

    Stap 4

    Selecteer een tijdnotatie en druk op Instellen om de wijzigingen door te voeren.


    De datumnotatie wijzigen

    U kunt de notatie wijzigen van de datum die op uw telefoonscherm wordt weergegeven.

    Procedure


    Stap 1

    Druk op Toepassingen .

    Stap 2

    Selecteer Apparaatbeheer > Datum/tijd > Datumnotatie.

    Stap 3

    Selecteer een datumnotatie en druk op Instellen om de wijzigingen door te voeren.


    Taal instellen

    Afhankelijk van de configuratie van uw telefoon kunt u de taal wijzigen die door uw telefoon wordt gebruikt.

    Procedure


    Stap 1

    Druk op Toepassingen .

    Stap 2

    Selecteer Apparaatbeheer > Taal.

    Stap 3

    Selecteer een taal uit de lijst met beschikbare talen.

    Stap 4

    Selecteer Opslaan.


    Energiebesparing instellen

    U kunt uw telefoon in energiebesparingsmodus zetten wanneer de telefoon inactief is. Als uw telefoon niet inactief is, kunt u energiebesparing niet inschakelen en ziet u een bericht op het scherm.


    Opmerking


    • In de energiebesparingsmodus kan uw telefoon geen inkomende gesprekken ontvangen.

    • De Cisco IP Phone 6821 voor meerdere platforms ondersteunt geen energiebesparing.


    Wanneer de telefoon zich in de energiebesparingsmodus bevindt, is het scherm uitgeschakeld en is de knop Selecteren verlicht. Druk op de knop Selecteren om de telefoon te activeren.

    Procedure


    Stap 1

    Druk op Toepassingen .

    Stap 2

    Selecteer Apparaatbeheer > Energiebesparing.

    Stap 3

    Selecteer OK.


    Wachtwoord instellen

    Verander uw telefoonwachtwoord regelmatig en houd uw netwerk veilig.

    Voordat u begint

    U moet uw wachtwoord hebben.

    Procedure


    Stap 1

    Druk op Toepassingen .

    Stap 2

    Selecteer Apparaatbeheer > Wachtwoord instellen.

    Stap 3

    Voer uw huidige wachtwoord in het veld Oud wachtwoord in.

    Stap 4

    Voer uw nieuwe wachtwoord in in de velden Nieuw wachtwoord en Nieuw wachtwoord herhalen.

    Stap 5

    Selecteer Opslaan.


    De profielaccount instellen

    U moet de verificatiereferenties invoeren om uw telefoon opnieuw te synchroniseren met het profiel wanneer dit met het scherm Profielaccountinstelling wordt gevraagd.

    Als u het scherm Profielaccountinstelling hebt gemist, kunt u dit ook vanaf het telefoonmenu openen of met de schermtoets Instelling, indien beschikbaar.

    Als aanmelden met de telefoon mislukt, neemt u contact op met de beheerder.

    Voordat u begint

    De beheerder bepaalt het profielverificatietype profiel op uw telefoon en bezorgt u de verificatiereferenties.

    Procedure


    Stap 1

    Druk op Toepassingen .

    Stap 2

    Selecteer Apparaatbeheer > Profielaccountinstelling.

    Uw gebruikersnaam en wachtwoord worden automatisch ingevuld. Deze velden zijn leeg als uw gebruikersnaam en wachtwoord niet eerder zijn toegevoegd.

    Stap 3

    Druk op Aanmelden om uw gebruikersnaam en wachtwoord op te slaan.

    Opmerking

     

    Als het veld Gebruikersnaam of Wachtwoord leeg is, toont de telefoon een grijze schermtoets Aanmelden en kunt u die schermtoets niet indrukken.

    Als het veld Gebruikersnaam of Wachtwoord leeg is, wordt de schermtoets voor Aanmelden niet weergegeven. Nadat u waarden invoert in beide velden, ziet u de schermtoets Aanmelden.

    Stap 4

    (optioneel) Voer een nieuwe gebruikersnaam en wachtwoord in als u zich wilt aanmelden met een andere set referenties.


    Uw telefoon opnieuw opstarten

    U dient mogelijk uw telefoon opnieuw op te starten voordat een software-upgrade of andere wijzigingen van kracht worden. Uw instellingen of andere aanpassingen worden niet gewijzigd.

