Dit document beschrijft de indeling van de logberichten van de Cisco Secure Services Client.
Dit document is niet beperkt tot specifieke software- en hardware-versies.
Raadpleeg voor meer informatie over documentconventies de technische Tips van Cisco.
Elk logbestand heeft het formaat:
<datum en tijd> [proces] <logbericht id> <logberichtklasse> <context-id’s> <grammaticaal logbericht>
waarin:
<date & tijd> is de datum en het tijdstip in deze indeling: mm/dd/jjjj HH:mm:SS.sss
[proces] is de identificatie van het interne proces en is uitsluitend bestemd voor intern gebruik.
<logbericht id> is het unieke nummer voor het logbestand.
<log message class> het class-type van het logbericht; klasse is één van deze waarden:
Ik... informatief. Deze waarde geeft een clientstatus aan die deel uitmaakt van de normale verwerking.
Waarschuwing. Deze waarde duidt op een clientstaat die onveilig of onverwacht is, maar die toch verwerking mogelijk maakt.
E-fout. Deze waarde duidt op een uitzondering die een normale verwerking belet.
<context-ID’s>definieert de context van deze loggebeurtenis en geef nul of meer identificatoren in deze indeling over: <code><unieke string/nummer>. Wanneer:
<code> is een tweelettercode die de klasse van de term aangeeft.
AD—Adapter-identificator. Het MAC-adres van de adapter in hexadecimaal.
AC-toegangsidentificatie. Het MAC Basis Service set identifier (BSSID) voor het toegangsapparaat.
MT—mediatype. Of Ethernet of Wireless Fidelity (Wi-Fi).
Identificatiecode van de verbinding. Een geheel dat de verbinding identificeert.
PR—Profile identifier. De naam van het profiel is beperkt tot 16 tekens.
<unieke string/number> is een string of getal dat gegarandeerd uniek is.
<grammaticaal logbericht> is een zin die de gebeurtenis beschrijft. Het logbericht kan een waarde (<waarde>) bevatten die een plaatsaanduiding heeft voor een variabele die in het bericht moet worden geplaatst.