    Procedure


    Stap 1

    Druk op Toepassingen .

    Stap 2

    Selecteer Apparaatbeheer > Opnieuw opstarten.

    Stap 3

    Selecteer OK om te bevestigen dat u uw telefoon opnieuw wilt opstarten.


    Voorkeuren webpagina van de telefoon

    U kunt sommige instellingen aanpassen vanaf de webpagina van de telefoon.

    Beltoon toewijzen via de webpagina van de telefoon

    Procedure


    Stap 1

    Selecteer op de webpagina van de telefoon User Login > Voice > Ext(n), waarbij (n) een toestelnummer is.

    Stap 2

    Kies in het gedeelte Call Feature Settings een beltoon uit de vervolgkeuzelijst Default Ring.

    Als u geen beltoon wilt opgeven voor de telefoonlijn, kiest u No ring. De telefoon gaat niet over wanneer u een inkomende oproep ontvangt.

    Stap 3

    Klik op Submit All Changes.


    Beltoonvolume instellen

    U kunt het beltoonvolume van een binnenkomend gesprek op de telefoon instellen of via de webpagina voor telefoonbeheer.

    Als de beheerder uw mogelijkheid beperkt om het beltoonvolume in te stellen, kunt u deze taak niet uitvoeren via de toesteltoets voor volume of via de webpagina voor telefoonbeheer.

    Voordat u begint

    De beheerder moet je toestemming geven om het beltoonvolume te in te stellen.

    Procedure


    Voer een van de volgende handelingen uit om het beltoonvolume in te stellen.

    • Druk op de telefoon op het Volume of de knop om het volume te verlagen of te verhogen.

      Opmerking

       

      Wanneer de beheerder uw mogelijkheid beperkt om het beltoonvolume in te stellen, wordt er een bericht weergegeven met de mededeling dat u geen toestemming hebt om het beltoonvolume te wijzigen.

    • Ga op de webpagina voor telefoonbeheer naar de Gebruikersaanmelding > Geavanceerd en selecteer vervolgens Spraak > Gebruiker > Audiovolume. Voer een waarde in voor de parameter Beltoonvolume en klik op Alle wijzigingen indienen.

      De geldige waarde voor de parameter Beltoonvolume ligt tussen 0 en 15.

      Opmerking

       

      Wanneer de beheerder uw mogelijkheid beperkt om het beltoonvolume in te stellen, wordt de paramaters Beltoonvolume niet weergegeven onder de sectie Audiovolume.


    NST inschakelen via de webpagina van de telefoon

    Procedure


    Stap 1

    Selecteer op de webpagina van de telefoon User Login > Voice > User.

    Stap 2

    Stel onder Supplementary ServicesDND Settings in op Yes.

    U kunt NST op alle lijnen instellen als FKS (Feature Key Sync) niet is ingeschakeld door uw beheerder.

    Stap 3

    Klik op Submit All Changes.


    De schermbeveiliging configureren vanaf de webinterface van de telefoon

    U kunt een schermbeveiliging configureren voor de telefoon. Wanneer de telefoon inactief is voor een opgegeven tijd, wordt de schermbeveiligingsmodus geactiveerd.

    Drukken op een willekeurige knop zorgt ervoor dat de telefoon in de normale modus terugkeert.

    Procedure


    Stap 1

    Selecteer op de webpagina van de telefoon Spraak > Gebruiker.

    Stap 2

    Stel in het onderdeel Screen de velden in zoals beschreven in de volgende tabel.

    Parameter

    Beschrijving

    Screen Saver Enable

    Selecteer Yes om schermbeveiliging in te schakelen op de telefoon. Wanneer de telefoon inactief is voor een opgegeven tijd, wordt de schermbeveiligingsmodus geactiveerd.

    Standaard: Nee

    Screen Saver Type

    Typen schermbeveiliging. U kunt kiezen uit:

    • Clock: een digitale klok op een effen achtergrond.

    • Download Picture: een afbeelding worden gepusht vanaf de webpagina van de telefoon.

    • Logo: op het telefoonscherm wordt een logo weergegeven. U kunt een logoafbeelding toevoegen in het veld Logo URL.

    Screen Saver Wait

    De tijd aan inactiviteit voordat de schermbeveiliging wordt weergegeven.

    Voer het aantal seconden inactiviteit in dat moet verstrijken voordat de schermbeveiliging wordt gestart.

    Standaard: 300

    Picture Download URL

    URL waarmee het bestand (.png) wordt opgezocht dat op de achtergrond van het telefoonscherm moet worden weergegeven. Als u een foto als het type schermbeveiliging selecteert, wordt de afbeelding als schermbeveiliging op het telefoonscherm weergegeven.

    Wanneer u een onjuiste URL invoert om een nieuwe achtergrond te downloaden, kan de telefoon niet upgraden naar de nieuwe achtergrond en wordt de bestaande gedownloade achtergrond weergegeven. Als de telefoon niet eerder een achtergrond heeft gedownload, ziet u een grijs scherm.

    Logo URL

    Voer een URL of pad in naar de locatie waar de logoafbeelding is opgeslagen. Als u een logo als het type schermbeveiliging selecteert, wordt de afbeelding als schermbeveiliging op het telefoonscherm weergegeven.

    Stap 3

    Klik op Submit All Changes.


    De timer voor de achtergrondverlichting aanpassen op de webpagina van de telefoon

    Procedure


    Stap 1

    Selecteer op de webpagina van de telefoon Gebruikersaanmelding > Geavanceerd > Spraak > Gebruiker.

    Stap 2

    Selecteer onder Scherm een duur voor de parameter Timer achtergrondverlichting.

    Stap 3

    Voer in het veld LCD-contrast een getal in voor de gewenste helderheid.


    Een logo als telefoonachtergrond toevoegen

    U voegt een logopictogram als achtergrond van uw telefoonscherm toe door het toe te voegen vanaf de telefoonwebpagina.

    Procedure


    Stap 1

    Selecteer op de webpagina van de telefoon User Login > Voice > User.

    Stap 2

    Selecteer in de sectie Screen de optie Logo vanuit het veld Phone Background en voer in het veld Logo URL een URL of pad in naar de locatie waar de logoafbeelding is opgeslagen.

    Stap 3

    Klik op Submit All Changes.

    Als u na toevoeging van het logo aan de telefoonachtergrond Standaard selecteert vanuit de lijst Telefoonachtergrond en de wijzigingen opslaat, verdwijnt het logopictogram van het telefoonscherm.


    Anonieme gespreksblokkering inschakelen vanaf de webpagina voor de telefoon

    Procedure


    Stap 1

    Selecteer op de webpagina van de telefoon User Login > Voice > User.

    Stap 2

    Stel onder Supplementary ServicesBlock ANC Setting in op Yes.

    De instelling is van toepassing op alle lijnen, behalve voor de lijnen waarbij uw beheerder synchronisatie van het weigeren van anonieme gesprekken heeft ingeschakeld tussen de lijnen en de BroadSoft XSI-service.

    Stap 3

    Klik op Submit All Changes.


    Wachtende gesprekken inschakelen via de webpagina voor de telefoon

    Procedure


    Stap 1

    Selecteer op de webpagina van de telefoon User Login > Voice > User.

    Stap 2

    Stel onder Supplementary ServicesCW Setting in op Yes.

    De instelling is van toepassing op alle lijnen, behalve voor de lijnen waarbij uw beheerder synchronisatie van wachtend gesprek heeft ingeschakeld tussen de lijnen en de BroadSoft XSI-service.

    Stap 3

    Klik op Submit All Changes.


    Wachtwoord instellen op de webpagina van de telefoon

    U kunt uw wachtwoord vanaf de webpagina van de telefoon bijwerken.

    Voordat u begint

    U moet uw huidige wachtwoord hebben.

    Procedure


    Stap 1

    Selecteer Spraak > Systeem op de webpagina van de telefoon.

    Stap 2

    Ga onder de sectie Systeemconfiguratie naar de parameter Gebruikerswachtwoord en klik op Wachtwoord wijzigen naast de parameter.

    Stap 3

    Voer uw huidige wachtwoord in het veld Oud wachtwoord in.

    Vul dit veld niet in als u geen wachtwoord hebt.

    Stap 4

    Voer uw nieuwe wachtwoord in het veld Nieuw wachtwoord in.

    Stap 5

    Klik op Verzenden.

    Het bericht Uw wachtwoord is gewijzigd. wordt op de webpagina weergegeven.